FUNCTIEONDERZOEKEN
De nervus medianus en sensorisch en motorisch. Testen: vingers uit vuist lostrekken.
Atrofie duimmuis
Volair= ventraal=palmair
Radialis: de hogere tak is gemengd, de oppervlakkige tak is sensibel, de diepere tak
(ramus profundus) is motorisch. Testen mbv triceps
Ulnaris: motorisch en sensorisch. Interossei en flexor digitorum profundus. Testen:
weerstand bij sluiten van vingers na spreiden.
N peroneus: bij het fibulakopje loopt de peroneus van achter naar voren. Zit vast aan de
laterale zijde van de basis van MTP 5. Wreef, grote teen
L5: tenen, behalve kleine teen. Laterale zijde been en de bovenkant van de voet, de
peroneus spieren vallen uit. Kan niet meer op hakken lopen
MRC score (voor kracht): 5: normaal, 4: wel tegen weerstand, maar krachtsverschil
tussen beide handen, 3: alleen tegen zwaartekracht, 2: niet tegen zwaartekracht, alleen
lichte bewegingen, 1: alleen spiercontractie zichtbaar, geen beweging, 0: geen beweging
(paralyse). 4-1 zijn parese.
,Bovenste extremiteit
Schouder
o Anteflexie/ retroflexie (actief en passief): voorwaarts heffen van de
gestrekte arm, in achterwaarts heffen van de gebogen arm
Weerstand anteflexie/ retroflexie (biceps brachialis en
coracobrachialis): arm 45 graden heffen; schouder fixeren met
ene hand en met andere hand 10 kilo tegendruk op de pols. Retro
(m triceps brachii): achter de patiënt staan en 10 kilo tegendruk
geven op elleboog
o Abductie/ adductie actief: abductie: arm zijwaarts omhoog bewegen naar
oor; adductie: voor lichaam langs richting andere arm. Painfull arc:
aantal graden waarbij pijn optreedt bij de abductie
Weerstand (M deltoïdeus): elleboog in 90 graden flexie en 45
graden abductie, dan 10 kilo tegendruk
o Exo/endorotatie (actief+ passief): arm gebogen in elleboog met duim
, omhoog, dan maximaal naar buiten (exorotatie) en binnen (endorotatie).
Normaal 70-0-90
In abductie: arm 90 graden buigen en 90 graden abductie. Dan
naar boven (exorotatie, handpalm is dan parallel aan gezicht) en
beneden (endrotatie, handpalm is dan parallel aan billen)
Exrotatie weerstandstest: exoroteren terwijl je 10 kg tegendruk
geeft
Endorotatie weerstand (m subscapularis): patiënt legt handrug op
onderrug. Patiënt moet hand van rug afbewegen, arts geeft 10 kg
tegendruk
o Acromion claviculaire gewricht: drukpijn. Compressiepijn: hand op andere
schouder, daarna AC gewricht richting sternum drukken
o Apprehension test: testen anterieure instabiliteit van gleno humorale
gewricht. Schouder en elleboog beide in 90 graden flexie. Schouderkop
fixeren. Exoroteren schouder en arm naar dorsaal trekken
o Bicepspees weerstandstest: patiënt probeert arm te buigen terwijl deze in
90 graden elleboog flexie is, en geeft daarbij tegendruk bij de hand.
o Hawkins: gestrekte arm in 90 graden anteflexie. Maximale endorotatie,
dan 10 kg tegendruk bij het heffen.
o Translocatie test: acromion vasthouden, humerus naar voor en achter
bewegen. Als er een aanzienlijke verschuiving optreedt is de test positief.
Werkt alleen als patiënt ontspannen of onder narcose is.
o Yergason: pathologie lange bicepspees aantonen. 90 graden flexie
elleboog. Patiënt moet pols supineren met 10 kg tegendruk. Als er pijn
optreedt in proximale deel lange bicepspees is de test positief.
o Impingement test: infiltratie van de subacrominale ruimte met lidcaine 1%,
ma 15 min abductie actief en passief herhalen. Als de pijnklachten zijn
verdwenen: positieve test. Patholgie van rotator cuff, bursitis
subacrominalis en subacrominale ruimtevermindering.
Elleboog: three bony landmarks: mediale en laterale epicondyl en de apex van
het olecranon, vormen een driehoek wanneer de elleboog in 90 graden flexie is.
o Flexie (0 tot 150 graden) extensie (0 tot 5 graden) passief/ actief/
weerstandstest
o Pronatie supinatie passief/ actief (85-0-85 graden)
Pols
o Flexie extensie actief passief (60/80-0-40/60)
o Radiaal ulnair deviatie actief passief (20/30-0-30/40)
o Pronatie supinatie actief (90-0-90)
Vingers: MCP: metacarpale pharyngeale gewrichten, PIP: proximale
interpharyngeale gewrichten. DIP: distale interpharyngeale gewrichten. DRU:
distaal radio ulnair gewricht
o Duim flexie extensie actief passief
o Duim abductie adductie passief actief
o Opponeren duim pink
De vingers hebben multipele gewrichten
MCP van dig 2-4 heeft de mogelijkheid tot
Extensie 0-0 à 30º
Flexie 0-90º
Ulnair deviatie 0-10º
De nervus medianus en sensorisch en motorisch. Testen: vingers uit vuist lostrekken.
