3.1 Krachten en hun eigenschappen
Opgave 1
a
Kracht Uitgeoefend door
Motorkracht Motor
Zwaartekracht Aarde
Normaalkracht Weg/ondergrond
Luchtweerstandskracht Lucht
Rolweerstandskracht Weg/ondergrond
b
Figuur 3.1
c
Figuur 3.2
Opgave 2
a Spankracht
b Zie figuur 3.3.
De kracht trekt horizontaal naar achteren. De kracht is 1,2 kN = 1200 N groot.
Met een krachtenschaal van 1 cm ̂ 500 N geldt 1200 N ̂ 2,4 cm.
Figuur 3.3
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 1 van 31
, Havo 4 Hoofdstuk 3 Uitwerkingen
Opgave 3
a De massa bereken je met behulp van de formule voor de zwaartekracht.
De zwaartekracht bepaal je met de lengte van de pijl en de krachtenschaal.
De pijl is 2,4 cm lang. De krachtenschaal is 1 cm 500 N
Fzw = 2,4 x 500 = 1,2∙103 N
Fzw = m ∙ g
1,2∙103 = m x 9,81
m = 1,22∙103 kg
Afgerond: m = 1,2∙102 kg.
b Zie figuur 3.4a.
De pijl van de normaalkracht is even groot as de pijl van de zwaartekracht.
Figuur 3.4
c Zie figuur 3.4b.
De zwaartekracht verandert niet, dus deze pijl blijft 2,4 cm.
Op een helling is de normaalkracht kleiner dan op een horizontaal vlak als je hetzelfde
voorwerp erop neer legt. De pijl van Fn teken je dus kleiner dan 2,4 cm.
d Zie figuur 3.4b.
Een blok op een helling kan stil liggen of glijden. In beide gevallen zal er een
schuifweerstandskracht Fw,schuif zijn. Deze kracht grijpt in het midden van het contactoppervlak
aan en is langs de helling omhoog gericht.
Opgave 4
a Tijdens een meting is de werklijn van de veerkracht in een krachtmeter gelijk aan de werklijn
van de kracht die je meet. De schuifwrijvingskracht zelf werkt in horizontale richting. Dus moet
Mylo de krachtmeter ook horizontaal houden.
b Uit figuur 3.15 van het basisboek lees je af dat Fw,schuif niet groter wordt dan 2,2 N.
c Zie figuur 3.5.
De maximale schuifwrijvingskracht is 40% van 2,2 N = 0,88 N. In de grafiek is de
schuifwrijvingskracht gelijk aan de trekkracht, totdat de maximale waarde van 0,88 N bereikt
wordt. Bij een grotere trekkracht blijft Fw,schuif gelijk.
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 2 van 31