GZC II week 5 | vragen
Hoorcollege | Neuro-oncologie
1. Wat zijn symptomen bij een hersentumor?
Indeling hersentumoren
*!
laaggradig
astrocytomen
anaplastisch
glioblastoom
diffuse gliomen
laaggradig
oligodendrogliomen
scherp begrensde astrocytaire
anaplastisch
gliomen*
ependymomen
glioneuronale en neuronale
tumoren
gliomen
pediatrische laaggradige
diffuse gliomen
embryonale tumoren
pediatrische hooggradige
plexus choroïdeus diffuse gliomen
hersentumoren
tumoren
gemengd
pinealis tumoren
meningeomen
[astrocytomen] IDH gemuteerd
[oligodendrogliomen] IDH gemuteerd +1p/19q co-deletie
[glioblastomen] IDH wildtype
2. Voor welke hersentumor is IDH (isocitraat dehydrogenase) specifiek?
a. Laaggradig glioom
b. Oligodendroglioom
3. Gliomen metastaseren vrijwel altijd.
a. Juist
b. Onjuist
GZC II | week 5 | 1
, 4. Welke gliomen zie je eerder bij jongere mensen?
a. Laaggradig
b. Hooggradig
5. Meningeomen zijn benigne.
a. Juist
b. Onjuist
6. Welke carcinomen leiden het vaakst tot hersenmetastasen?
7. Welk beeldvormend onderzoek is sensitiever voor het aantonen van metastasen?
a. CT
b. MRI
8. Wat zijn behandelopties bij een hersentumor?
9. Waar bevinden zich de meeste hersentumoren bij kinderen?
a. Infratentorieel
b. Supratentorieel
10. Een meningeoom moet altijd behandeld worden.
a. Juist
b. Onjuist
11. Hersenmetastasen zijn scherp begrensd.
a. Juist
b. Onjuist
12. IDH-mutaties komen vaker voor bij jongere patiënten.
a. Juist
b. Onjuist
13. Hoe uit een glioblastoom zich histologisch?
14. Normaal methylguanine-DNA-methyltransferase (MGMT) versterkt de werking van
temozolomide.
a. Juist
b. Onjuist
15. Welke stelling(en) over medulloblastomen is of zijn juist?
Gaat uit van primitieve cellen
Het is meestal benigne
Komt altijd voor in de cerebrale hemisferen
Komt voornamelijk voor bij kinderen
Practicum 5 | Neuro-oncologie
16. Wat zijn hooggradige kenmerken in de histologie van hersentumoren?
GZC II | week 5 | 2
Hoorcollege | Neuro-oncologie
1. Wat zijn symptomen bij een hersentumor?
Indeling hersentumoren
*!
laaggradig
astrocytomen
anaplastisch
glioblastoom
diffuse gliomen
laaggradig
oligodendrogliomen
scherp begrensde astrocytaire
anaplastisch
gliomen*
ependymomen
glioneuronale en neuronale
tumoren
gliomen
pediatrische laaggradige
diffuse gliomen
embryonale tumoren
pediatrische hooggradige
plexus choroïdeus diffuse gliomen
hersentumoren
tumoren
gemengd
pinealis tumoren
meningeomen
[astrocytomen] IDH gemuteerd
[oligodendrogliomen] IDH gemuteerd +1p/19q co-deletie
[glioblastomen] IDH wildtype
2. Voor welke hersentumor is IDH (isocitraat dehydrogenase) specifiek?
a. Laaggradig glioom
b. Oligodendroglioom
3. Gliomen metastaseren vrijwel altijd.
a. Juist
b. Onjuist
GZC II | week 5 | 1
, 4. Welke gliomen zie je eerder bij jongere mensen?
a. Laaggradig
b. Hooggradig
5. Meningeomen zijn benigne.
a. Juist
b. Onjuist
6. Welke carcinomen leiden het vaakst tot hersenmetastasen?
7. Welk beeldvormend onderzoek is sensitiever voor het aantonen van metastasen?
a. CT
b. MRI
8. Wat zijn behandelopties bij een hersentumor?
9. Waar bevinden zich de meeste hersentumoren bij kinderen?
a. Infratentorieel
b. Supratentorieel
10. Een meningeoom moet altijd behandeld worden.
a. Juist
b. Onjuist
11. Hersenmetastasen zijn scherp begrensd.
a. Juist
b. Onjuist
12. IDH-mutaties komen vaker voor bij jongere patiënten.
a. Juist
b. Onjuist
13. Hoe uit een glioblastoom zich histologisch?
14. Normaal methylguanine-DNA-methyltransferase (MGMT) versterkt de werking van
temozolomide.
a. Juist
b. Onjuist
15. Welke stelling(en) over medulloblastomen is of zijn juist?
Gaat uit van primitieve cellen
Het is meestal benigne
Komt altijd voor in de cerebrale hemisferen
Komt voornamelijk voor bij kinderen
Practicum 5 | Neuro-oncologie
16. Wat zijn hooggradige kenmerken in de histologie van hersentumoren?
GZC II | week 5 | 2