Steden en burgers in de Lage Landen (1050-1700)
Tijdvak 4: Steden & Staten -> Hoge en late ME
Tijdvak 5: Ontdekkers en Hervormers → Vroegmoderne tijd: Renaissance
Tijdvak 6: Regenten en Vorsten → Vroegmoderne tijd: Gouden Eeuw
Deelcontext 1: De opkomst van een stedelijke burgerij (1050-1302)
Een agrarisch urbane samenleving
Lage Landen behoorden tot Heilige Roomse (Romeinse) Rijk door keizer
Feodaal stelsel
Politiek lastig te besturen
Dunbevolkt, amper steden
Gebieden waren autarkisch
Lage Landen weinig betekenis
Demografie (1000-1500) → rond 1000 bevolkingsgroei
11e eeuw: toename bevolking:
ontginnen van land
drieslagstelsel = andere manier van verbouwen
nieuwe technieken: andere ploeg, paarden
→ gevolg: specialisatie → herleving handel
→ door herleving handel verstedelijking
→ behoefte aan geld → monetaire economie
Verstedelijking vanaf 11e eeuw:
handel concentreerde zich op bepaalde plekken: langs rivieren of op kruispunten
ambachtslieden en handelaren gingen er vaak permanent wonen → ontstaan steden
opkomst monetaire economie = geld als ruilmiddel
ontstaan agrarisch urbane samenleving
Succes van de steden
stadsrechten (politieke verandering):
steden verdedigden politieke en economische belangen
zelfstandige eenheid binnen het gebied
zelfbestuur en rechtspraak
bouwen stadsmuren
voordeel voor de heer en vorst:
belastingen
militaire steun
inwoners = ‘poorters’ → voorheen ‘horige’ (geen slaven want hebben wel bezit)
deze burgerij had voorrechten (beoefenen van een ambacht)
je moest betalen als nieuwkomer → horigen konden dus niet zomaar naar de stad → steden
werden snel rijk
aspirant-poorters = mensen die van het platteland naar de steden trokken om in hun
levensonderhoud te voorzien → brachten kennis mee waardoor meer specialisatie kon
plaatsvinden
economische verandering → met stadsrecht verkreeg je ook marktrecht
grote steden kregen een verzorgingsgebied
Opkomst van Vlaanderen - ‘Silicon Valley van de Middeleeuwen’
,→ geld, technologie, politieke zwaartepunt hier
Veel vraag naar luxeproducten → ‘laken’ belangrijkste handelsproduct
Politieke spanningen:
door de succesvolle handel ontstonden grote sociale verschillen
rijke handelaren verkregen bestuursfuncties in de stad (patriciërs = rijke kooplieden)
koningen zagen hun machtsbasis afbrokkelen door patriciërs
ambachtslieden verenigen zich in gilden → prijsafspraken
ambachtslieden kwamen in opstand tegen de patriciërs, omdat steeds hogere belastingen
werden geëist.
Franse koning werd gestuurd om orde te herstellen
conflict met patriciërs en Franse koning tegen ambachtslieden
De Guldensporenslag (1302)
Vlaamse ambachtslieden en boeren tegen de patriciërs en Franse adel (leenheer)
‘Gewone volk’ kon de Adel verslaan
Koning Steden
(leenheer) (patriciërs)
I ↘ ↙ I
I ↙ ↘ I
v ↙ ↘ v
Leenman Volk
(Hertog Vlaanderen)
Deelcontext 2: De positie van de stedelijke burgerij (1302-1602)
In Nederland ontstond een stedelijk netwerk = elke stad had haar eigen functie
Brugge: belangrijkste handelscentrum
Antwerpen: later belangrijkste handelsstad
Amsterdam: gespecialiseerd in handel met Oostzeegebied
Vlaanderen en Brabant economisch zwaartepunt
Hanze
Atrecht - Brugge - Antwerpen - Amsterdam - London
Handelaren moesten werken met grote geldbedragen en lange afstanden afleggen → wisselbrief
Handelsnetwerken
Hanzesteden
Vlaamse handelssteden
Noord Italiaanse stadstaten
Duitse Hanze
Religieuze veranderingen:
zelfstandigheid steden nam toe
bonum commune = algemeen belang → burgerij meer macht
nieuwe stroming: moderne devotie = rechtstreeks contact met God
, nieuwe ordes zoals Begijnen (=vrouwelijke leken) en bedelorden (= monniken of nonnen)
opmaat voor Reformatie (katholicisme en protestantisme → lutheranisme en calvinisme)
Kerkhervormingen van Luther:
Luther spijkert 95 stellingen op de kerkdeur
gelovigen die zich niet aan de regels van de katholieke kerk houden → ketters
veel protestantse aanhangers in de Nederlanden (vooral van Calvijn)
Nederland niet één land, maar verschillende Gewesten
