INLEIDING TOT MANAGEMENT
EN HRM
Semester 1
JANE DOE
AC 2021 - 2022
,H1: introductie tot management
Wat is een organisatie?
Je ziet altijd maar een deel van de organisatie. Hierdoor zie je niet het volledige geheel maar dit is wel
nodig als je een bedrijf wilt managen. → Belang van communicatie: alle neuzen in dezelfde richting
→ als manager moet je begrijpen wat de processen rond besluitvorming in je organisatie zijn
Types organisaties: andere processen van besluitvorming
• For profit: klein grote bedrijven
→Beursgenoteerd: verplichtingen van ieder kwartaal te publiceren
• NGO = VZW = vereniging zonder winstoogmerk
• Overheidsinstanties: regering, gemeente, universiteit,…
• Sociale ondernemingen: sociale of hybride ondernemingen
Belang van de doelen en dynamiek → alle afdelingen in dezelfde richting
→ wat is mijn organisatie? Wat zijn de doelstellingen? Hoe gaat dit de procesvorming beïnvloeden
Structuren van organisaties
• Hiërarchisch: max 3 – 4 niveaus → des te groter ondernemingen meer zoals dit
▪ Iedere afdeling heeft coördinatie nodig
• Vlakke structureel: veel niveaus tussen werknemers en topmanagement
Heeft een activiteit nood aan tussenniveaus → is extra coördinatie nodig
wat is de toegevoerde waarde van het toevoegen van een niveau → coördineren, communiceren
• Geïntegreerd hebben duidelijke grenzen: alle bedrijfsprocessen in house organiseren
• Grenzeloos: onderneming voert bepaalde processen uit en de rest outsourcen
Welke structuur heb je nodig om mensen aan te sturen, te leiden en te motiveren. Manier waarop je
geïntegreerd of outsourcet heeft te maken met de beslissingen van je bedrijf maar op welke manier
gaat dit je klanten beïnvloeden?
Je moet zorgen dat bij complexiteit je het nog altijd kan managen. Dat iedereen daar ook met dezelfde
vriendelijkheid praat tegen je klanten zoals jij dat zou doen.
,Wat is management
Leiden, coachen, de juiste middelen ter beschikking stellen
→ alles om zo je team te geven zodat zij kunnen slagen in hun taken
Mintzberg (1973)
Managers hebben 3 soorten rollen: Je wisselt
voortdurend van rol als taken, situaties en
verwachtingen veranderen.
• Beslissende rol: gebruiken van de informatie
▪ Ondernemer: creëren en controleren van veranderingen binnen de organisatie
→ oplossen van problemen, genereren van nieuwe ideeën en de implementatie
▪ Disturbance handler = Omgaan met verstoringen: manager moet de leiding nemen bij
problemen + bemiddelen bij geschillen
▪ Resource allocator: bepalen waar middelen van de organisatie best worden ingezet: financiële
middelen, personeel en organisatorische middelen
▪ Negotiator = onderhandelaar: deelnemen aan belangrijke onderhandelingen binnen team
• Informerende rol: het verwerken van informatie
▪ Monitor: informatie opzoeken over organisatie, bedrijfstak en relevante veranderingen
+ team in de gaten houden → productiviteit en welzijn
▪ Disseminator = verspreider: communiceren van nuttige informatie aan het team
▪ Spokesperson = woordvoerder: vertegenwoordigen van de organisatie → overbrengen van
informatie van organisatie, haar doelstellingen naar externen
• Interpersonal rol: met mensen omgaan → verstrekken van informatie en ideeën
▪ Figurehead = boegbeeld: sociale, ceremoniële en wettelijke verantwoordelijkheden.
