Gedragsbiologie/ethologie = studie van het gedrag van dieren
Gedrag = alles wat een dier doet
Als bepaald gedrag is vastgesteld, wordt vervolgens achterhaald waarom het dier dit gedrag
vertoont. Daarbij worden de volgende vragen beantwoord:
- Waardoor wordt het gedrag veroorzaakt?
- Wat is het doel van dit gedrag?
- Hoe en waarom is dit gedrag ontstaan?
Om gedrag te laten ontstaan moeten organen in het lichaam beginnen met werken.
Hiervoor moeten ze worden aangestuurd door het centrale zenuwstelsel nadat het een
uitwendige of inwendige prikkel heeft ontvangen. De inwendige toestand bepaalt hierbij de
motivatie voor het gedrag.
Functies gedrag:
- Vergroten overlevingskansen
- Zorgen voor nakomelingenschap
- Verzorgen en beschermen van de nakomelingen
Fitness= mate waarin een dier zijn genen kan doorgeven aan het nageslacht
Een gedragsonderzoek bestaat uit drie componenten:
- Ethogram: voor ieder gedragscomponent wordt een code vastgesteld, waardoor er
een gecodeerde beschrijving van het gedrag ontstaat.
- Observatie
- Experimenten
Gedragssysteem= een reeks van handelingen die met elkaar samenhangen en hetzelfde
doel hebben.
Gedragssystemen:
- Voortplantingsgedrag
- Territoriumgedrag
- Vluchtgedrag
Conflictsituatie= een situatie waarin meerdere gedragssystemen tegelijk worden opgewekt.
In een conflictsituatie kan het volgende gedrag optreden:
- Ambivalent gedrag= de afwisseling tussen twee gedragssystemen.
- Omgericht gedrag= een van de gedragssystemen wordt toch uitgevoerd maar
omgericht tot een minder agressieve vorm.
- Overspronggedrag= gedrag waarbij het dier iets schijnbaar zinloos doet om zich uit
de situatie te redden.
Aangeboren gedrag= gedrag dat berust op erfelijke aanleg (bijvoorbeeld reflexen)