Ziekteverwekkers:
- bacteriën
- virussen
- schimmels
- eencellige parasieten
- parasitaire wormen
De afweer bestaat uit drie afweerlinies:
- Eerste afweerlinie
- Tweede afweerlinie
- Derde afweerlinie/immuunsysteem
De eerste afweerlinie:
- De externe aspecifieke afweer.
- Voorkomt dat ziektewekkers het lichaamsoppervlak passeren.
- Aangeboren
- Factoren die een barrière vormen:
o Mond: in je speeksel & slijm in de keelholte zit lysozym: een enzym dat in
staat is om de celwand van bacteriën af te breken
o Maag: er heerst een er lage pH & eiwitverterende enzymen beschadigen de
celwand van de bacteriën
o Darmen: autochtone bacteriën van de darmflora scheiden stoffen uit die
bacteriën bestrijden
o Huid: vormt een fysische barrière: de huid is ondoordringbaar voor de
meeste micro-organismen. Ook zorgen de lage pH & de onschadelijke
bacteriën ervoor dat de schadelijke bacteriegroei wordt geremd.
o Neus: ziekteverwekkers worden enigszins tegengehouden door neusharen en
ook bevat de neus neuslijmvlies wat veel ziekteverwekkers wegvangt. Dit slijm
met de ziekteverwekkers wordt vervolgens door het trilhaarepitheel verplaats
richting de keelholte.
o Ogen: het traanvocht bevat het enzym lysozym
o Blaas: worden gespoeld door urine
o Vagina: er heerst een lage pH en de natuurlijke bacteriën scheiden stoffen uit
die schadelijke bacteriën bestrijden.
De tweede afweerlinie:
- De interne aspecifieke afweer
- Aangeboren
- Treedt op als besmetting heeft plaatsgevonden: ziekteverwekker is het lichaam
binnen gedrongen
- Zorgt voor het voorkomen van infectie: het vermenigvuldigen van een
ziekteverwekker in het lichaam
- Verschillende witte bloedcellen (leukocyten) zijn betrokken
- Cellen en processen die een rol hebben:
o Fagocyten: witte bloedcellen die ziekteverwekkers kunnen fagocyteren
(opeten). Daarbij bindt de fagocyt aan de ziekteverwekker en wordt er een
, fagosoom (voedselvacuole) gevormd. Als dit fagosoom in aanraking komt met
de lysosomen wordt de ziekteverwekker afgebroken door enzymen en
vervolgens worden de afvalproducten naar buiten afgescheiden. Ook wort er
een antigeen op het celmembraan geplaatst, zodat andere witte bloedcellen
het herkennen
Mo
nocyten (buiten de bloedbaan macrofagen genoemd): reageren later
maar kunnen meerdere keren fagocyteren en daarbij ongedeerd
blijven
Granulocyten: reageren vaak eerder, maar gaan vaak zelf ook dood
o Dendritische cellen: witte bloedcellen die worden geactiveerd zodra ze een
antigeen tegen komen. Ze maken cytokines en chemokines aan die de derde
afweerlinie activeren en ook presenteren ze het antigeen aan de cellen in de
derde afweerlinie.
o Natural killer cellen (NK-cellen): witte bloedcellen die viruseiwitten opsporen
die worden achtergelaten als een virus een lichaamseigen cel binnendringt.
De NK-cellen maken contact met het membraan van de geïnfecteerde cel en
scheiden membraandoorborende stoffen uit en agressieve enzymen die dan
de geïnfecteerde cel kunnen binnendringen en de cel doden.
o Ontstekingsreactie: beschadigde cellen geven signaalmoleculen af waardoor
witte bloedcellen worden gelokt (chemotaxis). Ook geven de cellen
bloedvatverwijdende moleculen af zoals histamine waardoor de
doorbloeding van het beschadigde stuk toeneemt.
o (ontstekings)mediatoren:
Signaalstoffen
Histamine
Interferonen: eiwitten die worden geproduceerd door lichaamscellen
die geïnfecteerd zijn door virussen. Deze eiwitten voorkomen dat
andere lichaamscellen geïnfecteerd worden.
o Koorts: bij ontsteking wordt de temperatuur hoger. Hierdoor wordt de
fagocytose & de interferonproductie bevorderd.
De derde afweerlinie (immuunsysteem):
- De interne specifieke afweer
- Verworven
- Cellen die een rol hebben:
o Lymfocyten: worden gevormd uit lymfoïde stamcellen en zijn tegen één
bepaald antigeen gericht. Als ze dit antigeen tegenkomen worden ze
geactiveerd en delen ze door middel van mitose (klonale expansie)
T-cellen/T-lymfocyten
De receptoren worden T-celreceptoren (TCR) genoemd