Inhoudsopgave
Week 1 Diabetes mellitus.............................................................................................................................. 2
Spijsverteringstelsel:............................................................................................................................................2
Hyperglykemie en hypoglykemie:......................................................................................................................10
Richtlijn diabetes:...............................................................................................................................................12
Week 2 metabool syndroom........................................................................................................................ 15
Culturele diversiteit en laaggeletterdheid..................................................................................................... 17
Symptomatisch Perifeer Arterieel Vaatlijden (sPAV).....................................................................................19
Atherosclerose: (slagaderverkalking).................................................................................................................20
Spav richtlijn:......................................................................................................................................................23
Week 3 zorgcommunicatie bij diabetes, E-health interventie........................................................................25
60 oefentoetsvragen:................................................................................................................................... 27
Module 3.3 KLA + KLB samenvatting
1
,Week 1 Diabetes mellitus
Tractus Digestvius
- Spijsverteringsstelsel
- Het maagdarmstelsel, is het systeem dat, via de spijsvertering, instaat voor de
opname van voedingsstoffen uit voedsel ten behoeve van het lichaam
- Begint bij de mond, slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm
Spijsverteringstelsel:
- Is het orgaanstelsel dat zorg draagt voor de verwerking van voedsel bij de mens.
Mond
- Het voedsel wordt door het gebit vermalen en het komt in aanraking met speeksel, in
speeksel zitten bepaalde enzymen (amylase) die al beginnen met het omzetten van
voedsel naar voedingsstoffen
Slokdarm: (oesofagus)
- De route van de mond naar de maag, de enzymen uit het speeksel gaan door met de
zetmeelvertering in de spijsbrij
Slikproces:
1. Voorbereidende fase:
Hier wordt een hap voedsel of een slok drinken genomen. Er wordt ‘afgehapt’ van
een vork, koek ect. Door kauwen worden er kleinere stukken van gemaakt en het
voedsel wordt gemengd met speeksel. De hap voedsel wordt nu ook wel de bolus
genoemd.
2. Orale fase:
De bolus wordt getransporteerd naar de mond-keelholte. De tong rolt naar achteren
en duwt de bolus naar achteren. Wanneer
voedsel in contact komt met de achterwand,
treedt de slikreflex op
3. Faryngeale fase:
De bolus wordt verplaatst vanuit de mond-
keelholte naar de slokdarm. De stembanden
worden tegen elkaar getrokken en wordt de
doorgang door de luchtweg afgesloten. De
ademhaling stopt kortdurend
4. Oesofageale fase
De bovenste sluitspier van de slokdarm ontspant
zich als de bolus uit de mond-keelholte over het
strotklepje wordt getransporteerd. De bolus glijdt
zo de slokdarm in. De bolus wordt verder
gebracht door de slokdarm, naar de maag
Maag:
2
, - In de maag wordt het voedsel enige tijd opgeslagen en intussen vermengd met
maagsap
- Maagsap afkomstig uit de maagwand zorgt voor een zuur milieu, waardoor een groot
deel van de met het voedsel meegekomen bacteriën doodgaat en de speeksel
enzymen inactief zijn
- De epitheelcellen in de maagwand produceren zoutzuur en een pro-enzym
Twaalfvingerige darm:
- Sappen uit de alvleesklier neutraliseren de zure massa. Daarnaast zorgen de
galzuren uit de galblaas voor vetten, zodat deze door lipase omgezet kunnen worden
in vetzuren en glycerol
- De sappen worden toegevoegd aan de darminhoud om het voedsel verder te
verteren
Dunne darm:
- Hier zitten de darmvlokken. Deze nemen de meeste voedingsstoffen, inclusief water,
op in het bloed
- Zorgt ervoor dat voedsel verteerd wordt en dat belangrijke voedingsstoffen worden
opgenomen in het lichaam
Dikke darm:
- Is het laatste stuk van het spijsverteringsstelsel. Het voedsel is al bijna helemaal
verteerd als het hier aankomt. Hier wordt de brij met voedselresten ingedikt en water
en zouten uitgehaald
Endeldarm:
- Laatste uiteinde van de dikke darm, verzamelplaats voor de ontlasting
Anus:
- Opening aan het eind van de endeldarm. Ontlasting wordt uit het lichaam verwijderd
Alle woorden die eindigen met -ase zijn enzymen (amylase, lactase)
Duodenum:
- Vertering van opname
- Eerste gedeelte van de dunne darm dat gedeeltelijk verteerde voedingsmiddelen
ontvangt van de maag, dat de voedingsstoffen opneemt en dat de verteerde
voedingsmiddelen afvoert naar het jejunum
Jejunum:
- Dit deel komt na het duodenum. Hier worden de
voedingsstoffen uit de voeding opgenomen in het
bloed
Ileum:
- Komt na het jejunum, dit is het laatste deel van de
dunne darm. Hier vindt het grootste deel van de
vertering en opname van voedselbestanddelen plaats
- De passage van het voedsel door de jejunum en ileum
duurt 1-2 uren
Lever:
3
, - Speelt een belangrijke rol bij de stofwisseling van koolhydraten, vetten en eiwitten.
Bestanddelen hiervan uit de voeding wordt in de dunne darm opgenomen. Ze
bereiken via de poortader de lever, zo kan de lever als eerste orgaan gebruik maken
van de opgenomen stoffen
- In de cellen van de lever vinden vele metabole processen plaats. De lever breekt
schadelijke en overtollige stoffen af. Wanneer we behoefte hebben aan extra suikers,
zet de leven glycogeen weer om in glucose. Glucose wordt vervolgens afgegeven
aan bloed, wat energie levert om te bewegen
- De lever maakt cholesterol
Pancreas: (alvleesklier)
- Hij heeft een kop, een kern en een staart
- De pancreas produceert spijsverteringssappen, deze bevatten bicarbonaat en
enzymen die nodig zijn voor het neutraliseren van het maagzuur en voor de vertering
van voeding (eiwitten, suikers en vetten)
- En maakt hormonen die helpen bij de vertering van eten en het regelen van het
suikergehalte in het bloed (kan gemeten worden met glucose)
Het uiteinde van de galblaas zit bij het uiteinde van de pancreas
De galblaas stort zijn dingen uit in het duodenum (bijv. cholesterol, waterzouten)
Galblaas:
- De galblaas is een klein, peervormig zakje waarin galvloeistof tijdelijk opgeslagen kan
worden. Galvloeistof wordt geproduceerd door de lever.
Insuline betekenis:
4
Week 1 Diabetes mellitus.............................................................................................................................. 2
Spijsverteringstelsel:............................................................................................................................................2
Hyperglykemie en hypoglykemie:......................................................................................................................10
Richtlijn diabetes:...............................................................................................................................................12
Week 2 metabool syndroom........................................................................................................................ 15
Culturele diversiteit en laaggeletterdheid..................................................................................................... 17
Symptomatisch Perifeer Arterieel Vaatlijden (sPAV).....................................................................................19
Atherosclerose: (slagaderverkalking).................................................................................................................20
Spav richtlijn:......................................................................................................................................................23
Week 3 zorgcommunicatie bij diabetes, E-health interventie........................................................................25
60 oefentoetsvragen:................................................................................................................................... 27
Module 3.3 KLA + KLB samenvatting
1
,Week 1 Diabetes mellitus
Tractus Digestvius
- Spijsverteringsstelsel
- Het maagdarmstelsel, is het systeem dat, via de spijsvertering, instaat voor de
opname van voedingsstoffen uit voedsel ten behoeve van het lichaam
- Begint bij de mond, slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm
Spijsverteringstelsel:
- Is het orgaanstelsel dat zorg draagt voor de verwerking van voedsel bij de mens.
Mond
- Het voedsel wordt door het gebit vermalen en het komt in aanraking met speeksel, in
speeksel zitten bepaalde enzymen (amylase) die al beginnen met het omzetten van
voedsel naar voedingsstoffen
Slokdarm: (oesofagus)
- De route van de mond naar de maag, de enzymen uit het speeksel gaan door met de
zetmeelvertering in de spijsbrij
Slikproces:
1. Voorbereidende fase:
Hier wordt een hap voedsel of een slok drinken genomen. Er wordt ‘afgehapt’ van
een vork, koek ect. Door kauwen worden er kleinere stukken van gemaakt en het
voedsel wordt gemengd met speeksel. De hap voedsel wordt nu ook wel de bolus
genoemd.
