Hoofdstuk 3 De regels voor
experimenteel onderzoek
Paragraaf 1 De regels voor experimenteel
onderzoek
Proefopzet
3 belangrijkste regels experimenteel onderzoek:
1. Proefopzet/ ‘blanco’ : controleren of een andere factor invloed heeft.
2. Eén factoor varieert, de rest blijft gelijk
3. Beide variabele zijn bekend. Onafhankelijke: de variabele die je varieert. Afhankelijke: wat het resultaat
is van de onafhankelijke variabele.
Factoren
Bij experimenteel onderzoek mag maar één factor verschillen.
Voorbeelden van factoren: temperatuur, snelheid, lengte ….., aantal ….., gewicht.
Afhankelijke variabele: wat de onderzoeker meet of registreert als resultaat van de factor die hij varieert.
Onafhankelijke variabele: de waarde die de onderzoeker in het experiment heeft aangebracht/gevarieerd.
Onderzoeksverslag
Goed verslag is herhaalbaar en controleerbaar. Andere kunnen resultaten gebruiken voor een
vervolgonderzoek. Voor sommige onderzoeken moet het vaker herhaald worden om betrouwbaar te zijn.
Verslag: inleiding (waarom dit verslag), eenduidige onderzoeksvraag: gaat over de invloed van een
onafhankelijke variabele op een afhankelijke variabele, hypothese: wat ze denken dat eruit gaat komen,
methode (het werkplan) en materialen, foutmarge, resultaten (verwerkt), conclusie en discussie (met
verklaring erin).
Waar kom je zo’n verslag tegen; wetenschappelijke tijdschriften en een verslag dat je zelf voor school
moet maken.
Paragraaf 2 Gegevens verzamelen en vastleggen
Beschrijvend onderzoek
Een plaag: dieren die er te veel zijn en daardoor schade veroorzaken.
Beschrijvend onderzoek: je verandert geen variabele je gaat alleen tellen, wegen of meten.
Kwantitatief onderzoek: het gaan om aantallen (tellen, meten of wegen)
Waarnemen en aantonen
Kwantitatief onderzoek: zonder tellen, meten of wegen, het gaat om vaststellen of iets aanwezig is. (Vb.
microscoop).
Voor aantonen of een molecuul aanwezig is worden indicatoren gebruikt.
Vastleggen met beeld en geluid
experimenteel onderzoek
Paragraaf 1 De regels voor experimenteel
onderzoek
Proefopzet
3 belangrijkste regels experimenteel onderzoek:
1. Proefopzet/ ‘blanco’ : controleren of een andere factor invloed heeft.
2. Eén factoor varieert, de rest blijft gelijk
3. Beide variabele zijn bekend. Onafhankelijke: de variabele die je varieert. Afhankelijke: wat het resultaat
is van de onafhankelijke variabele.
Factoren
Bij experimenteel onderzoek mag maar één factor verschillen.
Voorbeelden van factoren: temperatuur, snelheid, lengte ….., aantal ….., gewicht.
Afhankelijke variabele: wat de onderzoeker meet of registreert als resultaat van de factor die hij varieert.
Onafhankelijke variabele: de waarde die de onderzoeker in het experiment heeft aangebracht/gevarieerd.
Onderzoeksverslag
Goed verslag is herhaalbaar en controleerbaar. Andere kunnen resultaten gebruiken voor een
vervolgonderzoek. Voor sommige onderzoeken moet het vaker herhaald worden om betrouwbaar te zijn.
Verslag: inleiding (waarom dit verslag), eenduidige onderzoeksvraag: gaat over de invloed van een
onafhankelijke variabele op een afhankelijke variabele, hypothese: wat ze denken dat eruit gaat komen,
methode (het werkplan) en materialen, foutmarge, resultaten (verwerkt), conclusie en discussie (met
verklaring erin).
Waar kom je zo’n verslag tegen; wetenschappelijke tijdschriften en een verslag dat je zelf voor school
moet maken.
Paragraaf 2 Gegevens verzamelen en vastleggen
Beschrijvend onderzoek
Een plaag: dieren die er te veel zijn en daardoor schade veroorzaken.
Beschrijvend onderzoek: je verandert geen variabele je gaat alleen tellen, wegen of meten.
Kwantitatief onderzoek: het gaan om aantallen (tellen, meten of wegen)
Waarnemen en aantonen
Kwantitatief onderzoek: zonder tellen, meten of wegen, het gaat om vaststellen of iets aanwezig is. (Vb.
microscoop).
Voor aantonen of een molecuul aanwezig is worden indicatoren gebruikt.
Vastleggen met beeld en geluid