ECONOMIE
HOOFDSTUK 5: CONJUCTUUR, GROEI EN ONTWIKKELING
Conjuctuur
Een conjuctuurbeweging = De opeenvolging van een periode van snellere en tragere
economische groei (soms daling).
Groeibeweging = De trend. Hierom schommelt de conjuctuur.
Hoogconjuctuur = Periode waarin de groeivoeten voortdurend hoger liggen dan de trend
Laagconjuctuur = Periode waarin de groeivoeten voortdurend lager liggen dan de trend
Expansiefase = Hiermee begint de hoogconjuctuur (ab) de groeivoet neemt
toe
Boom = de hoogtepunt (b)
Recessie = de groeivoeten dalen maar zijn nog steeds groter dan de trend (c)
Depressie = de groeivoeten dalen zodanig dat ze lager worden dan de trend (cd)
Slump = het dieptepunt (d)
Economisch herstel = de groeivoet begint weer te stijgen
Technische recessie = als de groei van de bbp gedurende twee opeenvolgende kwartalen
krimpt
Double-tip-recessie = een periode waarin de economie na een recessie een korte
heropleving heeft en vervolgens de recessie wegzakt
Indicatoren van de economische activiteit:
, De reële bbp is de logische indicator.
Defleren = Omzetten van nominale grootheden in reële grootheden
Andere conjuctieindicatoren:
Leading indicatoren = veranderen voordat de economie zelf verandert, en geven
dus een voorspelling
Lagging indicatoren = geven een inzicht in de historische gegevens van de
economie, zij beschrijven trends uit het verleden. Lagging indicators doen dus het
tegenovergestelde van leading indicators. Bv. omzet en winst van een bedrijf.
Coïncidente indicatoren = vorm van indicatoren die vertellen wat op dit moment de
stand van zaken in de economie is
Ook:
Synthesische indicatoren
Kwalitatieve of vertrouwensindicatoren
Kwantitatieve indicatoren
= bruto binnenlands product tegen marktprijzen
= conjuctuurbarometer van de Nationale Bank van België
HOOFDSTUK 5: CONJUCTUUR, GROEI EN ONTWIKKELING
Conjuctuur
Een conjuctuurbeweging = De opeenvolging van een periode van snellere en tragere
economische groei (soms daling).
Groeibeweging = De trend. Hierom schommelt de conjuctuur.
Hoogconjuctuur = Periode waarin de groeivoeten voortdurend hoger liggen dan de trend
Laagconjuctuur = Periode waarin de groeivoeten voortdurend lager liggen dan de trend
Expansiefase = Hiermee begint de hoogconjuctuur (ab) de groeivoet neemt
toe
Boom = de hoogtepunt (b)
Recessie = de groeivoeten dalen maar zijn nog steeds groter dan de trend (c)
Depressie = de groeivoeten dalen zodanig dat ze lager worden dan de trend (cd)
Slump = het dieptepunt (d)
Economisch herstel = de groeivoet begint weer te stijgen
Technische recessie = als de groei van de bbp gedurende twee opeenvolgende kwartalen
krimpt
Double-tip-recessie = een periode waarin de economie na een recessie een korte
heropleving heeft en vervolgens de recessie wegzakt
Indicatoren van de economische activiteit:
, De reële bbp is de logische indicator.
Defleren = Omzetten van nominale grootheden in reële grootheden
Andere conjuctieindicatoren:
Leading indicatoren = veranderen voordat de economie zelf verandert, en geven
dus een voorspelling
Lagging indicatoren = geven een inzicht in de historische gegevens van de
economie, zij beschrijven trends uit het verleden. Lagging indicators doen dus het
tegenovergestelde van leading indicators. Bv. omzet en winst van een bedrijf.
Coïncidente indicatoren = vorm van indicatoren die vertellen wat op dit moment de
stand van zaken in de economie is
Ook:
Synthesische indicatoren
Kwalitatieve of vertrouwensindicatoren
Kwantitatieve indicatoren
= bruto binnenlands product tegen marktprijzen
= conjuctuurbarometer van de Nationale Bank van België