o Bron van inspiratie + persoon met autoriteit
▪ Leider: geeft leiding aan het team → beheert de prestaties en verantwoordelijkheden
▪ Liaison: communiceren met interne en externe contacten
o Effectief netwerken namens de organisatie
, Soorten managers
2 manieren van managen:
• Top down: manager geeft een richting aan en de rest van de ondermeing moet volgen
• Bottom up: de werknemers geven een richting aan en de manager zoekt uit hoe dit kan
→ sneller, meer meningen en input
Geschiedenis van management
• 1812: Adam Smit – Labor specialisation
▪ Werknemers moeten gespecialiseerd zijn in het werk dat ze uitvoeren
▪ Werken sneller en produceren met meer kwaliteit
▪ Efficiëntie en kwaliteit zijn beter voor gehelen economie → beïnvloed door onzichtbare hand
• 1911: Frederick Taylor – wetenschappelijk management = scientific management
▪ Onderzoek uitvoeren naar havenarbeid → kijken hoe mensen werken
Onderzoeken van de veranderingen in lay-out om zo advies te kunnen geven aan de werkleider
hoe ze dit beter kunnen optimaliseren
▪ Mensen coachen en advies geven om beter te presteren
• 1916: Henry Fayol – administratief management = grondlegger van hedendaags management
▪ Taak: een mijn redden van een faillissement → hoe kunnen we de organisatie optimaliseren
▪ Ervoor zorgen dat organisatie beter werkt: organisatie eerst heel door elkaar → best opdelen
in verschillende departementen om zo duidelijk weer te geven wie welke
verantwoordelijkheden draagt → meer structuur in organisatie
Henry Fayol 14 management principes → vandaag nog altijd nuttig
* Er is geen probleem als je meerdere bazen hebt, zodat deze maar dezelfde taken geven
** hoe lang een arbeider binnen een organisatie blijft. Des te langer je bij één organisatie blijft, des te
meer zicht je ook hebt op hoe alle afdelingen met elkaar interageren = zicht op grote plaatje
Division of work Autoriteit Discipline Eenheid van bevel
Eenheid van leiding* Veerkracht Vergoeding Centralisatie
initiatief Orde Gelijkheid Stabiliteit van
personeelsbezetting **
Scalaire keten = lijn van autoriteit Ondergeschiktheid van de individuele belangen
t.o.v. algemeen belang
Henry Farol: managementfuncties
1. Plannen
2. Organiseren
3. Leiden, commanderen
4. Coördineren
5. Controleren
EN HRM
Semester 1
JANE DOE
AC 2021 - 2022
,H1: introductie tot management
Wat is een organisatie?
Je ziet altijd maar een deel van de organisatie. Hierdoor zie je niet het volledige geheel maar dit is wel
nodig als je een bedrijf wilt managen. → Belang van communicatie: alle neuzen in dezelfde richting
→ als manager moet je begrijpen wat de processen rond besluitvorming in je organisatie zijn
Types organisaties: andere processen van besluitvorming
• For profit: klein grote bedrijven
→Beursgenoteerd: verplichtingen van ieder kwartaal te publiceren
• NGO = VZW = vereniging zonder winstoogmerk
• Overheidsinstanties: regering, gemeente, universiteit,…
• Sociale ondernemingen: sociale of hybride ondernemingen
Belang van de doelen en dynamiek → alle afdelingen in dezelfde richting
→ wat is mijn organisatie? Wat zijn de doelstellingen? Hoe gaat dit de procesvorming beïnvloeden
Structuren van organisaties
• Hiërarchisch: max 3 – 4 niveaus → des te groter ondernemingen meer zoals dit
▪ Iedere afdeling heeft coördinatie nodig
• Vlakke structureel: veel niveaus tussen werknemers en topmanagement
Heeft een activiteit nood aan tussenniveaus → is extra coördinatie nodig
wat is de toegevoerde waarde van het toevoegen van een niveau → coördineren, communiceren
• Geïntegreerd hebben duidelijke grenzen: alle bedrijfsprocessen in house organiseren
• Grenzeloos: onderneming voert bepaalde processen uit en de rest outsourcen
Welke structuur heb je nodig om mensen aan te sturen, te leiden en te motiveren. Manier waarop je
geïntegreerd of outsourcet heeft te maken met de beslissingen van je bedrijf maar op welke manier
gaat dit je klanten beïnvloeden?
Je moet zorgen dat bij complexiteit je het nog altijd kan managen. Dat iedereen daar ook met dezelfde
vriendelijkheid praat tegen je klanten zoals jij dat zou doen.