Spaanse koning Karel V was de landsheer van NL
elk gewest had haar eigen bestuur en regels
omdat de koning er niet altijd kon zijn was de stadhouder de baas in het gewest
Centralisatie van het bestuur in de Nederlanden → vorsten wilden centralisatie
gewesten kregen steeds minder macht
Staten Generaal kwam samen in Brussel
centralisatie = alle macht op één plek
steden wilden particularisme = recht om zaken als belasting en rechtspraak zelfstandig te
regelen, op basis van hun eigen, ‘particuliere’ belangen
Onrust in de lage landen
centralisatie Filips II → oorzaak Nederlandse Opstand
regeren vanuit Spanje
→ reactie volk en adel: steeds slechter contact met Filips II
heel NL katholiek
→ reactie volk en adel: protestanten vervolgd
meer centraal bestuur
→ reactie volk en adel: hoge posities aangetast
meer belasting heffen voor oorlogvoeren (NL de lul, want rijkste land)
→ reactie volk en adel: willen dit niet
→ Alva belegerde ook Antwerpen → inwoners van Antwerpen vertrokken met hun kennis naar
Amsterdam → enorme impuls aan de stad
→ gevolg: absolutisme
Smeekschrift (1566)
Nederlandse edelen bieden Margaretha van Parma (landvoogdes van NL) het ‘smeekschrift der
edelen’ aan → Spanjaarden gaan door met vervolging
De Beeldenstorm (1566)
grote onrust
hagenpreken: Protestantse diensten
→ gevolg: Beeldenstorm → Reformatie
‘De ijzeren hertog’
Filips II stuurt Hertog van Alva om orde op zaken te stellen
bloedraad en tiende penning → 10% btw
edelen vluchten!
1568: begin Nederlandse Opstand
Reden opstand:
Hoge adel → centralisatie, minder macht
Tijdvak 4: Steden & Staten -> Hoge en late ME
Tijdvak 5: Ontdekkers en Hervormers → Vroegmoderne tijd: Renaissance
Tijdvak 6: Regenten en Vorsten → Vroegmoderne tijd: Gouden Eeuw
Deelcontext 1: De opkomst van een stedelijke burgerij (1050-1302)
Een agrarisch urbane samenleving
Lage Landen behoorden tot Heilige Roomse (Romeinse) Rijk door keizer
Feodaal stelsel
Politiek lastig te besturen
Dunbevolkt, amper steden
Gebieden waren autarkisch
Lage Landen weinig betekenis
Demografie (1000-1500) → rond 1000 bevolkingsgroei
11e eeuw: toename bevolking:
ontginnen van land
drieslagstelsel = andere manier van verbouwen
nieuwe technieken: andere ploeg, paarden
→ gevolg: specialisatie → herleving handel
→ door herleving handel verstedelijking
→ behoefte aan geld → monetaire economie
Verstedelijking vanaf 11e eeuw:
handel concentreerde zich op bepaalde plekken: langs rivieren of op kruispunten
ambachtslieden en handelaren gingen er vaak permanent wonen → ontstaan steden
opkomst monetaire economie = geld als ruilmiddel
ontstaan agrarisch urbane samenleving
Succes van de steden
stadsrechten (politieke verandering):
steden verdedigden politieke en economische belangen
zelfstandige eenheid binnen het gebied
zelfbestuur en rechtspraak
bouwen stadsmuren
voordeel voor de heer en vorst:
belastingen
militaire steun
inwoners = ‘poorters’ → voorheen ‘horige’ (geen slaven want hebben wel bezit)
deze burgerij had voorrechten (beoefenen van een ambacht)
je moest betalen als nieuwkomer → horigen konden dus niet zomaar naar de stad → steden
werden snel rijk
aspirant-poorters = mensen die van het platteland naar de steden trokken om in hun
levensonderhoud te voorzien → brachten kennis mee waardoor meer specialisatie kon
plaatsvinden
economische verandering → met stadsrecht verkreeg je ook marktrecht
grote steden kregen een verzorgingsgebied
Opkomst van Vlaanderen - ‘Silicon Valley van de Middeleeuwen’
,→ geld, technologie, politieke zwaartepunt hier
Veel vraag naar luxeproducten → ‘laken’ belangrijkste handelsproduct
Politieke spanningen:
door de succesvolle handel ontstonden grote sociale verschillen
rijke handelaren verkregen bestuursfuncties in de stad (patriciërs = rijke kooplieden)
koningen zagen hun machtsbasis afbrokkelen door patriciërs
ambachtslieden verenigen zich in gilden → prijsafspraken
ambachtslieden kwamen in opstand tegen de patriciërs, omdat steeds hogere belastingen
werden geëist.
