Practicum 1 | Hersenen
1. De dikte van CT-snedes kan variëren van … tot …
a. 1 mm, 1 cm
b. 5 mm, 1 cm
c. 5 mm, 10 mm
d. 10 mm, 10 cm
Densiteitsschaal CT
Bot
Recente bloeding
Normaal hersenweefsel
Oedemateus hersenweefsel
Ischemisch infarct (vroeg)
Ischemisch infarct (laat)
Liquor, vocht
Vet
Lucht
2. Wat bevat meer myeline (vet)?
a. Grijze stof
b. Witte stof
3. Een recente bloeding is … ten opzichte van oedemateus hersenweefsel.
a. hyperdens
b. hyperintens
c. hypodens
d. hypointens
4. Een röntgencontrastmiddel heeft een … röntgendensiteit.
a. hoge
b. lage
5. Wat wordt verstaan onder massawerking?
6. Welke bevinding(en) is of zijn op hogere leeftijd fysiologisch?
Calcificatie in corpus pineale
Calcificatie in plexus choroideus
PLO-MT Radiologie | 1
, Calcificatie corpus pineale
7. Bij MR wordt geen gebruik gemaakt van röntgenstraling.
a. Juist
b. Onjuist
8. 1 Tesla is gelijk aan …
a. 100 Gauss
b. 1.000 Gauss
c. 10.000 Gauss
d. 100.000 Gauss
9. Waarvan is de signaalintensiteit van een MR-scan afhankelijk?
10. Welk metaal wordt bij MR-scans als contrastmiddel gebruikt?
PLO-MT Radiologie | 2
, MR T1/MR T2/CT
MR T1 MR T2 CT
Witte hersenstof t.o.v. grijze stof Licht Donker Donker
Vocht (liquor, gewrichtsvocht) Donker Licht Donker
Vet Licht Grijs Donker
Corticaal bot Donker Donker Licht
Spongieus bot (beenmerg) Licht Donker Licht
T1 gewogen: signaalintensiteit water laag, vet hoog
T2 gewogen: signaalintensiteit water hoog, vet laag
Ezelsbrug: T tWee Water Wit
11. Bij welke sequenties heeft corticaal bot een lage intensiteit?
a. T1
b. T2
c. Beide
d. Geen
12. Beenmerg bevat … vet.
a. veel
b. weinig
c. geen
13. Welke stelling(en) over CT en MR is of zijn juist?
Bot en gestold bloed zijn beter te beoordelen op MR
CT is beter geschikt voor chronische hersenziekten
Een CT-scan is sneller gemaakt dan een MR-scan
Op MR zijn parenchymateuze hersenstructuren beter te beoordelen
14. Het signaal waarvan wordt onderdrukt bij een T2 FLAIR-pulssequentie?
a. Bloed
b. Liquor
c. Vet
d. Wittehersenstof
15. Wat is eerder zichtbaar op een CT-scan?
a. Bloeding
b. Infarct
PLO-MT Radiologie | 3
, 16. Aan welke zijde van de patiënt bevindt zich een subduraal hematoom?
a. Links
b. Rechts
Vraag 16
17. Welke stelling(en) over een epidurale bloeding is of zijn juist?
Het bevindt zich tussen de meningen
Het is altijd veneus
Het levert een convexe laesie op beeldvorming
Trauma van de a. meningea media is meestal de oorzaak
18. Hoe ontstaat een subdurale bloeding?
19. Een subarachnoïdale bloeding is altijd arterieel.
a. Juist
b. Onjuist
PLO-MT Radiologie | 4