Samenvatting Hoofdstuk 5 ǀ Het Ademhalingsstelsel
5.1 Het ademhalingsstelsel
Ademhaling: het in- en uitademen van lucht door de longen.
Tijdens inademing: lucht stroomt de longen in naar de longblaasjes. In de longblaasjes wordt zuurstof
afgegeven aan het bloed en wordt de zuurstof naar de organen gebracht. De organen gebruiken deze
zuurstof om te kunnen functioneren. Hierbij komt koolstofdioxide vrij. Dit wordt door de organen
afgegeven aan het bloed en wordt dan naar de longen gebracht. De koolstofdioxide adem je
vervolgens uit.
Ademhalingsstelsel is dus nog voor de gasuitwisseling (o2 en co2).
5.1.1 Het mediastinum
Longen lopen van boven naar beneden in de borstholte.
Longbasis: de onderkant van de longen. De longbasis ligt op het middenrif.
Middenrif: platte spier. Helpt bij het ademhalen + vormt de onderkant van de borstholte.
Vanaf het middenrif lopen de longen door de hele borstholte heen.
Longtop (=apex pulmones): de bovenkant van de long. Deze punten liggen bij de sleutelbeenderen.
Overige organen die in de borstkas zitten:
- hart
- de grote bloedvaten (o.a. aorta en vena cava)
- slokdarm (oesofagus)
Deze organen liggen tussen de longen in. Het mediastinum is de ruimte die hierdoor ontstaat.
5.1.2 De longvliezen
Pleura: het vlies dat om te longen zit. De pleurae (=meervoud) beschermen de longen. De pleurae
bestaan uit 2 onderdelen:
1. Borstvlies (pleura parietalis): het buitenste blad van de pleurae. Zit vast aan de binnenkant van de
borstkas.
2. Longvlies (pleura visceralis): het binnenste blad van de pleurae. Zit vast aan de buitenkant van de
longen.
Pleuraholte: de ruimte tussen het longvlies en borstvlies wat gevuld is met vocht. Door dit vocht
ontstaat er een ruimte zonder lucht → vliezen kunnen goed over elkaar heen glijden. Ook blijven de
vliezen door het vocht bij elkaar → longen bewegen mee met de bewegingen van de borstkas tijdens
ademhaling.
Als 1 longvlies kapotgaat komt er lucht in de pleuraholte → longvliezen uit elkaar getrokken →
klaplong (= het in elkaar klappen van de long). De long komt slap in de borst te hangen.
5.1.3 Het middenrif
Middenrif (=diafragma): zit tussen de borstkas en de buikholte. Deze spier zit aan de onderkant van
de borstholte met de vorm van een koepel: de zijkanten van het diafragma lopen in een punt naar
beneden.
,Borstvlies ligt over het middenrif heen → ook zijkanten van borstvlies lopen in een punt naar
beneden. De longen en borstvlies lopen niet helemaal mee naar beneden → borstvlies komt aan de
zijkanten van de borstkas tegen zichzelf aan te liggen. Deze plekken heten de sinus pleura.
5.1.4 De onderdelen van het ademhalingsstelsel
Ademhalingsstelsel bestaat uit 2 onderdelen:
1. De bovenste luchtwegen
2. De onderste luchtwegen
De stembanden vormen de grens tussen de 2 onderdelen. Boven de stembanden liggen de bovenste
luchtwegen en onder de stembanden liggen de onderste luchtwegen.
Bovenste luchtwegen Onderste luchtwegen
Neusholte Luchtpijp (trachea)
Mondholte Longen met luchtwegvertakkingen (bronchiën)
Keelholte Longblaasjes (alveoli)
Strottenhoofd (larynx)
Afbeelding 5.3
5.2 De onderste luchtwegen
Het eerste deel van de onderste luchtwegen is de luchtpijp (=trachea). De luchtpijp splitst zich op in
een linker- en rechtervertakking: linker hoofdbronchus en rechter hoofdbronchus. Deze splitsen zich
ook weer op tot steeds kleinere vertakkingen. Uiteindelijk komt elke vertakking uit op een
longblaasje (alveolus). Door de grote hoeveelheid vertakkingen, bestaan de longen uit miljoenen
longblaasjes.
5.2.1 De luchtpijp
De trachea (luchtpijp) zit voor de slokdarm → zit dus aan de voorkant van de keel.
Aan de achterkant van de trachea zit 2 soorten weefsel:
- elastisch bindweefsel: dit weefsel kan worden uitgerekt.
- glad spierweefsel: dit weefsel kan niet aangespannen worden wanneer je dat zelf wil. Het trekt
vanzelf samen. Het zijn spiercellen.
Het elastisch bindweefsel zorgt ervoor dat de slokdarm genoeg ruimte heeft.
, Aan de voorkant van de trachea zit kraakbeen om te voorkomen dat de trachea dichtklapt tussen de
ademhalingen door. In theorie zou dit kunnen doordat glad spierweefsel en elastisch bindweefsel
niet stevig zijn. Dit kraakbeen heeft de vorm van een hoefijzer → is aan de achterkant open → extra
stevigheid, maar wel genoeg ruimte voor slokdarm.
In de trachea zitten 15-20 kraakbeenringen.
5.2.2 De hoofdbronchi
Trachea splitst zich in 2 takken in de borstkas. Deze splitsing heet een bifurcatie. Het gebeurt net
boven het hart en achter de lichaamsader. De 2 takken zijn de linker- en rechter hoofdbronchus. 1
tak gaat richting de rechterlong en de andere naar de linkerlong. De 2 hoofdbronchi gaan de longen
in. De plek waar dit gebeurt is de longhilus. Er zit een gat in het longvlies → bloedvaten en zenuwen
gaan de longen in.
Het verloop van de linker- en rechter hoofdbronchus verschil van elkaar:
- linker hoofdbronchus: heeft een scherpe hoek met de luchtpijp: linker hoofdbronchus gaat bijna
recht opzij de long binnen.
- rechter hoofdbronchus: loopt schuin naar beneden en heeft geen scherpe hoek.
Het verschil kun je zien in afbeelding 5.3.
Doordat de rechter hoofdbronchus steiler naar binnen loopt, glijdt eten makkelijker de rechter
hoofdbronchus in dan in de linker.
5.2.3 Lagen van de luchtpijp en hoofdbronchi
De luchtpijp en hoofdbronchi hebben een binnenste laag die ziekteverwekkende stoffen en vuil
tegenhoudt. Deze laag bestaat uit de volgende 3 dingen:
1. Cellen die slijm produceren: vangt stof/vuil op dat je inademt zodat het niet in de longen terecht
komt.
2. Slijmvlies met trilharen: trilharen bewegen, waardoor ook het slijm in luchtpijp beweegt →
ingeademde vuil wordt naar boven vervoerd → komt terecht in de slokdarm
en wordt doorgeslikt.
3. Kliertjes die vocht afscheiden: zorgt ervoor dat de luchtpijp vochtig blijft.
5.2.4 De bronchi en bronchioli
Hoe kleiner de vertakkingen zijn, hoe elastischer ze moeten zijn. Kleinere vertakkingen hebben meer
spierweefsel.
Grote vertakkingen moeten juist stevig zijn en bevatten meer kraakbeen.
In de longen vertakken de hoofdbronchi in:
- De secundaire bronchi→ lobulaire bronchi
- De tertiaire bronchi → segmentale bronchi
De allerkleinste vertakkingen van de luchtwegen zijn de bronchioli.
Longkwabben zijn onderdelen van de long en hebben allemaal een eigen vertakking van de
hoofdbronchi:
- rechterlong heeft 3 longkwabben → rechterkant heeft 3 lobulaire bronchi
- linkerlong heeft 2 longkwabben → linkerkant heeft 2 lobulaire bronchi
De linkerlong heeft 1 kwab minder, doordat het hart aan deze kant ligt. Hierdoor is de linkerlong
kleiner.
