samenvatting pasgeborene

Pasgeborene
1.Inleiding
 Pasgeborene of neonatus is kindje tot leeftijd van 28 dagen
 Algemene toestand worden bepaald door genetische voorbeschiktheid als intra-utriene leven en
geboorteproces
 Genetische voorbeschiktheid wordt bepaald op moment van bevruchting
 Vader en moeder zijn hier drager van, ook van genetische effecten
 Leven in baarmoeder bepaalt factoren zoals groei maar ook afwijkingen

Aangeboren afwijkingen

 Groei kan verminderd worden door invloed van genotsmiddelen zoals roken
o Bij alcoholinname leidt het tot groei retardatie en tot aangeboren afwijkingen met mentale
retardatie  afgeplat filtrum
 Maternele aandoeningen zoals diabetes kunnen leiden tot hypertensie en geeft beperking in
groei
 Inname medicatie kan aangeboren afwijkingen geven
 Maternele infecties kunnen aangeboren afwijkingen en mentale handicap geven
 Stuitligging kan afwijkend zijn door de heupen

Geboorte

 Is kritiek moment
 Baarmoedercontracties zijn stress gevend moment
 Na geboorte moeten alle respiratoire en circulatoire veranderingen zelf de vitale functies
verzekeren
 Problemen tijdens uitdrijving kunnen zorgen voor problemen
 Bij plotse placentaloslating zal bloedtoevoer van baby stopzetten

2.Overgang van foetus naar pasgeborene
Baby moet na de geboorte ademen

2.1. Op gang komen van ademhaling
2.1.1. Droogleggen van longen
 Tijdens het leven in placenta zijn longblaasjes gevuld met longvocht
 Vocht moet verwijderd worden anders kan er niet genoeg lucht in longen
 Door druk wordt vocht al uitgeduwd en gaat vocht in bloedvaten

2.1.2. Eerste ademhalingen
 Duurt even voor dat ze huilen
 Baby moet ademhalingsbewegingen doen om lucht uit longblaasjes te krijgen
 Combinatie uitwendige prikkels (licht, geluid) en inwendig (acidose, hypoxie,
hypercapnie)
 Belangrijkste prikkel is stijgen va, CO2 in bloed


1

, 2.1.3. Instellen van regelmatig ademhalingsproblemen
 Longblaasjes moeten zich goed openen tijdens inademing en niet platvallen bij
uitademing
 Dit is door surfacant
o Oppervlakte spanning: bij inademing komen blaasjes op rek zonder te springen en
bij uitademing niet plat
o Wordt aangegroeid in laatste weken zwangerschap
o Bij prematuren wordt er longrijping gedaan: moeder moet cortisonen nemen om dit
sneller te laten groeien

2.2. Circulatoire aanpassingen
2.2.1. Circulatie voor de geboorte
 Voor geboorte stroomt er weinig bloed naar longen
 Gasuitwisseling gebeurt door placenta
 Longen zijn nog niet functioneel
 Na geboorte heeft baby hoog hemoglobine gehalte niet nodig
 Longen doen gasuitwisseling

Hoog foetaal hartritme

 Hoger hartdebiet 120x per minuut
 Hoger hartdebiet met betere doorbloeding van weefsels

2.2.2. Circulatie na geboorte
Toename van bloedstroom naar longen

 Voor geboorte zorgt placenta voor gasuitwisseling
 Weinig bloed naar longen
 Na geboorte gaan longen gasuitwisseling opnemen
 Door regelmatige ademhaling komt er veel lucht- zuurstof in longen zo gaat
zuurstofspanning stijgen
 Stijgen van arteriële zuurstofspanning zorgt voor uitzetten van longbloedvaten

Sluiten van foramen ovale

 Meer bloed naar longen stroomt en meer bloed van longen terug in linker atrium
 Er komt druk verhoging zo klapt foramen ovale dicht

Sluiten van ductus botalli of ductus arteriosus

 Door vasoconstrictie  samen trekken van gladde spiercellen door oplopen van
zuurstofconcentratie




2