1. EVOLUTIONAIRE PSYCHOLOGIE ............................................................................................ 3
1.1 Altruïsme en natuurlijke selectie ....................................................................................................... 3
1.2 Seksuele selectie en sekseverschillen in gedrag ................................................................................. 5
2. HET SOCIALE BREIN: ANDEREN BEGRIJPEN .......................................................................... 7
2.1 Lichaam lezen: spiegelnetwerk .......................................................................................................... 7
2.2 Gedachten lezen: mentaliserend systeem ......................................................................................... 8
2.3 Klinische toepassingen uitleggen ..................................................................................................... 14
2.4 Het sociale cerebellum .................................................................................................................... 15
3. INTERACTIE: SAMENWERKING EN CONCURRENTIE ........................................................... 16
3.1 Hoe werkt een collectief? ................................................................................................................ 16
3.2 Voorbij direct eigenbelang: transformatie van situaties................................................................... 19
4. AGRESSIE ............................................................................................................................. 22
4.1 Theorieën over agressie .................................................................................................................. 22
4.2 Persoonlijke en situationele variabelen ........................................................................................... 25
4.3 Agressie als een sociaal probleem ................................................................................................... 26
4.4 Preventie en interventie .................................................................................................................. 28
4.5 Psychopaten.................................................................................................................................... 29
5. PROSOCIAAL GEDRAG ......................................................................................................... 31
5.1 Helpen en altruïsme ........................................................................................................................ 31
5.2 Waarom we niet helpen .................................................................................................................. 32
5.3 Waarom we wel helpen .................................................................................................................. 33
5.4 Recente onderwerpen ..................................................................................................................... 35
5.5 Evolutie en neurowetenschappen ................................................................................................... 37
6. AANTREKKING EN HECHTE RELATIES .................................................................................. 38
6.1 Belang van relaties .......................................................................................................................... 38
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Frank Van Overwalle 1
,6.2 Interpersoonlijke aantrekking ......................................................................................................... 40
6.3 Romantische relaties ....................................................................................................................... 44
6.4 Algemene relatieprocessen ............................................................................................................. 45
7. EMOTIES .............................................................................................................................. 49
7.1 Theorieën van emotie ..................................................................................................................... 49
7.2 Waarom hebben we emoties? ......................................................................................................... 50
7.3 Hoe worden emoties opgewekt en gedifferentieerd? ...................................................................... 52
7.4 Specifieke responspatronen ............................................................................................................ 53
7.5 Interactie van de emotiecomponenten............................................................................................ 55
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Frank Van Overwalle 2
, 1. Evolutionaire psychologie
Hoe is de mens zo sociaal geworden?
- Samenwerken zorgt voor vele voordelen
- Voorwaarde: je hebt een brein nodig om goed te kunnen samenwerken
- Om een grote impact te hebben op de populatie, moet samenwerken een voordeel
geven aan de leden van de groep en hun nakomelingen
o Alleen dan zal dat gedrag verworven worden in de genen
o Als het gedrag enkel een voordeel is voor jezelf, zal dit niet verworven worden
in de genen
§ Het gaat gewoon stoppen als jouw leven eindigt
- Mensen met sociale genen hebben een grotere kans op overleving dus ook een
grotere kans om die sociale genen door te geven aan hun nakomelingen
- Helpen is dus een deel van ons DNA
1.1 Altruïsme en natuurlijke selectie
Natuurlijke selectie en gedrag:
- Evolutionaire psychologie onderzoekt de evolutionaire oorsprong van gedrag en de
gevolgen voor huidige psychologische mechanismen
- Darwin in 1859: oorsprong van soorten
o Selectie in de natuur vindt plaats omdat sommige soorten beter overleven en
zich beter voortplanten in een bepaalde omgeving
o Betere conditie: overdracht van genen naar de volgende generatie
o Betere aanpassing aan de omgeving
o Aanpassing aan fysieke structuur
o Aanpassing in gedrag (bv.: emoties)
- Natuurlijke selectie zorgt voor een speciale band tussen ouders en kind
o Ouders zullen altijd hun kinderen eerst helpen
o Kinderen zullen in nood altijd zoeken naar hun ouders voor hulp
Altruïstisch gedrag:
- Dit betekent anderen helpen, hoewel dit schadelijk kan zijn voor de eigen fitheid
- Verklaring:
o Darwin: fitheid van het individu
o Na 1960: fitheid van groep en overdracht van genen naar volgende generatie
Inclusieve fitheid en verwantschap:
- Zorgen voor betere conditie (van de volgende generatie) door familieleden te helpen
o Ouders - kind: genetische overlap van 50%
o Kinderen: genetische overlap van 50% (als ouders van dezelfde herkomst zijn)
o Neven en nichten: genetische overlap van 12,5% (als grootouders van
dezelfde oorsprong zijn)
- We geven het meest om de mensen waarmee we de grootste genetische overlap
hebben
o Door hen te helpen, geef je jezelf een grotere overlevingskans
- Hechting van kinderen aan ouders om overlevingskansen te vergroten
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Frank Van Overwalle 3
, - Burnstein: meer familieleden in moeilijkheden helpen
- Daly en Wilson:
o Kinderen geven minder zorg aan stiefouders dan natuurlijke ouders
o Meer kindermishandeling door stiefvaders
§ 100 keer meer dan natuurlijke vaders
- Het opbouwen van een sterke ouder-kind gehechtheid beschermt het kind in nood
- Voor mensen is dit des te belangrijker omdat kinderen allemaal te vroeg geboren
worden, vanwege de grote hersenen die de heupen van de moeder moeten passeren
o Moest het geboortekanaal groot genoeg zijn, dan is de ideale leeftijd om
geboren te worden rond 1 jaar
o Zodat de baby een paar dagen na de geboorte direct kan wandelen
Wederzijds altruïsme:
- “Ik help je als je mij helpt”
- Dit is alleen mogelijk als:
o De persoon die wordt geholpen later herkend kan worden
o Bedriegers gestraft kunnen worden
- Alleen bij intelligente soorten
- Alleen met kennissen en kleine groepen/stammen
o Dit garandeert wederkerigheid
- Samenleving beschermt sociale regels
o Politie en rechtssysteem bewaakt dit en beslist hierover
Groepsselectie:
- Haidt:
o Selectie van sociale kenmerken vindt plaats op het niveau van de groep ipv op
het niveau van het individu
o Selectie van maximale eieren per vee ipv per kip
§ Meer prestatie door een beter sociaal klimaat en minder conflicten
o De meest coöperatieve menselijke stam zou efficiënter kunnen werken, meer
kunnen profiteren van voedsel en veiligheid en beter kunnen overleven dan
andere groepen
- De tanden van een mens zijn veel minder sterk dan die van apen
o Dit komt omdat de mens tammer is geworden
o Hoe tammer we zijn, hoe makkelijker we omgaan met verschillende mensen
o Als er dan toch ooit eens een conflict is, dan zullen mensen elkaar minder pijn
kunnen doen
- Selectie van vossen die sociaal gedrag vertonen voor mensen
o Aanvullende veranderingen die kenmerkend zijn voor domesticatie: witte
ster, ontspannen oren, dikke of gekrulde staart
- Hoe groter de groepen waarin mensen en onze voorouders leefden, hoe groter de
hersenen werden
- De mens evolueerde tot het meest sociale dier
o Mensen werden 1 van de intelligentste dieren
o Ons helpende gedrag en het sociale begrip dat nodig is om samen te werken,
hebben ons erg intelligent gemaakt
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Frank Van Overwalle 4