5.1 Het ademhalingsstelsel
Ademhaling: het in- en uitademen van lucht door de longen.
Tijdens inademing: lucht stroomt de longen in naar de longblaasjes. In de longblaasjes wordt zuurstof
afgegeven aan het bloed en wordt de zuurstof naar de organen gebracht. De organen gebruiken deze
zuurstof om te kunnen functioneren. Hierbij komt koolstofdioxide vrij. Dit wordt door de organen
afgegeven aan het bloed en wordt dan naar de longen gebracht. De koolstofdioxide adem je
vervolgens uit.
Ademhalingsstelsel is dus nog voor de gasuitwisseling (o2 en co2).
5.1.1 Het mediastinum
Longen lopen van boven naar beneden in de borstholte.
Longbasis: de onderkant van de longen. De longbasis ligt op het middenrif.
Middenrif: platte spier. Helpt bij het ademhalen + vormt de onderkant van de borstholte.
Vanaf het middenrif lopen de longen door de hele borstholte heen.
Longtop (=apex pulmones): de bovenkant van de long. Deze punten liggen bij de sleutelbeenderen.
Overige organen die in de borstkas zitten:
- hart
- de grote bloedvaten (o.a. aorta en vena cava)
- slokdarm (oesofagus)
Deze organen liggen tussen de longen in. Het mediastinum is de ruimte die hierdoor ontstaat.
5.1.2 De longvliezen
Pleura: het vlies dat om te longen zit. De pleurae (=meervoud) beschermen de longen. De pleurae
bestaan uit 2 onderdelen:
1. Borstvlies (pleura parietalis): het buitenste blad van de pleurae. Zit vast aan de binnenkant van de
borstkas.
2. Longvlies (pleura visceralis): het binnenste blad van de pleurae. Zit vast aan de buitenkant van de
longen.
Pleuraholte: de ruimte tussen het longvlies en borstvlies wat gevuld is met vocht. Door dit vocht
ontstaat er een ruimte zonder lucht → vliezen kunnen goed over elkaar heen glijden. Ook blijven de
vliezen door het vocht bij elkaar → longen bewegen mee met de bewegingen van de borstkas tijdens
ademhaling.
Als 1 longvlies kapotgaat komt er lucht in de pleuraholte → longvliezen uit elkaar getrokken →
klaplong (= het in elkaar klappen van de long). De long komt slap in de borst te hangen.
5.1.3 Het middenrif
Middenrif (=diafragma): zit tussen de borstkas en de buikholte. Deze spier zit aan de onderkant van
de borstholte met de vorm van een koepel: de zijkanten van het diafragma lopen in een punt naar
beneden.
,Borstvlies ligt over het middenrif heen → ook zijkanten van borstvlies lopen in een punt naar
beneden. De longen en borstvlies lopen niet helemaal mee naar beneden → borstvlies komt aan de
zijkanten van de borstkas tegen zichzelf aan te liggen. Deze plekken heten de sinus pleura.
5.1.4 De onderdelen van het ademhalingsstelsel
Ademhalingsstelsel bestaat uit 2 onderdelen:
1. De bovenste luchtwegen
2. De onderste luchtwegen
De stembanden vormen de grens tussen de 2 onderdelen. Boven de stembanden liggen de bovenste
luchtwegen en onder de stembanden liggen de onderste luchtwegen.
Bovenste luchtwegen Onderste luchtwegen
Neusholte Luchtpijp (trachea)
Mondholte Longen met luchtwegvertakkingen (bronchiën)
Keelholte Longblaasjes (alveoli)
Strottenhoofd (larynx)
Afbeelding 5.3
5.2 De onderste luchtwegen
Het eerste deel van de onderste luchtwegen is de luchtpijp (=trachea). De luchtpijp splitst zich op in
een linker- en rechtervertakking: linker hoofdbronchus en rechter hoofdbronchus. Deze splitsen zich
ook weer op tot steeds kleinere vertakkingen. Uiteindelijk komt elke vertakking uit op een
longblaasje (alveolus). Door de grote hoeveelheid vertakkingen, bestaan de longen uit miljoenen
longblaasjes.
5.2.1 De luchtpijp
De trachea (luchtpijp) zit voor de slokdarm → zit dus aan de voorkant van de keel.
Aan de achterkant van de trachea zit 2 soorten weefsel:
- elastisch bindweefsel: dit weefsel kan worden uitgerekt.
- glad spierweefsel: dit weefsel kan niet aangespannen worden wanneer je dat zelf wil. Het trekt
vanzelf samen. Het zijn spiercellen.
Het elastisch bindweefsel zorgt ervoor dat de slokdarm genoeg ruimte heeft.
, Aan de voorkant van de trachea zit kraakbeen om te voorkomen dat de trachea dichtklapt tussen de
ademhalingen door. In theorie zou dit kunnen doordat glad spierweefsel en elastisch bindweefsel
niet stevig zijn. Dit kraakbeen heeft de vorm van een hoefijzer → is aan de achterkant open → extra
stevigheid, maar wel genoeg ruimte voor slokdarm.
In de trachea zitten 15-20 kraakbeenringen.
5.2.2 De hoofdbronchi
Trachea splitst zich in 2 takken in de borstkas. Deze splitsing heet een bifurcatie. Het gebeurt net
boven het hart en achter de lichaamsader. De 2 takken zijn de linker- en rechter hoofdbronchus. 1
tak gaat richting de rechterlong en de andere naar de linkerlong. De 2 hoofdbronchi gaan de longen
in. De plek waar dit gebeurt is de longhilus. Er zit een gat in het longvlies → bloedvaten en zenuwen
gaan de longen in.
Het verloop van de linker- en rechter hoofdbronchus verschil van elkaar:
- linker hoofdbronchus: heeft een scherpe hoek met de luchtpijp: linker hoofdbronchus gaat bijna
recht opzij de long binnen.
- rechter hoofdbronchus: loopt schuin naar beneden en heeft geen scherpe hoek.
Het verschil kun je zien in afbeelding 5.3.
Doordat de rechter hoofdbronchus steiler naar binnen loopt, glijdt eten makkelijker de rechter
hoofdbronchus in dan in de linker.
5.2.3 Lagen van de luchtpijp en hoofdbronchi
De luchtpijp en hoofdbronchi hebben een binnenste laag die ziekteverwekkende stoffen en vuil
tegenhoudt. Deze laag bestaat uit de volgende 3 dingen:
1. Cellen die slijm produceren: vangt stof/vuil op dat je inademt zodat het niet in de longen terecht
komt.
2. Slijmvlies met trilharen: trilharen bewegen, waardoor ook het slijm in luchtpijp beweegt →
ingeademde vuil wordt naar boven vervoerd → komt terecht in de slokdarm
en wordt doorgeslikt.
3. Kliertjes die vocht afscheiden: zorgt ervoor dat de luchtpijp vochtig blijft.
5.2.4 De bronchi en bronchioli
Hoe kleiner de vertakkingen zijn, hoe elastischer ze moeten zijn. Kleinere vertakkingen hebben meer
spierweefsel.
Grote vertakkingen moeten juist stevig zijn en bevatten meer kraakbeen.
In de longen vertakken de hoofdbronchi in:
- De secundaire bronchi→ lobulaire bronchi
- De tertiaire bronchi → segmentale bronchi
De allerkleinste vertakkingen van de luchtwegen zijn de bronchioli.
Longkwabben zijn onderdelen van de long en hebben allemaal een eigen vertakking van de
hoofdbronchi:
- rechterlong heeft 3 longkwabben → rechterkant heeft 3 lobulaire bronchi
- linkerlong heeft 2 longkwabben → linkerkant heeft 2 lobulaire bronchi
De linkerlong heeft 1 kwab minder, doordat het hart aan deze kant ligt. Hierdoor is de linkerlong
kleiner.