heelal
Paragraaf 10.1:
Geocentrisch wereldbeeld = denken dat aarde vroeger middelpunt van heelal was en dat
alle hemellichamen, dus ook sterren en zon in cirkelbaan om de aarde heen draaiden.
Heliocentrisch wereldbeeld = denken dat planeten en ook de aarde draaien in cirkelvormige
banen rond de zon.
Doordat de aarde rond haar eigen as draait zie je de zon overdag langs een cirkelbaan aan
de hemel bewegen dit is wel afhankelijk van:
- Seizoen.
- Plaats waar je je bevindt.
- De daglengte.
Aarde maakt deel uit van zonnestelsel:
➔ Bestaat uit de zon waarde 8 planten om heen draaien: Mercurius, Venus, Aarde,
Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus.
Elke planeet draait bovendien nog om zijn eigen as. Sommige planeten hebben een of meer
manen. Maan = hemellichaam dat om een planeet cirkelt. Binas tabel 31.
Planetoïde = kleine planeet (diameter tussen 500 m en 300 km)
Kometen = klompen die uit ijs, steen, metaal en stof bestaan en die in een elliptische baan
rond de zon draaien.
➔ Komeet dicht bij zon (wordt warmer).
➢ Deel van materie sublimeert
● Ontstaat kern met soort omhulsel ⇒ coma en een of meer
staarten.
Meteoroïden = stukjes steen of ijs die in de ruimte zweven en ook een baan rond de zon
maken.
➔ In dampkring van aarde ⇒ meteoor
Meteoor verbrandt door de wrijving met de lucht en veroorzaakt daardoor een lichtspoor.
Als een meteoor niet helemaal verbrand dan komt een deel op de aarde ⇒
meteoriet.
Maan:
➔ Zendt zelf geen licht uit (te koud). Maan kan je zien
doordat ze zonlicht in richting van de aarde reflecteert.
➔ Maan draait in 27,3 dagen 1x rond de aarde.
➔ Schijngestalten/fasen van de maan = andere vorm van de
maan aan de hemel.
1. Verlichte deel is vanaf aarde niet te zien ⇒ nieuwe
maan.
, 3. Rechterhelft van verlichte deel is te zien ⇒ eerste kwartier.
5. Hele verlichte maan is te zien ⇒ volle maan.
7. Linkerhelft van verlichte deel is te zien ⇒ laatste kwartier.
Paragraaf 10.2:
Eenparige cirkelbeweging = de constante snelheid van een voorwerp
dat in een cirkelbaan beweegt.
➔ Bij gelijke tijdsuren worden steeds even grote afstanden
afgelegd.
➢ Bij eenparige cirkelbeweging zijn dat gelijke stukken s van de cirkelomtrek:
Eenparige beweging:
s
v=
t
s = Omtrekbaan: O=2 ⋅ π ⋅ r
Omlooptijd T = tijd die nodig is voor 1 omwenteling.
Baansnelheid v:
2⋅ π ⋅r
v=
T
- v = snelheid (m/s)
- r = straal van cirkel (m)
- T = tijd van 1 volledige cirkelomtrek (s)
Bij eenparige beweging blijft snelheid steeds constant en dat geldt ook
voor eenparige cirkelbeweging. Maar toch is bij eenparige
cirkelbeweging sprake van snelheidsverandering.
➔ Snelheid steeds gericht langs de raaklijn aan de cirkel en omdat
de richting van de raaklijn voortdurend verandert, geldt dat ook
voor de snelheid.
➔ Snelheid vA als het voorwerp bij A is. Als het bij B komt is de
snelheid nog steeds even groot, maar die heeft nu andere
richting (vB).
➔ Voor elke verandering van snelheid is volgens de
tweede wet van newton kracht nodig. ⇒
Middelpuntzoekende kracht (Fmpz)
Middelpuntzoekende Kracht is altijd een (resulterende) kracht die door andere krachten
moet worden geleverd.
m ⋅v ❑2
F ❑mpz =
r
- Fmpz = middelpuntzoekende kracht (N)
- m = massa die de cirkelbeweging uitvoert (kg)
- v = baansnelheid (m/s)
- r = straal cirkel (m)