,Wat is management
Leiden, coachen, de juiste middelen ter beschikking stellen
→ alles om zo je team te geven zodat zij kunnen slagen in hun taken
Mintzberg (1973)
Managers hebben 3 soorten rollen: Je wisselt
voortdurend van rol als taken, situaties en
verwachtingen veranderen.
• Beslissende rol: gebruiken van de informatie
▪ Ondernemer: creëren en controleren van veranderingen binnen de organisatie
→ oplossen van problemen, genereren van nieuwe ideeën en de implementatie
▪ Disturbance handler = Omgaan met verstoringen: manager moet de leiding nemen bij
problemen + bemiddelen bij geschillen
▪ Resource allocator: bepalen waar middelen van de organisatie best worden ingezet: financiële
middelen, personeel en organisatorische middelen
▪ Negotiator = onderhandelaar: deelnemen aan belangrijke onderhandelingen binnen team
• Informerende rol: het verwerken van informatie
▪ Monitor: informatie opzoeken over organisatie, bedrijfstak en relevante veranderingen
+ team in de gaten houden → productiviteit en welzijn
▪ Disseminator = verspreider: communiceren van nuttige informatie aan het team
▪ Spokesperson = woordvoerder: vertegenwoordigen van de organisatie → overbrengen van
informatie van organisatie, haar doelstellingen naar externen
• Interpersonal rol: met mensen omgaan → verstrekken van informatie en ideeën
▪ Figurehead = boegbeeld: sociale, ceremoniële en wettelijke verantwoordelijkheden.
o Bron van inspiratie + persoon met autoriteit
▪ Leider: geeft leiding aan het team → beheert de prestaties en verantwoordelijkheden
▪ Liaison: communiceren met interne en externe contacten
o Effectief netwerken namens de organisatie
, Soorten managers
2 manieren van managen:
• Top down: manager geeft een richting aan en de rest van de ondermeing moet volgen
• Bottom up: de werknemers geven een richting aan en de manager zoekt uit hoe dit kan
→ sneller, meer meningen en input
Geschiedenis van management
• 1812: Adam Smit – Labor specialisation
▪ Werknemers moeten gespecialiseerd zijn in het werk dat ze uitvoeren
▪ Werken sneller en produceren met meer kwaliteit
▪ Efficiëntie en kwaliteit zijn beter voor gehelen economie → beïnvloed door onzichtbare hand
• 1911: Frederick Taylor – wetenschappelijk management = scientific management
▪ Onderzoek uitvoeren naar havenarbeid → kijken hoe mensen werken
Onderzoeken van de veranderingen in lay-out om zo advies te kunnen geven aan de werkleider
hoe ze dit beter kunnen optimaliseren
▪ Mensen coachen en advies geven om beter te presteren
• 1916: Henry Fayol – administratief management = grondlegger van hedendaags management
▪ Taak: een mijn redden van een faillissement → hoe kunnen we de organisatie optimaliseren
▪ Ervoor zorgen dat organisatie beter werkt: organisatie eerst heel door elkaar → best opdelen
in verschillende departementen om zo duidelijk weer te geven wie welke
verantwoordelijkheden draagt → meer structuur in organisatie
Henry Fayol 14 management principes → vandaag nog altijd nuttig
* Er is geen probleem als je meerdere bazen hebt, zodat deze maar dezelfde taken geven
** hoe lang een arbeider binnen een organisatie blijft. Des te langer je bij één organisatie blijft, des te
meer zicht je ook hebt op hoe alle afdelingen met elkaar interageren = zicht op grote plaatje
Division of work Autoriteit Discipline Eenheid van bevel
Eenheid van leiding* Veerkracht Vergoeding Centralisatie
initiatief Orde Gelijkheid Stabiliteit van
personeelsbezetting **
Scalaire keten = lijn van autoriteit Ondergeschiktheid van de individuele belangen
t.o.v. algemeen belang
Henry Farol: managementfuncties
1. Plannen
2. Organiseren
3. Leiden, commanderen
4. Coördineren
5. Controleren
