Samenvatting Internationale Handel

Internationale Handel
HOOFDSTUK 1: INTERNATIONALE HANDEL
1. Wat we verstaan onder Internationale Handel
 Handel is meer dan enkel kopen en verkopen, het bevat alle ondersteunende
processen:
o Vervoer (incl. laden en lossen)
o Verzekering tegen schade tijdens vervoer
o Douane en overheidsreglementering
o Opslag
o Betalingsvormen (snelheid, soepelheid, zekerheid)

 Het uiteindelijke doel van handel drijven:
o Zorgen voor de distributie van goederen naar die plaatsen waar ze worden
gevraagd en daarvan een winstgevende activiteit maken.


1.1 Verloop van internationale handel

KOPER VERKOPER

1. Aanvraag offerte 2. Offerte, leverings- en
betalingsvoorwaarden



3. Bestelling en vastleggen 4. Orderbevestiging,
Leverings- en betalings- Pro-formafactuur
Voorwaarden


5. Aanvraag documentair
Krediet

BANK
KOPER

6. Toekenning documentair
Krediet


7. Boeking vervoer

8. Afsluiten
Goederenverzekering


9. Douaneaangifte uitvoer

10. Inladen en verzenden

11. Vervoer


12. Aankomst en lossen

13. Douaneaangifte invoer
Betalen rechten

14. Afleveren goederen



1

, 15. Betaling

1.2 Belang van internationale handel

 Belangrijk voor elke economie, maar in het bijzonder voor kleine landen zoals
België, Nederland, Ierland, … waar internationale handel van cruciaal belang is.
o Tewerkstelling, direct en indirect

 Grote haven in België:
o Haven van Antwerpen
o Haven van Brugge (Zeebrugge)
o Haven van Gent
o Haven van Oostende

 België = kenniseconomie dus import is noodzakelijk (grondstoffen)


2. Redenen voor internationale handel
 Goederen zijn niet overal beschikbaar (natuurlijke oorzaken)
 Sommige goederen kunnen op andere plaatsen goedkoper worden aangekocht
 De vervoerstechnieken zijn verbeterd (vb. koelschepen, pijpleidingen,…)
 Globalisering van de economie


3. De Europese Unie in een notendop

3.1 Beknopte geschiedenis

 Belangrijkste data:
o 1958: Start EG met 6 landen
o 1973: Eerste uitbreiding EG
o 1979: EMS
o 1991: Verdrag van Maastricht: Economische en monetaire unie (EU)
o 1993: Afschaffing binnengrenzen – EG wordt EU
o 1999: invoer EURO in 11 landen (2001 in 12 landen)
o 2002: De EURO in gebruik
o 2004: Grote uitbreiding EU met 10 nieuwe lidstaten
o 2007: Toetreding Bulgarije en Roemenië tot de EU
o 2008: Cyprus en Malta treden toe tot de Eurozone
o 2009: Slowakije neemt als 26de land de EURO in gebruik
+ eerste Europese president Herman Van Rompuy.




2

, 3.2 EU vandaag

 28 lidstaten (Kroatië vervoegde de EU als laatste in juli 2013)

- België - Nederland
- Duitsland - Frankrijk
- Luxemburg - Italië
- Denemarken - Ierland
- Griekenland - Spanje
- Portugal - Finland
- Oostenrijk - Cyprus
- Verenigd Koninkrijk - Zweden
- Estland - Letland
- Hongarije - Litouwen
- Malta - Polen
- Slowakije - Slovenië
- Tsjechië - Bulgarije
- Roemenië - Kroatië

 17 lidstaten van de EU gebruiken de EURO als betaalmiddel.

 3 lidstaten van de EU zitten in het EMS-2 (landen die de procedure doorlopen om
tot de EMU toe te treden)
o Denemarken, Letland en Litouwen

 Om lid te worden van de Monetaire Unie moet je als land aan enkele voorwaarden
voldoen:

1. Prijsstabiliteit:
De inflatie mag niet meer dan 1.5 procentpunt hoger liggen dan dat
van de drie best presterende lidstaten.

2. Stabiliteit van de openbare financiën:
De staatsschuld mag niet meer dan 60% van het BBP bedragen, het
jaarlijkse begrotingstekort niet meer dan 3%

3. Wisselkoersstabiliteit:
- De staat moet minstens 2 jaar zonder devaluatie deelgenomen
hebben aan het Wisselkoers-II-mechanisme (WKM-II).

- Daarbij mag de munteenheid van het land zich slechts binnen een
bepaalde bandbreedte van de eurokoers hebben bewogen
 Bij grotere variaties moet de centrale bank van het land
tussenkomen

4. Langetermijnrente:
De rente op de lange termijn staatsobligaties mag niet meer dan 2
procentpunt boven het gemiddelde van de drie best presterende
lidstaten liggen.




3