Hoofdstuk 1 Duidelijke samenvatting boekje Crisis
De kredietcrisis van 2008 ontstond doordat Amerikaanse banken hypotheken (=
langlopende leningen met onroerend goed als onderpand) hadden verstrekt aan mensen die
later de aflossing en rente niet konden betalen. Hierdoor kwamen Amerikaanse banken in
de problemen en omdat ze de leningen hadden doorverkocht aan banken buiten de VS,
deden banken in de rest van de wereld dat ook. Sommige banken gingen failliet, andere
werden voorzichtiger met kredietverlening aan gezinnen en bedrijven. Hierdoor consumeren
huishoudens minder en investeren bedrijven minder. Door deze lagere bestedingen daalde
de productie, daalde de werkgelegenheid en daalde het consumentenvertrouwen. Het
consumentenvertrouwen geeft informatie over de verwachtingen van consumenten over de
ontwikkeling van de economie. Een verhoogd risico op werkloosheid maakt consumenten
voorzichtiger omdat ze onzeker zijn over hun inkomen in de toekomst. Daardoor gaan ze
meer sparen en minder consumeren, met als gevolg dat productie en werkgelegenheid nog
meer dalen.
Om de werkloosheid te bestrijden moeten de uitgaven worden gestimuleerd. De Europese
Centrale Bank kan dit doen door de rente te verlagen. Met een lagere rente zullen mensen
meer lenen en minder sparen. De geldhoeveelheid neemt dan toe en dus kunnen de
bestedingen toenemen. Daardoor stijgt de productie en daalt de werkloosheid. Een nadeel
is dat de groei van de geldhoeveelheid kan leiden tot inflatie. Inflatie is de ontwikkeling van
het algemene prijspeil. Hoge inflatie vermindert de koopkracht van uw inkomen. De
koopkracht van uw inkomen bepaalt hoeveel goederen en diensten u kunt kopen en is
afhankelijk van inkomen en prijzen.
Er is deflatie als de prijzen dalen. Deflatie schaadt de economie omdat mensen uitgaven
uitstellen omdat ze denken dat de prijzen nog verder zullen dalen. De overheid kan ook de
bestedingen stimuleren door zelf meer uit te geven of door belastingen te verlagen. Een
nadeel is dat hierdoor het overheidstekort toeneemt, waardoor er geld moet worden
geleend. De staatsschuld neemt dan toe en de rentebetalingen van de overheid nemen toe.
Piketty voorspelt dat de ongelijkheid tussen mensen kan toenemen omdat het rendement
uit kapitaal sneller stijgt dan het rendement uit arbeid. Mensen met een inkomen in de vorm
van rente, huur en winst zullen rijker worden in vergelijking met mensen die loon als
inkomen hebben. Piketty is het niet eens met toenemende ongelijkheid, maar vindt wel dat
er inkomensverschillen moeten zijn. Als het inkomen voor iedereen gelijk zou zijn, zou dat
mensen niet motiveren om bepaalde goede keuzes te maken.
Goederen zijn materieel, zoals een mobiele telefoon, schoenen en een jas. Diensten zijn
immaterieel, zoals naar de bioscoop gaan of naar de kapper gaan. Goederen en diensten
samen worden producten genoemd. Hoeveel goederen en diensten u kunt kopen, wordt
bepaald door de koopkracht van uw inkomen. Uw koopkracht stijgt als uw inkomen meer
stijgt dan de prijzen. Als uw inkomen met 3% stijgt, maar de prijzen met 5 stijgen, neemt uw
koopkracht af. De koopkracht neemt ook af als de prijzen stijgen en je inkomen lager is door
de slechte economische situatie of doordat je werkloos wordt
De kredietcrisis van 2008 ontstond doordat Amerikaanse banken hypotheken (=
langlopende leningen met onroerend goed als onderpand) hadden verstrekt aan mensen die
later de aflossing en rente niet konden betalen. Hierdoor kwamen Amerikaanse banken in
de problemen en omdat ze de leningen hadden doorverkocht aan banken buiten de VS,
deden banken in de rest van de wereld dat ook. Sommige banken gingen failliet, andere
werden voorzichtiger met kredietverlening aan gezinnen en bedrijven. Hierdoor consumeren
huishoudens minder en investeren bedrijven minder. Door deze lagere bestedingen daalde
de productie, daalde de werkgelegenheid en daalde het consumentenvertrouwen. Het
consumentenvertrouwen geeft informatie over de verwachtingen van consumenten over de
ontwikkeling van de economie. Een verhoogd risico op werkloosheid maakt consumenten
voorzichtiger omdat ze onzeker zijn over hun inkomen in de toekomst. Daardoor gaan ze
meer sparen en minder consumeren, met als gevolg dat productie en werkgelegenheid nog
meer dalen.
Om de werkloosheid te bestrijden moeten de uitgaven worden gestimuleerd. De Europese
Centrale Bank kan dit doen door de rente te verlagen. Met een lagere rente zullen mensen
meer lenen en minder sparen. De geldhoeveelheid neemt dan toe en dus kunnen de
bestedingen toenemen. Daardoor stijgt de productie en daalt de werkloosheid. Een nadeel
is dat de groei van de geldhoeveelheid kan leiden tot inflatie. Inflatie is de ontwikkeling van
het algemene prijspeil. Hoge inflatie vermindert de koopkracht van uw inkomen. De
koopkracht van uw inkomen bepaalt hoeveel goederen en diensten u kunt kopen en is
afhankelijk van inkomen en prijzen.
Er is deflatie als de prijzen dalen. Deflatie schaadt de economie omdat mensen uitgaven
uitstellen omdat ze denken dat de prijzen nog verder zullen dalen. De overheid kan ook de
bestedingen stimuleren door zelf meer uit te geven of door belastingen te verlagen. Een
nadeel is dat hierdoor het overheidstekort toeneemt, waardoor er geld moet worden
geleend. De staatsschuld neemt dan toe en de rentebetalingen van de overheid nemen toe.
Piketty voorspelt dat de ongelijkheid tussen mensen kan toenemen omdat het rendement
uit kapitaal sneller stijgt dan het rendement uit arbeid. Mensen met een inkomen in de vorm
van rente, huur en winst zullen rijker worden in vergelijking met mensen die loon als
inkomen hebben. Piketty is het niet eens met toenemende ongelijkheid, maar vindt wel dat
er inkomensverschillen moeten zijn. Als het inkomen voor iedereen gelijk zou zijn, zou dat
mensen niet motiveren om bepaalde goede keuzes te maken.
Goederen zijn materieel, zoals een mobiele telefoon, schoenen en een jas. Diensten zijn
immaterieel, zoals naar de bioscoop gaan of naar de kapper gaan. Goederen en diensten
samen worden producten genoemd. Hoeveel goederen en diensten u kunt kopen, wordt
bepaald door de koopkracht van uw inkomen. Uw koopkracht stijgt als uw inkomen meer
stijgt dan de prijzen. Als uw inkomen met 3% stijgt, maar de prijzen met 5 stijgen, neemt uw
koopkracht af. De koopkracht neemt ook af als de prijzen stijgen en je inkomen lager is door
de slechte economische situatie of doordat je werkloos wordt