Openboektentamen
Strafrecht in het nieuws: overlijden Peter R. de Vries. We hadden vertrouwen in hem omdat hij
tegen het onrecht streed. Hij waarschuwde tegen de georganiseerde misdaad. Het strafrecht gaat
over mensen. Wat bezielde de moordenaar van Peter R. de Vries? Dat is ook een mens. We hebben
het in het strafrecht over mensen, dat is belangrijk om te benadrukken. Het is dus een menselijk
drama. Wat doet het met mensen?
Strafrecht = een rechtsgebied naast burgerlijk recht, bestuursrecht, staatsrecht, Europees recht, etc.
Tussen die rechtsgebieden zijn overlappingen en connecties: het strafrecht is een zelfstandig
rechtsgebied, dat nauw met andere rechtsgebieden is verbonden. Het strafrecht ‘houdt zich bezig
met het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben begaan’. Termen:
- Bestraffen: welke sancties kent het strafrecht en wanneer en waarom mag worden gestraft?
- Hoe kan het tot bestraffing komen en hoe vindt bestraffing plaats?
- Personen: wie kunnen worden bestraft?
- Strafbaar feit: wanneer is daarvan sprake? Wat is eigenlijk een strafbaar feit?
Strafrecht kan op verschillende manieren worden bekeken:
- Vanuit de criminologie:
o Perspectief van het slachtoffer en nabestaanden;
o Perspectief van de verdachte en de dader;
o Perspectief van de overheid.
- Juristen herkennen deze perspectieven, maar stellen daarbij andere vragen. Zij kijken er op
een normatieve manier naar. Niet alleen hoe iets is, maar ook hoe iets behoort/zou moeten
zijn.
Strafrecht bestaat in het verband van een democratische rechtsstaat:
- Het strafrecht is democratisch gefundeerd, het is democratisch tot stand gekomen;
- Inzet van het strafrecht moet aan rechtsstatelijke eisen voldoen.
Rechtsstatelijke eisen zijn o.a.:
- Eerbiedigen van grond- en mensenrechten, bijvoorbeeld recht op een eerlijk proces;
- Legaliteitsbeginsel.
3 onderdelen strafrecht:
1: Materieel strafrecht = deel van het strafrecht dat gaat over strafbare feiten en strafrechtelijke
aansprakelijkheid voor die feiten. Hoe omschrijven we het feit dat Peter R. de Vries is overleden? ‘Het
materiële strafrecht bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor kunnen
worden bestraft.’ Gaat dus over:
- Personen: wie kan strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld?
o Natuurlijke personen (mensen);
o Rechtspersonen (bv verenigingen, stichtingen, gemeenten).
- Gedrag: welk gedrag is wel/niet strafbaar?
, - Uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid, bv door ontoerekeningsvatbaarheid;
- Verruiming van strafrechtelijke aansprakelijkheid, bv door deelneming.
Wettelijke strafbepaling: wet in formele zin en in niet-formele zin:
- Delictsomschrijving = de ongewenste/verboden gedraging. Er wordt goed nagedacht over de
woordkeuze hierin om het zo duidelijk mogelijk uit te leggen;
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een nader toebehoort wegneemt, met het
oogmerk om het zich wederrechtelijke toe te eigenen
- Kwalificatie-aanduiding (niet altijd) = de juridische benoeming van de gedraging, naam die de
wetgever aan het feit heeft gegeven;
Diefstal
- Strafbedreiging/sanctienorm = welk soort straf mag worden opgelegd en het maximum
daarbij.
Gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie
In het Wetboek van Strafrecht staan delictsomschrijving en sanctienorm bij elkaar, daarbuiten
zijn delictsomschrijving en sanctienorm van elkaar gescheiden. Gelede normstelling = de
delictsomschrijving staat niet in één wettelijke bepaling, maar is verspreid over verschillende
bepalingen of wetten. Dit kan complex zijn, en wordt complexer als er Europese wetgeving bij zit.