2. Orale fase:
De bolus wordt getransporteerd naar de mond-keelholte. De tong rolt naar achteren
en duwt de bolus naar achteren. Wanneer
voedsel in contact komt met de achterwand,
treedt de slikreflex op
3. Faryngeale fase:
De bolus wordt verplaatst vanuit de mond-
keelholte naar de slokdarm. De stembanden
worden tegen elkaar getrokken en wordt de
doorgang door de luchtweg afgesloten. De
ademhaling stopt kortdurend
4. Oesofageale fase
De bovenste sluitspier van de slokdarm ontspant
zich als de bolus uit de mond-keelholte over het
strotklepje wordt getransporteerd. De bolus glijdt
zo de slokdarm in. De bolus wordt verder
gebracht door de slokdarm, naar de maag
Maag:
2
, - In de maag wordt het voedsel enige tijd opgeslagen en intussen vermengd met
maagsap
- Maagsap afkomstig uit de maagwand zorgt voor een zuur milieu, waardoor een groot
deel van de met het voedsel meegekomen bacteriën doodgaat en de speeksel
enzymen inactief zijn
- De epitheelcellen in de maagwand produceren zoutzuur en een pro-enzym
Twaalfvingerige darm:
- Sappen uit de alvleesklier neutraliseren de zure massa. Daarnaast zorgen de
galzuren uit de galblaas voor vetten, zodat deze door lipase omgezet kunnen worden
in vetzuren en glycerol
- De sappen worden toegevoegd aan de darminhoud om het voedsel verder te
verteren
Dunne darm:
- Hier zitten de darmvlokken. Deze nemen de meeste voedingsstoffen, inclusief water,
op in het bloed
- Zorgt ervoor dat voedsel verteerd wordt en dat belangrijke voedingsstoffen worden
opgenomen in het lichaam
Dikke darm:
- Is het laatste stuk van het spijsverteringsstelsel. Het voedsel is al bijna helemaal
verteerd als het hier aankomt. Hier wordt de brij met voedselresten ingedikt en water
en zouten uitgehaald
Endeldarm:
- Laatste uiteinde van de dikke darm, verzamelplaats voor de ontlasting
Anus:
- Opening aan het eind van de endeldarm. Ontlasting wordt uit het lichaam verwijderd
Alle woorden die eindigen met -ase zijn enzymen (amylase, lactase)
Duodenum:
- Vertering van opname
- Eerste gedeelte van de dunne darm dat gedeeltelijk verteerde voedingsmiddelen
ontvangt van de maag, dat de voedingsstoffen opneemt en dat de verteerde
voedingsmiddelen afvoert naar het jejunum
Jejunum:
- Dit deel komt na het duodenum. Hier worden de
voedingsstoffen uit de voeding opgenomen in het
bloed
Ileum:
- Komt na het jejunum, dit is het laatste deel van de
dunne darm. Hier vindt het grootste deel van de
vertering en opname van voedselbestanddelen plaats
- De passage van het voedsel door de jejunum en ileum
duurt 1-2 uren
Lever:
3
, - Speelt een belangrijke rol bij de stofwisseling van koolhydraten, vetten en eiwitten.
Bestanddelen hiervan uit de voeding wordt in de dunne darm opgenomen. Ze
bereiken via de poortader de lever, zo kan de lever als eerste orgaan gebruik maken
van de opgenomen stoffen
- In de cellen van de lever vinden vele metabole processen plaats. De lever breekt
schadelijke en overtollige stoffen af. Wanneer we behoefte hebben aan extra suikers,
zet de leven glycogeen weer om in glucose. Glucose wordt vervolgens afgegeven
aan bloed, wat energie levert om te bewegen
- De lever maakt cholesterol
Pancreas: (alvleesklier)
- Hij heeft een kop, een kern en een staart
- De pancreas produceert spijsverteringssappen, deze bevatten bicarbonaat en
enzymen die nodig zijn voor het neutraliseren van het maagzuur en voor de vertering
van voeding (eiwitten, suikers en vetten)
- En maakt hormonen die helpen bij de vertering van eten en het regelen van het
suikergehalte in het bloed (kan gemeten worden met glucose)
Het uiteinde van de galblaas zit bij het uiteinde van de pancreas
De galblaas stort zijn dingen uit in het duodenum (bijv. cholesterol, waterzouten)
Galblaas:
- De galblaas is een klein, peervormig zakje waarin galvloeistof tijdelijk opgeslagen kan
worden. Galvloeistof wordt geproduceerd door de lever.
Insuline betekenis:
4
