2021-2022
MACRO-ECONOMIE
[KIM JONCKHEERE]
VANDEKERKHOVE BRITT
ARTEVELDEHOGESCHOOL
1BEM06
, 0 Herhaling begrippen
Micro economie
• Studie van het gedrag van individuele
huishoudingen (gezinnen of bedrijven)
Macro economie
• Studie van de economie in zijn geheel (alle
bedrijven, gezinnen en overheidshuishoudingen)
• Economische grootheden van een land opgeteld
Voorbeelden:
• Bbp
• Werkgelegenheid
• Consumptie
• Investeringen
• Handel met buitenland
• Inflatie
• Nationaal inkomen
1
BV
, 4. Macro-economische grootheden
1 De economische kringloop
Macro economische grootheden: komen tot stand door samenwerking tussen gezinnen,
bedrijven, overheid en buitenland
• Bruto binnenlands product (BBP): de totale geldwaarde van alle in een land
geproduceerde goederen en diensten gedurende een bepaalde periode (meestal een
jaar)
Kringloopschema: onderzoekt onderlinge verbondenheid tussen huishoudingen (gezinnen,
bedrijven, overheid en buiteland)
• Kringloop 0: gezinnen en bedrijven
o Gesloten economie, zonder sparen en investeren, zonder overheid
▪ Niet realistisch
o Eenvoudige situatie
Gesloten
• Kringloop 1: Gezinnen + bedrijven + sparen + investeren economie
o Onderscheid bruto en nettoproduct
• Kringloop 2: Gezinnen + bedrijven + sparen + investeren + overheid
o Bruto en nettoproduct tegen marktprijzen en factorprijzen
• Kringloop 3: Gezinnen + bedrijven + sparen + investeren + overheid + buitenland
o Bruto en nettoproduct tegen marktprijzen en factorprijzen nationaal en
buitenlands (begrippen – niet in oefeningen)
o Open economie
2
BV
, Kringlopen: ter illustratie, kringloopstromen moeten we niet meer kennen
• 1. Gezinnen verstrekken productieve diensten aan de bedrijven via de arbeidsmarkt
• 2. Bedrijven bieden consumptiegoederen & diensten aan via de markt voor de
consumptiegoederen aan de gezinnen
• 3. In ruil voor productieve prestaties ontvangen de gezinnen van de bedrijven een
inkomen (loon en/of kapitaal)4. Gezinnen besteden hun volledige inkomen aan de
aankoop van consumptiegoederen
• 2 stromen
o 1+2: goederenstroom
o 3+4: geldstroom
2 De berekening van de economische activiteit
2.1 De berekening
Berekening: op 3 manieren
→ BBP berekenen bij kringloop 0
• Product (nr. 2 in schema)
o De totale waarde van de goederen en diensten die gedurende één jaar zijn
geproduceerd
o Cg1
• Besteding (nr. 4 in schema)
o De totale uitgaven die gedurende één jaar naar de producenten vloeien
o B
• Inkomen (nr. 3 in schema)
o Bedrag gedurende één jaar verdiend voor productieve prestaties
o Y
Product = Besteding = Inkomen
Cg = B = Y
Kringloopgedachte
• P=B=Y
• Waarde productie= som bestedingen = som vergoeding productiefactoren
o Geldt ex post (na verloop van tijd)
o Geldt enkel bij kringloopschema 0
▪ Kringloopschema 0 is niet volledig want naast de productie van
consumptiegoederen hebben de bedrijven voor de productie ook
nood aan investeringsgoederen
▪ Gezinnen en bedrijven besteden ook niet hun volledige inkomen, ze
zullen ook sparen
1
Consumptiegoederen
3
BV
MACRO-ECONOMIE
[KIM JONCKHEERE]
VANDEKERKHOVE BRITT
ARTEVELDEHOGESCHOOL
1BEM06
, 0 Herhaling begrippen
Micro economie
• Studie van het gedrag van individuele
huishoudingen (gezinnen of bedrijven)
Macro economie
• Studie van de economie in zijn geheel (alle
bedrijven, gezinnen en overheidshuishoudingen)
• Economische grootheden van een land opgeteld
Voorbeelden:
• Bbp
• Werkgelegenheid
• Consumptie
• Investeringen
• Handel met buitenland
• Inflatie
• Nationaal inkomen
1
BV
, 4. Macro-economische grootheden
1 De economische kringloop
Macro economische grootheden: komen tot stand door samenwerking tussen gezinnen,
bedrijven, overheid en buitenland
• Bruto binnenlands product (BBP): de totale geldwaarde van alle in een land
geproduceerde goederen en diensten gedurende een bepaalde periode (meestal een
jaar)
Kringloopschema: onderzoekt onderlinge verbondenheid tussen huishoudingen (gezinnen,
bedrijven, overheid en buiteland)
• Kringloop 0: gezinnen en bedrijven
o Gesloten economie, zonder sparen en investeren, zonder overheid
▪ Niet realistisch
o Eenvoudige situatie
Gesloten
• Kringloop 1: Gezinnen + bedrijven + sparen + investeren economie
o Onderscheid bruto en nettoproduct
• Kringloop 2: Gezinnen + bedrijven + sparen + investeren + overheid
o Bruto en nettoproduct tegen marktprijzen en factorprijzen
• Kringloop 3: Gezinnen + bedrijven + sparen + investeren + overheid + buitenland
o Bruto en nettoproduct tegen marktprijzen en factorprijzen nationaal en
buitenlands (begrippen – niet in oefeningen)
o Open economie
2
BV
, Kringlopen: ter illustratie, kringloopstromen moeten we niet meer kennen
• 1. Gezinnen verstrekken productieve diensten aan de bedrijven via de arbeidsmarkt
• 2. Bedrijven bieden consumptiegoederen & diensten aan via de markt voor de
consumptiegoederen aan de gezinnen
• 3. In ruil voor productieve prestaties ontvangen de gezinnen van de bedrijven een
inkomen (loon en/of kapitaal)4. Gezinnen besteden hun volledige inkomen aan de
aankoop van consumptiegoederen
• 2 stromen
o 1+2: goederenstroom
o 3+4: geldstroom
2 De berekening van de economische activiteit
2.1 De berekening
Berekening: op 3 manieren
→ BBP berekenen bij kringloop 0
• Product (nr. 2 in schema)
o De totale waarde van de goederen en diensten die gedurende één jaar zijn
geproduceerd
o Cg1
• Besteding (nr. 4 in schema)
o De totale uitgaven die gedurende één jaar naar de producenten vloeien
o B
• Inkomen (nr. 3 in schema)
o Bedrag gedurende één jaar verdiend voor productieve prestaties
o Y
Product = Besteding = Inkomen
Cg = B = Y
Kringloopgedachte
• P=B=Y
• Waarde productie= som bestedingen = som vergoeding productiefactoren
o Geldt ex post (na verloop van tijd)
o Geldt enkel bij kringloopschema 0
▪ Kringloopschema 0 is niet volledig want naast de productie van
consumptiegoederen hebben de bedrijven voor de productie ook
nood aan investeringsgoederen
▪ Gezinnen en bedrijven besteden ook niet hun volledige inkomen, ze
zullen ook sparen
1
Consumptiegoederen
3
BV