1. Weerstand en beweging
Weerstand
Soorten weerstand:
1. Schuifweerstand
2. Rolweerstand
3. Luchtweerstand
De eerste wet van Newton
De som van de krachten is de netto kracht.
- Geen netto kracht: als een voorwerp stilstaat of met constante snelheid beweegt.
Traagheid
Traagheid = Het verschijnsel dat een object blijft bewegen in dezelfde richting met dezelfde
snelheid, tenzij er een kracht is die het object een andere richting of snelheid geeft.
- Hoe groter de massa van een voorwerp, hoe groter de traagheid.
2. Kracht en versnelling
De tweede wet van Newton
De versnelling is recht evenredig met de kracht, maar omgekeerd evenredig met de massa.
Zelfde versnelling (rechts 2 keer meer kracht nodig, omdat de massa 2 keer meer is dan bij links)
Rekenen met de tweede wet van Newton
Fnetto = m x a
𝚫𝑣
a=
𝚫𝑡
3. Zwaartekracht en massa
Zwaartekracht en massa
Fz = m x g
, Een weegschaal nader bekeken
Weegschaal:
- Balans (niet afhankelijk van de valversnelling)
- Krachtmeter: uitrekking veer (afhankelijk van de valversnelling)
- Drukgevoelig kristal (afhankelijk van de valversnelling)
Vallen met luchtweerstand
De luchtweerstand neemt toe met de snelheid.
- Luchtweerstand = zwaartekracht met nettokracht = 0 (constante snelheid)
Massa en dichtheid
Bij een vrije val is de valversnelling van voorwerpen met verschillende massa’s even groot.
- In praktijk: luchtweerstand = zwaartekracht geldt eerder bij het voorwerp met de
laagste massa waardoor de eindsnelheid kleiner is.
Dichtheid(rho: ⍴) = de massa die hoort bij een volume van 1 m3.
𝑚
- ⍴=
𝑉
4. Wisselwerking van krachten
Afzetten
Kracht is een wisselwerking tussen twee voorwerpen. Als voorwerp A een kracht uitoefent
op voorwerp B, dan oefent B een tegengestelde kracht uit op A.
De derde wet van Newton
De wisselwerkingskrachten werken nooit op hetzelfde voorwerp.
- De kracht van A op B is altijd even groot als de kracht van B op A en tegengesteld.
Gewicht
Gewicht (in N) = de kracht die een voorwerp uitoefent op zijn ondersteuning.
- Wisselwerkingskracht is de normaalkracht.