Franse koning werd gestuurd om orde te herstellen
conflict met patriciërs en Franse koning tegen ambachtslieden
De Guldensporenslag (1302)
Vlaamse ambachtslieden en boeren tegen de patriciërs en Franse adel (leenheer)
‘Gewone volk’ kon de Adel verslaan
Koning Steden
(leenheer) (patriciërs)
I ↘ ↙ I
I ↙ ↘ I
v ↙ ↘ v
Leenman Volk
(Hertog Vlaanderen)
Deelcontext 2: De positie van de stedelijke burgerij (1302-1602)
In Nederland ontstond een stedelijk netwerk = elke stad had haar eigen functie
Brugge: belangrijkste handelscentrum
Antwerpen: later belangrijkste handelsstad
Amsterdam: gespecialiseerd in handel met Oostzeegebied
Vlaanderen en Brabant economisch zwaartepunt
Hanze
Atrecht - Brugge - Antwerpen - Amsterdam - London
Handelaren moesten werken met grote geldbedragen en lange afstanden afleggen → wisselbrief
Handelsnetwerken
Hanzesteden
Vlaamse handelssteden
Noord Italiaanse stadstaten
Duitse Hanze
Religieuze veranderingen:
zelfstandigheid steden nam toe
bonum commune = algemeen belang → burgerij meer macht
nieuwe stroming: moderne devotie = rechtstreeks contact met God
, nieuwe ordes zoals Begijnen (=vrouwelijke leken) en bedelorden (= monniken of nonnen)
opmaat voor Reformatie (katholicisme en protestantisme → lutheranisme en calvinisme)
Kerkhervormingen van Luther:
Luther spijkert 95 stellingen op de kerkdeur
gelovigen die zich niet aan de regels van de katholieke kerk houden → ketters
veel protestantse aanhangers in de Nederlanden (vooral van Calvijn)
Nederland niet één land, maar verschillende Gewesten
Spaanse koning Karel V was de landsheer van NL
elk gewest had haar eigen bestuur en regels
omdat de koning er niet altijd kon zijn was de stadhouder de baas in het gewest
Centralisatie van het bestuur in de Nederlanden → vorsten wilden centralisatie
gewesten kregen steeds minder macht
Staten Generaal kwam samen in Brussel
centralisatie = alle macht op één plek
steden wilden particularisme = recht om zaken als belasting en rechtspraak zelfstandig te
regelen, op basis van hun eigen, ‘particuliere’ belangen
Onrust in de lage landen
centralisatie Filips II → oorzaak Nederlandse Opstand
regeren vanuit Spanje
→ reactie volk en adel: steeds slechter contact met Filips II
heel NL katholiek
→ reactie volk en adel: protestanten vervolgd
meer centraal bestuur
→ reactie volk en adel: hoge posities aangetast
meer belasting heffen voor oorlogvoeren (NL de lul, want rijkste land)
→ reactie volk en adel: willen dit niet
→ Alva belegerde ook Antwerpen → inwoners van Antwerpen vertrokken met hun kennis naar
Amsterdam → enorme impuls aan de stad
→ gevolg: absolutisme
Smeekschrift (1566)
Nederlandse edelen bieden Margaretha van Parma (landvoogdes van NL) het ‘smeekschrift der
edelen’ aan → Spanjaarden gaan door met vervolging
De Beeldenstorm (1566)
grote onrust
hagenpreken: Protestantse diensten
→ gevolg: Beeldenstorm → Reformatie
‘De ijzeren hertog’
Filips II stuurt Hertog van Alva om orde op zaken te stellen
bloedraad en tiende penning → 10% btw
edelen vluchten!
1568: begin Nederlandse Opstand
Reden opstand:
Hoge adel → centralisatie, minder macht