De wet wekt de suggestie dat als aan een gedraging van een delictsomschrijving voldaan wordt, dit
voldoende is voor bestraffing. Dit is echter niet zo. Een strafbaar feit bestaat uit 4 voorwaarden:
1. Menselijke gedraging;
2. Wettelijke delictsomschrijving. Of een gedraging onder een wettelijke delictsomschrijving
valt is een kwestie van interpretatie: Bij onduidelijkheid in concrete zaak is het woord aan de
rechter. Hij kan op verschillende manier aan zijn antwoord komen wanneer er
onduidelijkheid komt over de toepasbaarheid van een strafbaarstelling:
o Wetshistorische interpretatie: kijken naar de totstandkomingsgeschiedenis van de
wet;
o Grammaticale interpretatie: wettekst ontleden, kijken naar taalkundige betekenis;
o Systematische interpretatie: wet uitleggen aan de hand van de systematiek van de
wet (context waarin de bepaling zicht bevindt: welk hoofdstuk/onderdeel/wetboek);
o Teleologische interpretatie: het doel;
3. Wederrechtelijkheid: of de daad in strijd is met het recht. Anders rechtvaardigingsgrond:
a. Noodweer:
i. Ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding: op dat moment, enkele
vrees niet voldoende, ogenblikkelijk dreigend gevaar wel. Aanranding moet
in strijd zijn met de wet (dus niet een politieagent die je oppakt);
ii. Lijf, eerbaarheid of goed: eerbaarheid ziet alleen op de zedensfeer en dus
niet op de aantasting van je goede naam (laster);
iii. Geboden en noodzakelijke verdediging: subsidiariteit (noodzakelijk, geen
mogelijkheid zich te onttrekken) en proportionaliteit (geboden, geen
wanverhouding in de intensiteit van aanval en verdediging).
b. Overmacht als noodtoestand: de wet wordt overtreden als gevolg van een bepaalde
belangenafweging in een acute noodsituatie. Er is sprake van twee conflicterende
, plichten: die om de strafwet na te leven, en een zwaarwegende maatschappelijke
plicht. Dit moet wel subsidiair en proportioneel zijn. Voorbeeld: het Opticien-arrest:
de opticien moest zijn winkel sluiten, maar ook iemand met slecht zicht helpen.
c. Bevoegd ambtelijk bevel: zeggenschapsrelatie tussen bevelgever en -opvolger;
d. Wettelijk voorschrift waardoor iemand de strafwet overtreedt;
e. Ongeschreven: ontbreken van materiële wederrechtelijkheid (Veearts-arrest).
4. Schuld in de zin van verwijtbaarheid: keuze om anders te handelen en hier op kunnen
reflecteren, gericht op de dader. Anders schulduitsluitingsgrond:
a. Noodweerexces: noodweersituatie waarin de grenzen van noodzakelijke verdediging
worden overschreden. Dubbele causaliteit: aanval hevige gemoedsbeweging
disproportionele verdediging:
i. Intensief: in geen verhouding tot de aanval, te zwaar;
ii. Extensief: duurt te lang;
iii. Tardief: iemand reageert als de aanranding al is afgelopen.
Voorbeeld: Bijlmer noodweer-arrest: het enkele feit dat je zelf een wapen
mee hebt, staat er niet voor in de weg dat je een beroep kan doen op
noodweer of noodweerexces.
b. (Psychische) overmacht: een van buiten komende drang waaraan men redelijkerwijs
geen weerstand kan en behoeft te bieden (geen heldendaad van je verwacht);
c. Onbevoegd ambtelijk bevel: bv geen bevoegdheid om bevel te geven;
d. Ontoerekeningsvatbaar (of verminderd toerekeningsvatbaar lagere straf);
e. Ongeschreven: afwezigheid van alle schuld (AVAS) (Melk en Water-arrest) of
rechtsdwaling (wel een onderzoeksplicht).
Bij het behandelen van strafuitsluitingsgronden wordt er ook altijd gekeken naar:
- Culpa in causa = er is eigen schuld aan het gevolg.
- Garantenstellung = bij bepaalde mensen met bepaalde kennis mag je soms meer
verwachten.
Loop in een casus alle voorwaarden af, en maak dan aan het einde een conclusie.
Een delictsomschrijving bestaat uit:
Bestanddelen = onderdelen van de delictsomschrijving, in de wettekst.
Elementen = niet in de wet opgenomen, namelijk wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Ze
worden verondersteld aanwezig te zijn wanneer een menselijke gedraging een wettelijke
delictsomschrijving vervult, tenzij er feitelijke omstandigheden zijn die maken dat je niet gestraft kan
worden (een rechtvaardigingsgrond/schulduitsluitingsgrond). Bij sommige delicten komt in de
delictsomschrijving het woord ‘wederrechtelijk’ voor. In die gevallen is de wederrechtelijkheid geen
element, maar een bestanddeel. Dit wordt gedaan omdat een delictsomschrijving zo duidelijk
mogelijk moet zijn. Als wederrechtelijk niet in de delictsomschrijving van vernieling staat, zou iedere
sloper een delict begaan. Wederrechtelijkheid wordt dus in de delictsomschrijving opgenomen om
het zo strak mogelijk te houden.
