Aantekeningen
Recht
A - cluster
Merlijn Rozenboom
Lotte Sterrenberg
, Recht aantekeningen periode 2
A-cluster
Merlijn Rozenboom
Lotte Sterrenberg
FMN-A01
Inhoudsopgave
Verbintenissenrecht ....................................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 1 – inleiding in recht ..................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 2 – inleiding verbintenissenrecht ................................................................................................. 4
Hoofdstuk 3 – de overeenkomst.................................................................................................................... 5
Hoofdstuk 4 – Handelingsbekwaamheid ....................................................................................................... 7
Hoofdstuk 5 – wilsgebreken .......................................................................................................................... 8
Hoofdstuk 6 – overige voorwaarden ............................................................................................................. 9
Hoofdstuk 7 – de inhoud van de overeenkomst .......................................................................................... 10
Hoofdstuk 8 – nakoming .............................................................................................................................. 11
Hoofdstuk 9 – wanprestatie ........................................................................................................................ 12
Hoofdstuk 10 – overmacht .......................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 11 – schadevergoeding .............................................................................................................. 14
Hoofdstuk 12 – ontbinding .......................................................................................................................... 16
Ondernemingsrecht ...................................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 16 - algemene inleiding ondernemingsrecht ............................................................................. 17
Hoofdstuk 17 – de eenmanszaak ................................................................................................................. 19
Hoofdstuk 18 – Maatschap (mts)................................................................................................................. 20
Hoofdstuk 19 – VOF en CV ........................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 20 – Vereniging .......................................................................................................................... 25
Hoofdstuk 21 – Cooperatie en onderlinge waarborgmaatschappij ............................................................. 26
Hoofdstuk 22 – Naamloze en besloten vennootschap ................................................................................ 28
Hoofdstuk 23 - Stichting .............................................................................................................................. 32
, Recht aantekeningen periode 2
A-cluster
Merlijn Rozenboom
Lotte Sterrenberg
FMN-A01
Verbintenissenrecht
Hoofdstuk 1 – inleiding in recht
Rechtsregels zijn nodig om de maatschappij te ordenen
Hoe ontstaat het Nederlandse recht: rechtsbronnen: zie paragraaf 1.2 in het boek
Rechtsbron:
1. De wet in de wettenbundel
2. Verdragen (internationale afspraken tussen 2 of meerdere landen)
3. Jurisprudentie à alle uitspraken van rechters (rechtelijke uitspraken)
4. Gewoonte à ongeschreven regels (bijvoorbeeld: handjeklap om een overeenkomst te
sluiten)
Verdrag = self executing à verdrag is meteen van toepassingen in alle deelnemende landen
Internationaal recht gaat altijd voor nationaal recht.
Twee type wetten:
• Wetten in formele zin
• Wetten in materiele zin
1e en 2e kamer maken wetten (staten generaal) samen met de regering à regels op het
hoogste niveau in Nederland.
• Wetten in formele zin (staat altijd het woordje wet in)
Wet in materiele zin = een wet die voor iedereen geldt.
Een wet kan materieel en formeel zijn.
Codificeren = opnemen van regels en wetten.
Juridische vaardigheden:
• Opzoeken van regels
Afdeling = een paragraaf (in het boek)
Verwijzing naar een artikel:
• Artikel 17 van boek 3 = Art. 3: 17 bw
• Art. 3:17 lid 1 sub c bw
, Recht aantekeningen periode 2
A-cluster
Merlijn Rozenboom
Lotte Sterrenberg
FMN-A01
Je hebt verschillende typen recht:
• Privaat recht = Alles wat geen publiekrecht is.
• Publiek recht = het recht waarbij de overheid gebruik maakt van een bijzondere
bevoegdheid die wij als burgers niet hebben. Overheid doet iets wat wij niet kunnen.
Eigenrichting = niet toegestaan. Mensen kiezen zelf hun rechten.
Objectief recht = Al het recht in het algemeen.
Subjectief recht = Recht in een specifiek geval.
Dwingend recht = Het recht waarvan je niet mag afwijken.
• Is vaak heel dwingend omschreven
• Als je hiervan afwijkt dan…
Aanvullend en regelend recht = Het recht waarvan je mag afwijken.
• Noch = niet (niet kan doen).
• Staat vaak ‘kan’.
Nietig = ongeldig (is in strijd met de openbare orde) 3:40 BW
Formeel recht = Procesduren regels
• Hoe zorg ik dat ik dit recht krijg?
• Hoe je de procesduren voert van je recht op je salaris.
Materieel recht = Inhoudelijke regels
• Waar heb ik recht op?
• Recht hebben op loon.
Recht
A - cluster
Merlijn Rozenboom
Lotte Sterrenberg
, Recht aantekeningen periode 2
A-cluster
Merlijn Rozenboom
Lotte Sterrenberg
FMN-A01
Inhoudsopgave
Verbintenissenrecht ....................................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 1 – inleiding in recht ..................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 2 – inleiding verbintenissenrecht ................................................................................................. 4
Hoofdstuk 3 – de overeenkomst.................................................................................................................... 5
Hoofdstuk 4 – Handelingsbekwaamheid ....................................................................................................... 7
Hoofdstuk 5 – wilsgebreken .......................................................................................................................... 8
Hoofdstuk 6 – overige voorwaarden ............................................................................................................. 9
Hoofdstuk 7 – de inhoud van de overeenkomst .......................................................................................... 10
Hoofdstuk 8 – nakoming .............................................................................................................................. 11
Hoofdstuk 9 – wanprestatie ........................................................................................................................ 12
Hoofdstuk 10 – overmacht .......................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 11 – schadevergoeding .............................................................................................................. 14
Hoofdstuk 12 – ontbinding .......................................................................................................................... 16
Ondernemingsrecht ...................................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 16 - algemene inleiding ondernemingsrecht ............................................................................. 17
Hoofdstuk 17 – de eenmanszaak ................................................................................................................. 19
Hoofdstuk 18 – Maatschap (mts)................................................................................................................. 20
Hoofdstuk 19 – VOF en CV ........................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 20 – Vereniging .......................................................................................................................... 25
Hoofdstuk 21 – Cooperatie en onderlinge waarborgmaatschappij ............................................................. 26
Hoofdstuk 22 – Naamloze en besloten vennootschap ................................................................................ 28
Hoofdstuk 23 - Stichting .............................................................................................................................. 32
, Recht aantekeningen periode 2
A-cluster
Merlijn Rozenboom
Lotte Sterrenberg
FMN-A01
Verbintenissenrecht
Hoofdstuk 1 – inleiding in recht
Rechtsregels zijn nodig om de maatschappij te ordenen
Hoe ontstaat het Nederlandse recht: rechtsbronnen: zie paragraaf 1.2 in het boek
Rechtsbron:
1. De wet in de wettenbundel
2. Verdragen (internationale afspraken tussen 2 of meerdere landen)
3. Jurisprudentie à alle uitspraken van rechters (rechtelijke uitspraken)
4. Gewoonte à ongeschreven regels (bijvoorbeeld: handjeklap om een overeenkomst te
sluiten)
Verdrag = self executing à verdrag is meteen van toepassingen in alle deelnemende landen
Internationaal recht gaat altijd voor nationaal recht.
Twee type wetten:
• Wetten in formele zin
• Wetten in materiele zin
1e en 2e kamer maken wetten (staten generaal) samen met de regering à regels op het
hoogste niveau in Nederland.
• Wetten in formele zin (staat altijd het woordje wet in)
Wet in materiele zin = een wet die voor iedereen geldt.
Een wet kan materieel en formeel zijn.
Codificeren = opnemen van regels en wetten.
Juridische vaardigheden:
• Opzoeken van regels
Afdeling = een paragraaf (in het boek)
Verwijzing naar een artikel:
• Artikel 17 van boek 3 = Art. 3: 17 bw
• Art. 3:17 lid 1 sub c bw
, Recht aantekeningen periode 2
A-cluster
Merlijn Rozenboom
Lotte Sterrenberg
FMN-A01
Je hebt verschillende typen recht:
• Privaat recht = Alles wat geen publiekrecht is.
• Publiek recht = het recht waarbij de overheid gebruik maakt van een bijzondere
bevoegdheid die wij als burgers niet hebben. Overheid doet iets wat wij niet kunnen.
Eigenrichting = niet toegestaan. Mensen kiezen zelf hun rechten.
Objectief recht = Al het recht in het algemeen.
Subjectief recht = Recht in een specifiek geval.
Dwingend recht = Het recht waarvan je niet mag afwijken.
• Is vaak heel dwingend omschreven
• Als je hiervan afwijkt dan…
Aanvullend en regelend recht = Het recht waarvan je mag afwijken.
• Noch = niet (niet kan doen).
• Staat vaak ‘kan’.
Nietig = ongeldig (is in strijd met de openbare orde) 3:40 BW
Formeel recht = Procesduren regels
• Hoe zorg ik dat ik dit recht krijg?
• Hoe je de procesduren voert van je recht op je salaris.
Materieel recht = Inhoudelijke regels
• Waar heb ik recht op?
• Recht hebben op loon.