Werkcollege 6 | Psychiatrie autismespectrumstoornis en angststoornissen
1. De diagnose autismespectrumstoornis (ASS) kan voor het derde levensjaar gesteld worden.
a. Juist
b. Onjuist
2. Wat zijn de 2 hoofddomeinen van de ASS?
3. Noem 2 kenmerkende manieren waarop de taalontwikkeling anders kan verlopen bij
kinderen met ASS.
4. Wanneer wordt angst een stoornis?
5. Angststoornissen zijn de minst prevalente psychiatrische stoornissen van de kinderleeftijd
en adolescentie.
a. Juist
b. Onjuist
6. Een angststoornis kan bestaan ondanks realiteitsbesef.
a. Juist
b. Onjuist
7. Welk kernsymptoom van depressie kan zich bij kinderen anders manifesteren?
Hoorcollege 13 | De heterogeniteit van het psychisch functioneren
…
Hoorcollege 14 | Hechting en persoonlijkheidsontwikkeling
8. Een gehechtheidsrelatie is het resultaat van interactieve samenwerking tussen ouder en
kind.
a. Juist
b. Onjuist
9. Welke 4 soorten hechting zijn te zien op babyleeftijd?
10. Een goede hechtingsrelatie kan alleen vroeg in het leven opgebouwd worden.
a. Juist
b. Onjuist
ZHB III | week 4 | 1
, 11. Verstoorde gehechtheidsrelaties kunnen leiden tot psychopathologie op latere leeftijd.
a. Juist
b. Onjuist
Werkcollege 7 | ADHD en gedragsstoornissen
12. Het ontstaan en beloop van ADHD (attention deficit hyperactivity disorder) is afhankelijk
van psychosociale factoren.
a. Juist
b. Onjuist
13. Noem de kernsymptomen van ADHD.
14. Welke comorbiditeiten komen vaak voor bij ADHD?
15. Bij welke gedragsstoornis past ernstige overtredingen van regels?
a. ODD
b. CD
16. Wat wordt bedoeld met ‘callous unemotional traits’?
17. Welke factoren van het kind spelen mee bij het ontstaan van ODD en CD?
Practicum 4 | Anatomie
18. Ter hoogte van welke halswervel bevindt zich de overgang van pharynx naar oesophagus?
a. 2e
b. 4e
c. 6e
d. 7e
19. Hoe wordt de cirkel genoemd waarin lymfoïd weefsel is gerangschikt rondom de toegang
naar de pharynx?
20. De m. palatoglossus ontspringt uit het palatum durum.
a. Juist
b. Onjuist
21. Koppel de zenuwen aan de juiste structuur/functie:
1 sensibiliteit voorste 2/3 tong A n. hypoglossus
2 smaak voorste 2/3 tong B n. vagus
3 sensibiliteit achterste 1/3 tong C n. lingualis
4 smaak achterste 1/3 tong D n. glossopharyngeus
5 extrinsieke tongspieren E chorda tympani
6 m. palatoglossus
ZHB III | week 4 | 2