Een misdrijf is ernstiger dan een overtreding. Onderscheid (in het WvSr aparte boeken, in bijzondere
wetten wordt het zelfs telkens apart aangegeven) hiertussen omdat:
1. Procesrechtelijk: absolute competentie van de rechter;
Strafrecht in het nieuws: overlijden Peter R. de Vries. We hadden vertrouwen in hem omdat hij
tegen het onrecht streed. Hij waarschuwde tegen de georganiseerde misdaad. Het strafrecht gaat
over mensen. Wat bezielde de moordenaar van Peter R. de Vries? Dat is ook een mens. We hebben
het in het strafrecht over mensen, dat is belangrijk om te benadrukken. Het is dus een menselijk
drama. Wat doet het met mensen?
Strafrecht = een rechtsgebied naast burgerlijk recht, bestuursrecht, staatsrecht, Europees recht, etc.
Tussen die rechtsgebieden zijn overlappingen en connecties: het strafrecht is een zelfstandig
rechtsgebied, dat nauw met andere rechtsgebieden is verbonden. Het strafrecht ‘houdt zich bezig
met het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben begaan’. Termen:
- Bestraffen: welke sancties kent het strafrecht en wanneer en waarom mag worden gestraft?
- Hoe kan het tot bestraffing komen en hoe vindt bestraffing plaats?
- Personen: wie kunnen worden bestraft?
- Strafbaar feit: wanneer is daarvan sprake? Wat is eigenlijk een strafbaar feit?
Strafrecht kan op verschillende manieren worden bekeken:
- Vanuit de criminologie:
o Perspectief van het slachtoffer en nabestaanden;
o Perspectief van de verdachte en de dader;
o Perspectief van de overheid.
- Juristen herkennen deze perspectieven, maar stellen daarbij andere vragen. Zij kijken er op
een normatieve manier naar. Niet alleen hoe iets is, maar ook hoe iets behoort/zou moeten
zijn.
Strafrecht bestaat in het verband van een democratische rechtsstaat:
- Het strafrecht is democratisch gefundeerd, het is democratisch tot stand gekomen;
- Inzet van het strafrecht moet aan rechtsstatelijke eisen voldoen.
Rechtsstatelijke eisen zijn o.a.:
- Eerbiedigen van grond- en mensenrechten, bijvoorbeeld recht op een eerlijk proces;
- Legaliteitsbeginsel.
3 onderdelen strafrecht:
1: Materieel strafrecht = deel van het strafrecht dat gaat over strafbare feiten en strafrechtelijke
aansprakelijkheid voor die feiten. Hoe omschrijven we het feit dat Peter R. de Vries is overleden? ‘Het
materiële strafrecht bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor kunnen
worden bestraft.’ Gaat dus over:
- Personen: wie kan strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld?
o Natuurlijke personen (mensen);
o Rechtspersonen (bv verenigingen, stichtingen, gemeenten).
- Gedrag: welk gedrag is wel/niet strafbaar?
, - Uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid, bv door ontoerekeningsvatbaarheid;
- Verruiming van strafrechtelijke aansprakelijkheid, bv door deelneming.
Wettelijke strafbepaling: wet in formele zin en in niet-formele zin:
- Delictsomschrijving = de ongewenste/verboden gedraging. Er wordt goed nagedacht over de
woordkeuze hierin om het zo duidelijk mogelijk uit te leggen;
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een nader toebehoort wegneemt, met het
oogmerk om het zich wederrechtelijke toe te eigenen
- Kwalificatie-aanduiding (niet altijd) = de juridische benoeming van de gedraging, naam die de
wetgever aan het feit heeft gegeven;
Diefstal
- Strafbedreiging/sanctienorm = welk soort straf mag worden opgelegd en het maximum
daarbij.
Gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie
In het Wetboek van Strafrecht staan delictsomschrijving en sanctienorm bij elkaar, daarbuiten
zijn delictsomschrijving en sanctienorm van elkaar gescheiden. Gelede normstelling = de
delictsomschrijving staat niet in één wettelijke bepaling, maar is verspreid over verschillende
bepalingen of wetten. Dit kan complex zijn, en wordt complexer als er Europese wetgeving bij zit.
