HOOFDSTUK 1: De studie van het menselijk lichaam
1.1. De begrippen ‘anatomie’ en ‘fysiologie’
Anatomie
⮚ studie van het lichaam
⮚ cytologie
o De studie van de opbouw van de cel, de kleinste levende bouwsteen van het
lichaam.
⮚ Histologie
o De studie van de weefsels, liggen rond cellen en tussenliggende stof
Fysiologie
⮚ verklaart hoe dit lichaam exact werkt en hoe de verschillende structuren hun
functies uitvoeren
1.1.1. Anatomie
= ontleedkunde, ‘ana’ betekent ‘uiteen’, ‘-tomie’ betekent ‘snijden’
=houdt zich bezig met de vorm, structuur, bouw, samenstelling en ligging van de
onderdelen.
a) Microscopische versus macroscopische anatomie
De grondlegger: Andreas Vesalius -> tekende wat hij met het blote oog zag =
Macroscopische anatomie ↔ Microscopische anatomie (hier verdiepen wij ons
in)
b) Systemische versus topografische anatomie
Systemische anatomie
⮚ Onderverdeling van het lichaam in elf orgaanstelsels of
systemen.
Vb: gastro-intestinale stelsel, het cardiovasculaire stelsel, het
zenuwstelsel,..
Topografische anatomie
⮚ Gaat uit van streken of gebieden in het lichaam
Vb: kijken naar de voet en de botten, spieren, bloedvaten, pezen
ervan
1.1.2. Fysiologie
= de wetenschap die de functies van levende organismen bestudeerd
= ‘fysio’ betekent ‘levend, natuur’, ‘-logie’ betekent ‘leer’
= Vb: de geleiding van elektrische prikkels doorheen het hart.
Homeostase
, ⮚ ‘behoud van dezelfde toestand’, veel fysiologische processen hebben
homeostase als doel
Mijlpalen
● 1900: Karl Landsteiner ontdekt de bloedgroepen A,B en O
● 1953: Sir Hans Krebs ontdekt de Krebs-cyclus (citroencyclus)
● 1972: Gerald M. Edelman en Rodney R. Porter ontdekken de chemische structuur van
de antilichamen.
=structuren/processen
1.2. Fundamentele begrippen binnen de anatomie
1.2.1. De anatomische uitgangshouding
=we beschrijven de bouw van het menselijk lichaam altijd vanuit de anatomische
positie of de anatomische uitgangshouding
1.2.2.Terminologia Anatomica
=vakterminologie
Het lichaam onderdelen in een aantal grote gebieden:
● het hoofdgebied of cefaal gebied
● het nekgebied of cervicaal gebied
● de truncus, verder onder te verdelen in:
1.1. De begrippen ‘anatomie’ en ‘fysiologie’
Anatomie
⮚ studie van het lichaam
⮚ cytologie
o De studie van de opbouw van de cel, de kleinste levende bouwsteen van het
lichaam.
⮚ Histologie
o De studie van de weefsels, liggen rond cellen en tussenliggende stof
Fysiologie
⮚ verklaart hoe dit lichaam exact werkt en hoe de verschillende structuren hun
functies uitvoeren
1.1.1. Anatomie
= ontleedkunde, ‘ana’ betekent ‘uiteen’, ‘-tomie’ betekent ‘snijden’
=houdt zich bezig met de vorm, structuur, bouw, samenstelling en ligging van de
onderdelen.
a) Microscopische versus macroscopische anatomie
De grondlegger: Andreas Vesalius -> tekende wat hij met het blote oog zag =
Macroscopische anatomie ↔ Microscopische anatomie (hier verdiepen wij ons
in)
b) Systemische versus topografische anatomie
Systemische anatomie
⮚ Onderverdeling van het lichaam in elf orgaanstelsels of
systemen.
Vb: gastro-intestinale stelsel, het cardiovasculaire stelsel, het
zenuwstelsel,..
Topografische anatomie
⮚ Gaat uit van streken of gebieden in het lichaam
Vb: kijken naar de voet en de botten, spieren, bloedvaten, pezen
ervan
1.1.2. Fysiologie
= de wetenschap die de functies van levende organismen bestudeerd
= ‘fysio’ betekent ‘levend, natuur’, ‘-logie’ betekent ‘leer’
= Vb: de geleiding van elektrische prikkels doorheen het hart.
Homeostase
, ⮚ ‘behoud van dezelfde toestand’, veel fysiologische processen hebben
homeostase als doel
Mijlpalen
● 1900: Karl Landsteiner ontdekt de bloedgroepen A,B en O
● 1953: Sir Hans Krebs ontdekt de Krebs-cyclus (citroencyclus)
● 1972: Gerald M. Edelman en Rodney R. Porter ontdekken de chemische structuur van
de antilichamen.
=structuren/processen
1.2. Fundamentele begrippen binnen de anatomie
1.2.1. De anatomische uitgangshouding
=we beschrijven de bouw van het menselijk lichaam altijd vanuit de anatomische
positie of de anatomische uitgangshouding
1.2.2.Terminologia Anatomica
=vakterminologie
Het lichaam onderdelen in een aantal grote gebieden:
● het hoofdgebied of cefaal gebied
● het nekgebied of cervicaal gebied
● de truncus, verder onder te verdelen in: