Vraag 1
Aan Augustinus BV wordt met dagtekening 31 januari 2019 een voorlopige aanslag
vennootschapsbelasting opgelegd voor boekjaar 2019 met een te betalen bedrag van € 30.000. Na
afloop van dit boekjaar doet de BV op 1 maart 2020 aangifte, waarna overeenkomstig deze
aangifte met dagtekening 1 november 2020 een aanslag vennootschapsbelasting wordt opgelegd.
Het bedrag is € 20.000, zodat na verrekening van de voorlopige aanslag een negatief bedrag aan te
betalen belasting van € 10.000 resteert, welk bedrag aan de BV wordt uitbetaald op 1 mei 2021.
Vraag
Dient ten aanzien van de aanslag en de uitbetaling van het bedrag belastingrente en/of
invorderingsrente te worden vergoed? Zo ja, welk(e) bedrag(en)? Zo niet, waarom niet? Ga er in
uw eventuele berekening van uit dat het ingevolge artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het
Burgerlijk Wetboek bepaalde percentage van de wettelijke rente 2% bedraagt.
(NB Een kalender vindt u hier: https://www.kalender-365.nl/)
Vraag 2
Naast zijn werk als administratief medewerker klust Jozef bij door verkoop van door hemzelf
gekweekte hennepplanten. Hij maakt hiermee in 2020 een winst van € 100.000, welk bedrag Jozef
verzuimt aan te geven in zijn aangifte inkomstenbelasting van dat jaar. Omdat de inspecteur niets
weet van de bijverdiensten van Jozef, wordt met dagtekening 1 mei 2021 de aanslag
inkomstenbelasting voor het jaar 2020 overeenkomstig de aangifte vastgesteld. Desondanks is
Jozef het niet eens met de hoogte van de aanslag. Hij is namelijk vergeten een bedrag aan
studiekosten af te trekken en wenst dat hiermee alsnog rekening wordt gehouden. Jozef heeft een
paar jaar rechten gestudeerd en kan zich herinneren dat het in fiscale procedures niet nodig is om
een advocaat of belastingadviseur in de arm te nemen als je een zaak wilt voorleggen aan een
rechter. Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 26 van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen besluit hij beroep in te stellen en daartoe schrijft hij een
brief aan de rechtbank waarin hij uiteenzet waarom hij vindt dat de aan hem opgelegde aanslag tot
een te hoog bedrag is vastgesteld.
Vraag
a. Is hier sprake van een ontvankelijk beroep? Zo ja, zal de rechtbank Jozef uitnodigen voor een
zitting? Zo niet, wat zal de rechtbank beslissen te doen?
Uiteindelijk wordt de aanslag, rekening houdend met de aftrekbare studiekosten, naar beneden toe
bijgesteld. Naar aanleiding van informatie uit een strafrechtelijk onderzoek wordt het de
inspecteur echter duidelijk dat Jozef in 2020 (en misschien ook wel in de daaraan voorafgaande
jaren) verzuimd heeft de door hem gemaakte winst op de verkoop van hennepplanten aan te
geven. Alvorens tot navordering over te gaan wil de inspecteur nog nadere gegevens en
inlichtingen krijgen in deze zaak. Daartoe benadert hij mr. Van Würzburg, die Jozef als advocaat
bijstaat in zijn strafzaak. Van Würzburg weigert de inspecteur om gegevens inlichtingen te
verstrekken en beroept zich op zijn geheimhoudingsplicht. De inspecteur wijst de advocaat echter
op artikel 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen waarin volgens hem uitdrukkelijk is
geregeld dat de advocaat zich tegenover hem niet kan beroepen op zijn geheimhoudingsplicht.
Vraag
b. Heeft de inspecteur het gelijk aan zijn zijde? Met andere woorden: is de advocaat gehouden
de gegevens en inlichtingen te verstrekken?
Uiteindelijk denkt de inspecteur de zaak rond te hebben en wil hij de achteraf bezien foute aanslag
corrigeren. Volgens hem is de aanslag tot een te laag bedrag vastgesteld en is de te weinig
geheven belasting 40% van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting. Met
dagtekening 1 juni 2023 legt de inspecteur aan Jozef een navorderingsaanslag op.
