Het langetermijngeheugen wordt opgesplitst in welke twee soorten geheugen?
Answer: Declaratief geheugen en non-declaratief geheugen
2.
Wat wordt bedoelt met retrograde amnesie?
Answer: Het verlies van herinneringen van voor de hersenbeschadiging.
3.
Welke visuele route wordt ook wel de ventrale route genoemd?
Answer: De wat-route.
4.
Hoe noemt men het onvermogen om doelgericht gedrag uit te voeren in afwezigheid van paralyse of parese?
Answer: Apraxie
5.
Wat wordt bedoeld met executieve functies?
Answer: Functies die nodig zijn voor plannen, initiëren en reguleren van doelgericht taakgedrag.
Content preview
Clinical Neuropsychology
1: Klinische neuropsychologie: een historische schets
Geschiedenis 400 v.C. Hippocrates(afwijkend gedrag door Goden of hersenen)
romeinen/Grieken(balans lichamelijke elementen) 14e eeuw(ziel is zelfstandige eenheid. Descartes)
18e eeuw (fysiognomie, op basis van gelaatstrekken) 19e eeuw(mentale organen in cortex. Gall.
Frenologie, ziel, wiskundeknobbel) 19e eeuw (2 taalsystemen Broca (taalproductie in frontaalkwab,
motorisch spraaksysteem) Wernicke (taalbegrip, in temporaalkwab, begrijpen geen taal, zelf het
probleem niet door) Vaak een combi). 20e eeuw (Luria 3 interacterende gebieden. I Activatie. II.
Waarneming/input. III. Actie/output.)
2: De neuropsychologische praktijk
DSM 5 6 cognitieve domeinen leren en geheugen (informatie aanleren), Volgehouden aandacht,
visueel-motorische functies, taal (spraakvermogen), executieve functies, sociale cognitie.
Symptoom Stoornis Limitatie/beperking
Aandacht te kort Volgehouden aandacht Snel afgeleid, maakt niets af
Amnesie Leren en geheugen Vergeten van afspraken, de weg
kwijt raken
Afasie Taal Niet begrijpen
Alexie/agrafie Lezen/schrijven De krant lezen, letters schrijven
Acalculie Rekenen Belastingaangifte, wisselgeld
Agnosie Perceptie visueel, akoestisch, Gezichten, verkeersgeluiden,
tactiel iets uit de tas vinden
Neglect Aandacht aan één kant Ongelukken, dingen niet vinden
Apraxie Motor planning Wassen, aankleden. Niet weten
hoe of in welke volgorde dingen
doen
Executieve functiestoornissen Executieve functies Slechte planning en anticipatie.
Hersenreserves hypothese dat een grotere hersenmassa beschermt tegen neurodegeneratie.
Cognitieve reserves hypothese dat verrijkende ervaringen beschermen tegen cognitieve
degeneratie.
Neurotechnologie in de klinische praktijk
Hersenstimulatie elektriciteit is basis van neurale en spierfuncties met actiepotentialen.
Hersensignalen meten (invasief of van buiten)
Invasieve hersenstimulatie deep brain stimuluation (elektrodes inplanteren in hersenen. Kan
activiteit waarnemen, maar ook stimuleren. Behandelen symptomen) Cochlear Implants (CI = voor
doofheid. Twee delen = externe microfoon en geïmplanteerde stimulator. Veel kinderen. Geluid is niet
goed.)
1
,Non-invasieve stimulatie transcraniele direct current stimulatie (TDCS, lage stroom toegediend op
hersenen. Stimulatie kan negatieve impact hebben). Transcranial magnetic stimulation (TMS, rTMS.
Magnetisch veld door de hersenen. Tijdelijk activeren of deactiveren van bepaalde regio. Effecten zijn
tijdelijk.)
Verschillende doelen klinische doelen (herstellen van hersenfunctie, vervangen van hersenfunctie,
verbeteren functie). Onderzoeksdoelen.
Brain-computer interfacing bij locked-in
syndrome. Basisprincipes versnellen
communicatie. Ideale situatie maakt gebruik
van hersensignalen. Doelen (verschillende
uitkomsten, rijden rolstoel, robot arm
besturen, besturen cursor scherm). Trainen
duurt maanden.
