Casus 5 | Verwardheid
1. Koppel de ziektebeelden aan de juiste groep oorzaken.
1 psychiatrisch A manie
2 psycho-organisch B dementie
3 neurodegeneratief C delier
D epilepsie
E depressie
2. Welk ziektebeeld ontstaat in uren tot dagen?
a. Delier
b. Dementie
c. Depressie
3. Welk ziektebeeld leidt tot symptomen die ’s ochtends erger zijn dan ’s avonds?
a. Delier
b. Dementie
c. Depressie
4. Bij welk(e) ziektebeeld(en) is het bewustzijn ongestoord?
Delier
Dementie
Depressie
5. Bij welk(e) ziektebeeld(en) is de oriëntatie aangedaan?
Delier
Dementie
Depressie
6. Bij welk ziektebeeld is het denken incoherent?
a. Delier
b. Dementie
c. Depressie
7. Bij welk(e) ziektebeeld(en) is het kortetermijngeheugen gestoord?
Delier
Dementie
Depressie
KLO II deel 2 | 1
,8. Bij welk ziektebeeld ontstaan zelden hallucinaties en wanen?
a. Delier
b. Dementie
c. Depressie
9. Wat is geen predisponerende factor voor een delier?
a. Geslacht
b. Hoge leeftijd
c. Polyfarmacie
d. Slecht gehoor
e. Uitgebreide voorgeschiedenis
10. Depressies komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
a. Juist
b. Onjuist
11. Een patiënt voelt zich intenst schuldig over de dood van haar zoon 20 jaar geleden aan
kanker. Wat is de term voor dit verschijnsel?
12. Welke 5 aanwijzingen uit het psychologisch onderzoek duiden het meest op een
depressie?
Bewustzijn is helder
Kan vragen goed beantwoorden
Onverzorgd uiterlijk
Oriëntatie in trias intact
Preoccupatie met ‘dood’
Preoccupatie met ‘zonde’
Reageert onverschillig
Somber overkomen
13. Welke 2 gegevens pleiten het sterkst voor dementie?
Geeft goed antwoord op vragen
Geen hallucinaties of wanen
Head turning sign
Helder bewustzijn
LO niet afwijkend
Oriëntatie: plaats en persoon intact, tijd gestoord
14. Waaruit bestaat de niet-medicamenteuze symptomatische behandeling van een delier?
15. Wat zijn geldige redenen om medicatie voor te schrijven als symptomatische behandeling
van een delier?
Apathie
Hallucinaties zonder angst of onrustklachten
Hevige angstklachten
Motorische onrust waardoor patiënt uit bed dreigt te vallen
Slaperigheid overdag
KLO II deel 2 | 2
,16. Bij welk beeld ontstaat vreemd en druk gedrag in korte tijd?
a. Delier
b. Dementie
c. Depressie
17. In welk geval worden verhoogd CRP en leukocytenaantal gezien?
a. Delier
b. Dementie
c. Depressie
18. De behandeling van welk beeld bestaat uit uitbreiding van thuiszorg?
a. Delier
b. Dementie
c. Depressie
Casus 6 | Mictieklachten
19. Voor diagnosen als blaasstenen en urethravernauwing hebben anamnese en lichamelijk
onderzoek een geringe voorspellend waarde.
a. Juist
b. Onjuist
20. Wat is nycturie?
21. Een phimosis direct na de geboorte is fysiologisch.
a. Juist
b. Onjuist
22. Aanvullende diagnostiek door de uroloog bij mictieklachten is zelden invasief.
a. Juist
b. Onjuist
23. Wanneer is bij mictieklachten een spoedconsult geïndiceerd?
24. Wat past bij mictieklachten door onvoldoende contractiekracht?
a. Acute of chronische overrekking
b. Obstructie
c. Vertraging in gevoel van aandrang
25. Welke stelling(en) over benigne prostaathyperplasie is of zijn juist?
Groei van de porstaat neemt vooral na het 50 levensjaar toe
Het betreft het centrale gedeelte van de prostaat
Het leidt altijd tot klachten
Op 80-jarige leeftijd is dit bij 90% van de mannen aanwezig
KLO II deel 2 | 3
, 26. Welke stelling(en) over prostaatkanker is of zijn juist?
Het groeit vooral in de perifere kwabben
Het is een aandoening van alle leeftijden
Het leidt in de vroege fase al tot mictieklachten
In de meeste gevallen vormen mictieklachten niet de ingangsklacht
27. Bij een verhoogde PSA-waarde kan de diagnose prostatitis worden gesteld.
a. Juist
b. Onjuist
28. De diagnose phimosis wordt nooit op oudere leeftijd gesteld.
a. Juist
b. Onjuist
29. Welke stelling(en) over blaasstenen is of zijn juist?
Het kan niet leiden tot hematurie
Het leidt vaak tot acute urineretentie
Ze kunnen afkomstig zijn uit de nier
Ze kunnen intermitterend tot plasklachten leiden
30. De kans is het grootst dat bij algemene mictieklachten de diagnose urineweginfectie
wordt gesteld.
a. Juist
b. Onjuist
31. Wanneer is de kans op blaasdisfunctie of obstructie verhoogd?
32. Wat leidt tot acute klachten?
a. Blaassteen
b. Phimosis
c. Prostatitis
d. Urineweginfectie
33. Waarop wijst bloed in de urine bij mictieklachten?
34. Wat zijn alarmsymptomen bij mictieklachten?
35. Hoeveel ml urine omvat een percutoir aantoonbaar residu in de blaas?
a. 100 – 200 ml
b. 200 – 400 ml
c. 400 – 600 ml
d. 600 – 800 ml
KLO II deel 2 | 4