Leerpakket 1
Hoofdstuk 2, metabolisme en
transport
Cel= bouwstenen
Weefsel= groep cellen met dezelfde
functie
Orgaan= meerdere verschillende type
weefsels die samenwerken
Metabolisme= stofwisseling, alle
biochemische reacties die in een cel
plaatsvinden
Transport
Passief transport= zonder energie
- Diffusie= passief transport van moleculen die klein
genoeg zijn om door een membraan te gaan (CO2)
-> Van hoge concentratie naar lage concentratie
- Osmose= diffusie van water door semi-permeabel
membraan (laat water door/geen opgeloste stoffen)
o Semipermeabel -> alleen water doorlaatbaar
Isotoon= gelijke concentratie
Hypertoon= hoge osmotische waarde
Hypotoon= lage osmotische waarde
Actief transport= met energie
Intracellulaire deur: kost ATP om deur te openen (bijv Na+ buiten en K+ binnen)
-> ATP opgeslagen in mitochondriën, energie nodig? = ADP
- Exocytose= uitscheiding van stoffen
- Endocytose= transport membraan
Samenvatting actief en passief transport
Actief transport Passief transport
Kost energie Levert energie op
Laag -> hoog Hoog -> laag
Stroomopwaarts Stroomafwaarts
Transport m.b.v. Diffusie
blaasjes
Pompeiwitten Osmose
Anabole reactie Katabole reactie
Assimilatie Dissimilatie
Kost energie Energie komt vrij
Klein -> groot Groot -> klein
Opbouw Afbraak
Assimilatie= van kleine moleculen naar grote moleculen (opbouw +
vorming organische stoffen) -> aanmaak
bouwstoffen/brandstoffen/reservestoffen/enzymen
1
, Dissimilatie= van grote moleculen naar kleine moleculen (afbraak
organische moleculen
Levert energie op: vorm ATP (gevormd in mitonchondriën, uit ADP) ->
energie omzetten tot spieroefeningen
Hoofdstuk 3, weefsels
4 weefseltypen
1) Zenuwweefsel (prikkelgeleiding)
Kenmerken:
o Centraal (hersenen + ruggenmerg)
o Perifeer (rest van het lichaam)
Functie: bewegen / prikkels verwerken
2) Epitheel
Kenmerken:
o Eenlagig (dun genoeg voor uitwisseling, bijv. longen, darm)
o Meerlagig (geen uitwisseling, stevige wand, bijv. maag)
o Klierepitheel
Exocrien (= uitscheiding) en endocrien (= opnemen,
hormonen)
Functie: bescherming / transport / secretie
3) Spierweefsel (trekt samen dankzij myofibrillen
(actine + myosine))
Kenmerken:
o Dwarsgestreept (bewuste bewegingen,
bijv. bicep in de spieren)
o Glad spierweefsel (onbewuste
bewegingen, bijv. hartkloppingen in de
organen)
o Hartspierweefsel (dwarsgestreept = uitzondering)
Functie: lichaam laten bewegen
4) Steunweefsel
1. Kraakbeenweefsel
2. Vloeibaar steunweefsel
3. Botweefsel
4. Bindweefsel
Kenmerken:
o Tussen cellen ligt tussencelstof (= matrix)
-> Bepaalt functie en vorm van type steunweefsel
Functie: verbindende, steunende of verzorgende functie
2