Figuur 1 Brain-computer interfacing
3: Neuropsychologie: de wetenschappelijke aanpak
Diagnostische cyclus Klachtenanalyse (anamnese en heteroanamnese) Probleemanalyse
(testonderzoek) Diagnosestelling (gegevens integreren en tot een diagnose komen) Indicatiestelling
(Bepalen wat de diagnose voor patiënt betekent en welke hulp er nu nodig is)
Betrouwbaarheid in hoeverre is het waarschijnlijk dat een nieuwe test op een later moment
dezelfde resultaten geeft.
Validiteit Meet de test wat hij hoort te meten?
Vraagstellingen Klinisch neuropsychologisch (Differentiaaldiagnostiekvragen,
behandelingsevaluatie, adviesvragen) Fundamentele vraagstellingen (vragen naar precieze aard
stoornis en onderliggende cognitieve processen)
Onderzoeksopzet
Subtractie hier corrigeer je welke tijd er voor andere processen nodig zijn, door deze ook los te
meten.
Figuur 2 Subtractie principe
Criteria voor dissociatie A moet significant afwijken
van standaard. B moet niet significant afwijken van
standaard. A en B moeten onderling significant afwijken.
2
, Single case onderzoek bij 1 geval. Beloopstudies onderzoek over langere termijn.
Figuur 3 Enkelvoudige en dubbele dissociatie
4: Beeldvorming van de hersenen
CT-scan rond 1970 door Cormack en Hounsfield. Computertomografie. Anatomische delen van de
hersenen werden zichtbaar. Vooral om in acuut stadium bij opname snel uitspraak doen.
Hersenbloeding, contusiehaarden (puntbloedingen), schedelbasisfractuur. Maar laten te weinig zien
van subtiele verschillen in hersenweefsel. Röntgenfoto’s gemaakt al draaiende om hoofd heen. Zowel
2D als 3D. Ventrikels goed te onderscheiden van hersenweefsel. Wetenschappelijke studies naar
afwijkingen die op eeg zichtbaar zijn als vergroten ventrikels bij schizofrenie of patiënten met
subarachnoïdale bloedingen. Enige optie voor mensen met contra-indicatie MRI (metalen inplanten,
claustrafobie of overgewicht). Ontwikkeld binnen 20 min, maar als te snel na trauma, dan misschien
nog niet zichtbaar.
SPECT- en PET-technieken nucleaire geneeskundige beelvormende technieken. Radioactieve
deeltjes worden ingebracht die aan specifieke neuronen blijven hangen. Met camera’s zichtbaar
maken. Meten of neurotransmittersystemen afwijkend functioneren. Doorbloeding en energieverbruik.
MRI rond 1970 door Mansfield en Lauterbur. Magnetic Resonance Imaging. Meten van
veranderingen in bloeddoorstroming door te kijken hoe lang het duurt voor elementen om terug naar
hun originele positie te gaan. Goed onderscheiden grijze en witte stof. Met structurele MRI meten hoe
groot de hersenen zijn, hoeveel bestaat uit bedrading en uit neuropil (grijze stof). Wittestofafwijkingen
goed zichtbaar. Hoofd- en bijmagneet. Niet-invasief. Gemiddeld 3-5 tesla. Als iets symmetrisch is, dan
natuurlijk. Asymmetrisch is onnatuurlijk.
T1 contrast vet/water anatomie/verbetering (kwam contrastvloeistof bij hersenen?)
Gebruikt gadolinium en tenzij BBB kapot, dan komt hydrofilische vloeistof er niet doorheen. Voor
meten atrofie.
T2 contrast water/tissue. Zien of er pathologie is, maar niet specifiek. Je weet alleen dat er
schade is.
TFlair different sequenties. Cerebral spinal fluid (CSF) onderdrukt of pathologie.
DIR onderdukken van zowel witte stof als CSF. Elke MRI kan dit, maar lastiger
interpreteren. Nog meer contrast dan Flair
Meg en EROS Magneto-encefalografie maakt gebruik van magnetische velden die worden
geproduceerd tijdens neurale activiteit. Event-related optical signal maakt gebruik van infrarood licht
aan de hand van optische fibers om hersenactiviteit te meten. Ultrasound geluidsgolven, ook bij
prenataal hersenschade.
Beeldvorming acquisitie van data. Beeldverwerking image processing van data. Toepassen
van methode.
Structurele beeldverwerking volumetrie = volume hersenen bepalen aan de hand van totale witte
en grijze stof. Door middel van T1 gewogen MRI-scans. Vozel-based morfometrie dichtheid grijze
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Nononoootje. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.72. You're not tied to anything after your purchase.