Chapter 2 Ecology of Socialization
- Biological factors = genen, evolutie en hormonen (beïnvloeden basis zenuwen van brein
tijdens vroege ontwikkeling)
Experience-expectant = zenuwconnecties die ontwikkelen onder invloed van genen, onafhankelijk
van ervaring, activiteit en stimulaties.
- Sociocultural factors = beïnvloeden ook de zenuwen in het brein
Experience-dependant = zenuwen die ontwikkelen als reactie op ervaringen (taalontwikkeling is
afhankelijk van hetgeen een kind hoort en ziet)
- Interactive factors = individuele levensgeschiedenis (kinderen reageren op basis van hun
levenservaring) gevoeligheid van het kind voor socialisatie
Self-concept = iemands perceptie van zijn of haar identiteit als onafhankelijk van anderen
Self-esteem = gevoel van eigen waarde
Hoe ouder je wordt, hoe meer je wordt beïnvloed door je omgeving (kinderen krijgen steeds meer
inzicht in hoe te leven in de samenleving)
Erik Erikson Development of Self
Baby (0-1) Vertrouwen & wantrouwen (familie)
- Positieve relatie tussen ouderlijke
verzorging en eigenwaarde
Peuter (2-3) Zelfstandigheid & schaamte/ twijfel (familie)
- Kinderen die niet een eigen wil kunnen
ontwikkelen, doordat ze continu
terecht worden gewezen, kunnen later
schaamte voelen wanneer ze assertief
zijn en twijfelen wanneer ze
onafhankelijk zijn
Kleuter (3-5) Initiatief & schuld (familie/school)
- Significante relatie tussen het beginnen
van activiteiten en conversaties in de
voorschoolse tijd en academische
competenties
Schoolkind (6-pubertijd) Hard werken & minderwaardigheid
(familie/omstanders/school/gemeenschap)
- Kinderen die geen erkenning krijgen
voor hun inspanningen of die geen
succes ervaren kunnen een
minderwaardigheidsgevoel krijgen
Adolescent (pubertijd-18+) Identiteit & indentiteitscrisis
(familie/omstanders/school/gemeenschap)
- Sommige adolescenten weten niet wie
ze zijn in deze periode (moratorium)
Jongvolwassenheid (18-middelbare leeftijd) Intimiteit & isolatie
(familie/omstanders/gemeenschap)
- Relatie tussen ontwikkeling van
identiteit en intimiteit
Volwassenheid (middel tot late) Zorg voor komende generatie & egoïsme
(familie/omstanders/gemeenschap)
- Generativiteit = interesse in voortzetten
en leiden van de volgende generatie. Te
, weinig generativiteit kan leiden tot zelf-
absorptie/ egoïsme
Ouderen (65+-dood) Integriteit & wanhoop (familie/omstanders)
- Mensen die geen integriteit hebben
ontwikkeld, kunnen wanhoop of een
extreem lage zelfwaarde ervaren.
Self-regulation = het vermogen om je gedrag en impulsen etc. onder controle te houden om ze op
een bepaalde tijd uit te drukken
Hechting met ouders speelt grote rol in ontwikkeling van emotionele regulatie van kind.
Volwassenen die de ontwikkeling van kinderen begrijpen en de geschikte uitdaging bieden op het
juiste moment met de juiste hoeveelheid support, hebben meer competente en gemotiveerde
kinderen.
Er bestaan veel sociale rollen. Gender is ook een sociale rol, jongens en meisjes leren gender-geschikt
gedrag aan vanuit de omgeving.
Robert Havighurst: de verwachtingen van de maatschappij met betrekking tot bepaalde
gedragsvaardigheden veranderen als gevolg van opvoeding.
Developmental task = de middenweg tussen een individuele noodzaak en een vraag uit de
maatschappij.
developmental tasks zijn dingen die men moet leren om goed mee te komen in de maatschappij.
Developmental tasks ontstaan vanuit maatschappelijke druk op individuen volgens hun ontwikkeling.
Developmental tasks verschillen tussen culturen.
Verschillende instellingen hebben invloed op de ontwikkeling van een kind.
Familie:
- Stelt het kind bloot aan de maatschappij, geeft sociaaleconomische status over door middel
van de hoogte van educatie van het kind, stelt het kind bloot aan culturele ervaringen, is de
eerste referentiegroep van het kind.
Referentiegroep = een groep wiens waarden, normen en praktijken worden
geadopteerd en waar iemand aan refereert bij het evalueren van zijn of haar eigen
gedrag.
4 dimensies van culturele gedragspatronen van etnisch diverse families:
- Orientatie: collectivistisch – individualistisch
Collectivistisch = samenwerking, interpersoonlijke relaties.
Individualistisch = individuele prestaties, competitie, onafhankelijkheid.
- Coping style: actief – passief
- Houding tegenover autoriteit: onderworpenheid – gelijkwaardigheid
- Communicatiestijl: open/expressief – terughoudend/privé
- Gedragspatronen van de familie en socialisatiepraktijken kunnen gecategoriseerd worden als
interdependent (familie) of independent (individu).
School:
School is een agent van de maatschappij, omdat het zo georganiseerd is dat het voor de voortzetting
van de kennis en vaardigheden van die maatschappij moet zorgen.
- Uitkomsten van socialisatie in leraar-gecentreerde en leerling-gecentreerde klassen zijn
verschillend.
- Biological factors = genen, evolutie en hormonen (beïnvloeden basis zenuwen van brein
tijdens vroege ontwikkeling)
Experience-expectant = zenuwconnecties die ontwikkelen onder invloed van genen, onafhankelijk
van ervaring, activiteit en stimulaties.
- Sociocultural factors = beïnvloeden ook de zenuwen in het brein
Experience-dependant = zenuwen die ontwikkelen als reactie op ervaringen (taalontwikkeling is
afhankelijk van hetgeen een kind hoort en ziet)
- Interactive factors = individuele levensgeschiedenis (kinderen reageren op basis van hun
levenservaring) gevoeligheid van het kind voor socialisatie
Self-concept = iemands perceptie van zijn of haar identiteit als onafhankelijk van anderen
Self-esteem = gevoel van eigen waarde
Hoe ouder je wordt, hoe meer je wordt beïnvloed door je omgeving (kinderen krijgen steeds meer
inzicht in hoe te leven in de samenleving)
Erik Erikson Development of Self
Baby (0-1) Vertrouwen & wantrouwen (familie)
- Positieve relatie tussen ouderlijke
verzorging en eigenwaarde
Peuter (2-3) Zelfstandigheid & schaamte/ twijfel (familie)
- Kinderen die niet een eigen wil kunnen
ontwikkelen, doordat ze continu
terecht worden gewezen, kunnen later
schaamte voelen wanneer ze assertief
zijn en twijfelen wanneer ze
onafhankelijk zijn
Kleuter (3-5) Initiatief & schuld (familie/school)
- Significante relatie tussen het beginnen
van activiteiten en conversaties in de
voorschoolse tijd en academische
competenties
Schoolkind (6-pubertijd) Hard werken & minderwaardigheid
(familie/omstanders/school/gemeenschap)
- Kinderen die geen erkenning krijgen
voor hun inspanningen of die geen
succes ervaren kunnen een
minderwaardigheidsgevoel krijgen
Adolescent (pubertijd-18+) Identiteit & indentiteitscrisis
(familie/omstanders/school/gemeenschap)
- Sommige adolescenten weten niet wie
ze zijn in deze periode (moratorium)
Jongvolwassenheid (18-middelbare leeftijd) Intimiteit & isolatie
(familie/omstanders/gemeenschap)
- Relatie tussen ontwikkeling van
identiteit en intimiteit
Volwassenheid (middel tot late) Zorg voor komende generatie & egoïsme
(familie/omstanders/gemeenschap)
- Generativiteit = interesse in voortzetten
en leiden van de volgende generatie. Te
, weinig generativiteit kan leiden tot zelf-
absorptie/ egoïsme
Ouderen (65+-dood) Integriteit & wanhoop (familie/omstanders)
- Mensen die geen integriteit hebben
ontwikkeld, kunnen wanhoop of een
extreem lage zelfwaarde ervaren.
Self-regulation = het vermogen om je gedrag en impulsen etc. onder controle te houden om ze op
een bepaalde tijd uit te drukken
Hechting met ouders speelt grote rol in ontwikkeling van emotionele regulatie van kind.
Volwassenen die de ontwikkeling van kinderen begrijpen en de geschikte uitdaging bieden op het
juiste moment met de juiste hoeveelheid support, hebben meer competente en gemotiveerde
kinderen.
Er bestaan veel sociale rollen. Gender is ook een sociale rol, jongens en meisjes leren gender-geschikt
gedrag aan vanuit de omgeving.
Robert Havighurst: de verwachtingen van de maatschappij met betrekking tot bepaalde
gedragsvaardigheden veranderen als gevolg van opvoeding.
Developmental task = de middenweg tussen een individuele noodzaak en een vraag uit de
maatschappij.
developmental tasks zijn dingen die men moet leren om goed mee te komen in de maatschappij.
Developmental tasks ontstaan vanuit maatschappelijke druk op individuen volgens hun ontwikkeling.
Developmental tasks verschillen tussen culturen.
Verschillende instellingen hebben invloed op de ontwikkeling van een kind.
Familie:
- Stelt het kind bloot aan de maatschappij, geeft sociaaleconomische status over door middel
van de hoogte van educatie van het kind, stelt het kind bloot aan culturele ervaringen, is de
eerste referentiegroep van het kind.
Referentiegroep = een groep wiens waarden, normen en praktijken worden
geadopteerd en waar iemand aan refereert bij het evalueren van zijn of haar eigen
gedrag.
4 dimensies van culturele gedragspatronen van etnisch diverse families:
- Orientatie: collectivistisch – individualistisch
Collectivistisch = samenwerking, interpersoonlijke relaties.
Individualistisch = individuele prestaties, competitie, onafhankelijkheid.
- Coping style: actief – passief
- Houding tegenover autoriteit: onderworpenheid – gelijkwaardigheid
- Communicatiestijl: open/expressief – terughoudend/privé
- Gedragspatronen van de familie en socialisatiepraktijken kunnen gecategoriseerd worden als
interdependent (familie) of independent (individu).
School:
School is een agent van de maatschappij, omdat het zo georganiseerd is dat het voor de voortzetting
van de kennis en vaardigheden van die maatschappij moet zorgen.
- Uitkomsten van socialisatie in leraar-gecentreerde en leerling-gecentreerde klassen zijn
verschillend.