Aan Augustinus BV wordt met dagtekening 31 januari 2019 een voorlopige aanslag
vennootschapsbelasting opgelegd voor boekjaar 2019 met een te betalen bedrag van € 30.000. Na
afloop van dit boekjaar doet de BV op 1 maart 2020 aangifte, waarna overeenkomstig deze
aangifte met dagtekening 1 november 2020 een aanslag vennootschapsbelasting wordt opgelegd.
Het bedrag is € 20.000, zodat na verrekening van de voorlopige aanslag een negatief bedrag aan te
betalen belasting van € 10.000 resteert, welk bedrag aan de BV wordt uitbetaald op 1 mei 2021.
Vraag
Dient ten aanzien van de aanslag en de uitbetaling van het bedrag belastingrente en/of
invorderingsrente te worden vergoed? Zo ja, welk(e) bedrag(en)? Zo niet, waarom niet? Ga er in
uw eventuele berekening van uit dat het ingevolge artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het
Burgerlijk Wetboek bepaalde percentage van de wettelijke rente 2% bedraagt.
(NB Een kalender vindt u hier: https://www.kalender-365.nl/)
Vraag 2
Naast zijn werk als administratief medewerker klust Jozef bij door verkoop van door hemzelf
gekweekte hennepplanten. Hij maakt hiermee in 2020 een winst van € 100.000, welk bedrag Jozef
verzuimt aan te geven in zijn aangifte inkomstenbelasting van dat jaar. Omdat de inspecteur niets
weet van de bijverdiensten van Jozef, wordt met dagtekening 1 mei 2021 de aanslag
inkomstenbelasting voor het jaar 2020 overeenkomstig de aangifte vastgesteld. Desondanks is
Jozef het niet eens met de hoogte van de aanslag. Hij is namelijk vergeten een bedrag aan
studiekosten af te trekken en wenst dat hiermee alsnog rekening wordt gehouden. Jozef heeft een
paar jaar rechten gestudeerd en kan zich herinneren dat het in fiscale procedures niet nodig is om
een advocaat of belastingadviseur in de arm te nemen als je een zaak wilt voorleggen aan een
rechter. Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 26 van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen besluit hij beroep in te stellen en daartoe schrijft hij een
brief aan de rechtbank waarin hij uiteenzet waarom hij vindt dat de aan hem opgelegde aanslag tot
een te hoog bedrag is vastgesteld.
Vraag
a. Is hier sprake van een ontvankelijk beroep? Zo ja, zal de rechtbank Jozef uitnodigen voor een
zitting? Zo niet, wat zal de rechtbank beslissen te doen?
Uiteindelijk wordt de aanslag, rekening houdend met de aftrekbare studiekosten, naar beneden toe
bijgesteld. Naar aanleiding van informatie uit een strafrechtelijk onderzoek wordt het de
inspecteur echter duidelijk dat Jozef in 2020 (en misschien ook wel in de daaraan voorafgaande
jaren) verzuimd heeft de door hem gemaakte winst op de verkoop van hennepplanten aan te
geven. Alvorens tot navordering over te gaan wil de inspecteur nog nadere gegevens en
inlichtingen krijgen in deze zaak. Daartoe benadert hij mr. Van Würzburg, die Jozef als advocaat
bijstaat in zijn strafzaak. Van Würzburg weigert de inspecteur om gegevens inlichtingen te
verstrekken en beroept zich op zijn geheimhoudingsplicht. De inspecteur wijst de advocaat echter
op artikel 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen waarin volgens hem uitdrukkelijk is
geregeld dat de advocaat zich tegenover hem niet kan beroepen op zijn geheimhoudingsplicht.
Vraag
b. Heeft de inspecteur het gelijk aan zijn zijde? Met andere woorden: is de advocaat gehouden
de gegevens en inlichtingen te verstrekken?
Uiteindelijk denkt de inspecteur de zaak rond te hebben en wil hij de achteraf bezien foute aanslag
corrigeren. Volgens hem is de aanslag tot een te laag bedrag vastgesteld en is de te weinig
geheven belasting 40% van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting. Met
dagtekening 1 juni 2023 legt de inspecteur aan Jozef een navorderingsaanslag op.