De wet wekt de suggestie dat als aan een gedraging van een delictsomschrijving voldaan wordt, dit
voldoende is voor bestraffing. Dit is echter niet zo. Een strafbaar feit bestaat uit 4 voorwaarden:
1. Menselijke gedraging;
2. Wettelijke delictsomschrijving. Of een gedraging onder een wettelijke delictsomschrijving
valt is een kwestie van interpretatie: Bij onduidelijkheid in concrete zaak is het woord aan de
rechter. Hij kan op verschillende manier aan zijn antwoord komen wanneer er
onduidelijkheid komt over de toepasbaarheid van een strafbaarstelling:
o Wetshistorische interpretatie: kijken naar de totstandkomingsgeschiedenis van de
wet;
o Grammaticale interpretatie: wettekst ontleden, kijken naar taalkundige betekenis;
o Systematische interpretatie: wet uitleggen aan de hand van de systematiek van de
wet (context waarin de bepaling zicht bevindt: welk hoofdstuk/onderdeel/wetboek);
o Teleologische interpretatie: het doel;
3. Wederrechtelijkheid: of de daad in strijd is met het recht. Anders rechtvaardigingsgrond:
a. Noodweer:
i. Ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding: op dat moment, enkele
vrees niet voldoende, ogenblikkelijk dreigend gevaar wel. Aanranding moet
in strijd zijn met de wet (dus niet een politieagent die je oppakt);
ii. Lijf, eerbaarheid of goed: eerbaarheid ziet alleen op de zedensfeer en dus
niet op de aantasting van je goede naam (laster);
iii. Geboden en noodzakelijke verdediging: subsidiariteit (noodzakelijk, geen
mogelijkheid zich te onttrekken) en proportionaliteit (geboden, geen
wanverhouding in de intensiteit van aanval en verdediging).
b. Overmacht als noodtoestand: de wet wordt overtreden als gevolg van een bepaalde
belangenafweging in een acute noodsituatie. Er is sprake van twee conflicterende
, plichten: die om de strafwet na te leven, en een zwaarwegende maatschappelijke
plicht. Dit moet wel subsidiair en proportioneel zijn. Voorbeeld: het Opticien-arrest:
de opticien moest zijn winkel sluiten, maar ook iemand met slecht zicht helpen.
c. Bevoegd ambtelijk bevel: zeggenschapsrelatie tussen bevelgever en -opvolger;
d. Wettelijk voorschrift waardoor iemand de strafwet overtreedt;
e. Ongeschreven: ontbreken van materiële wederrechtelijkheid (Veearts-arrest).
4. Schuld in de zin van verwijtbaarheid: keuze om anders te handelen en hier op kunnen
reflecteren, gericht op de dader. Anders schulduitsluitingsgrond:
a. Noodweerexces: noodweersituatie waarin de grenzen van noodzakelijke verdediging
worden overschreden. Dubbele causaliteit: aanval hevige gemoedsbeweging
disproportionele verdediging:
i. Intensief: in geen verhouding tot de aanval, te zwaar;
ii. Extensief: duurt te lang;
iii. Tardief: iemand reageert als de aanranding al is afgelopen.
Voorbeeld: Bijlmer noodweer-arrest: het enkele feit dat je zelf een wapen
mee hebt, staat er niet voor in de weg dat je een beroep kan doen op
noodweer of noodweerexces.
b. (Psychische) overmacht: een van buiten komende drang waaraan men redelijkerwijs
geen weerstand kan en behoeft te bieden (geen heldendaad van je verwacht);
c. Onbevoegd ambtelijk bevel: bv geen bevoegdheid om bevel te geven;
d. Ontoerekeningsvatbaar (of verminderd toerekeningsvatbaar lagere straf);
e. Ongeschreven: afwezigheid van alle schuld (AVAS) (Melk en Water-arrest) of
rechtsdwaling (wel een onderzoeksplicht).
Bij het behandelen van strafuitsluitingsgronden wordt er ook altijd gekeken naar:
- Culpa in causa = er is eigen schuld aan het gevolg.
- Garantenstellung = bij bepaalde mensen met bepaalde kennis mag je soms meer
verwachten.
Loop in een casus alle voorwaarden af, en maak dan aan het einde een conclusie.
Een delictsomschrijving bestaat uit:
Bestanddelen = onderdelen van de delictsomschrijving, in de wettekst.
Elementen = niet in de wet opgenomen, namelijk wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Ze
worden verondersteld aanwezig te zijn wanneer een menselijke gedraging een wettelijke
delictsomschrijving vervult, tenzij er feitelijke omstandigheden zijn die maken dat je niet gestraft kan
worden (een rechtvaardigingsgrond/schulduitsluitingsgrond). Bij sommige delicten komt in de
delictsomschrijving het woord ‘wederrechtelijk’ voor. In die gevallen is de wederrechtelijkheid geen
element, maar een bestanddeel. Dit wordt gedaan omdat een delictsomschrijving zo duidelijk
mogelijk moet zijn. Als wederrechtelijk niet in de delictsomschrijving van vernieling staat, zou iedere
sloper een delict begaan. Wederrechtelijkheid wordt dus in de delictsomschrijving opgenomen om
het zo strak mogelijk te houden.
Een misdrijf is ernstiger dan een overtreding. Onderscheid (in het WvSr aparte boeken, in bijzondere
wetten wordt het zelfs telkens apart aangegeven) hiertussen omdat:
1. Procesrechtelijk: absolute competentie van de rechter;