Atrofie duimmuis
Volair= ventraal=palmair
Radialis: de hogere tak is gemengd, de oppervlakkige tak is sensibel, de diepere tak
(ramus profundus) is motorisch. Testen mbv triceps
Ulnaris: motorisch en sensorisch. Interossei en flexor digitorum profundus. Testen:
weerstand bij sluiten van vingers na spreiden.
N peroneus: bij het fibulakopje loopt de peroneus van achter naar voren. Zit vast aan de
laterale zijde van de basis van MTP 5. Wreef, grote teen
L5: tenen, behalve kleine teen. Laterale zijde been en de bovenkant van de voet, de
peroneus spieren vallen uit. Kan niet meer op hakken lopen
MRC score (voor kracht): 5: normaal, 4: wel tegen weerstand, maar krachtsverschil
tussen beide handen, 3: alleen tegen zwaartekracht, 2: niet tegen zwaartekracht, alleen
lichte bewegingen, 1: alleen spiercontractie zichtbaar, geen beweging, 0: geen beweging
(paralyse). 4-1 zijn parese.
,Bovenste extremiteit
Schouder
o Anteflexie/ retroflexie (actief en passief): voorwaarts heffen van de
gestrekte arm, in achterwaarts heffen van de gebogen arm
Weerstand anteflexie/ retroflexie (biceps brachialis en
coracobrachialis): arm 45 graden heffen; schouder fixeren met
ene hand en met andere hand 10 kilo tegendruk op de pols. Retro
(m triceps brachii): achter de patiënt staan en 10 kilo tegendruk
geven op elleboog
o Abductie/ adductie actief: abductie: arm zijwaarts omhoog bewegen naar
oor; adductie: voor lichaam langs richting andere arm. Painfull arc:
aantal graden waarbij pijn optreedt bij de abductie
Weerstand (M deltoïdeus): elleboog in 90 graden flexie en 45
graden abductie, dan 10 kilo tegendruk
o Exo/endorotatie (actief+ passief): arm gebogen in elleboog met duim
, omhoog, dan maximaal naar buiten (exorotatie) en binnen (endorotatie).
Normaal 70-0-90
In abductie: arm 90 graden buigen en 90 graden abductie. Dan
naar boven (exorotatie, handpalm is dan parallel aan gezicht) en
beneden (endrotatie, handpalm is dan parallel aan billen)
Exrotatie weerstandstest: exoroteren terwijl je 10 kg tegendruk
geeft
Endorotatie weerstand (m subscapularis): patiënt legt handrug op
onderrug. Patiënt moet hand van rug afbewegen, arts geeft 10 kg
tegendruk
o Acromion claviculaire gewricht: drukpijn. Compressiepijn: hand op andere
schouder, daarna AC gewricht richting sternum drukken
o Apprehension test: testen anterieure instabiliteit van gleno humorale
gewricht. Schouder en elleboog beide in 90 graden flexie. Schouderkop
fixeren. Exoroteren schouder en arm naar dorsaal trekken
o Bicepspees weerstandstest: patiënt probeert arm te buigen terwijl deze in
90 graden elleboog flexie is, en geeft daarbij tegendruk bij de hand.
o Hawkins: gestrekte arm in 90 graden anteflexie. Maximale endorotatie,
dan 10 kg tegendruk bij het heffen.
o Translocatie test: acromion vasthouden, humerus naar voor en achter
bewegen. Als er een aanzienlijke verschuiving optreedt is de test positief.
Werkt alleen als patiënt ontspannen of onder narcose is.
o Yergason: pathologie lange bicepspees aantonen. 90 graden flexie
elleboog. Patiënt moet pols supineren met 10 kg tegendruk. Als er pijn
optreedt in proximale deel lange bicepspees is de test positief.
o Impingement test: infiltratie van de subacrominale ruimte met lidcaine 1%,
ma 15 min abductie actief en passief herhalen. Als de pijnklachten zijn
verdwenen: positieve test. Patholgie van rotator cuff, bursitis
subacrominalis en subacrominale ruimtevermindering.
Elleboog: three bony landmarks: mediale en laterale epicondyl en de apex van
het olecranon, vormen een driehoek wanneer de elleboog in 90 graden flexie is.
o Flexie (0 tot 150 graden) extensie (0 tot 5 graden) passief/ actief/
weerstandstest
o Pronatie supinatie passief/ actief (85-0-85 graden)
Pols
o Flexie extensie actief passief (60/80-0-40/60)
o Radiaal ulnair deviatie actief passief (20/30-0-30/40)
o Pronatie supinatie actief (90-0-90)
Vingers: MCP: metacarpale pharyngeale gewrichten, PIP: proximale
interpharyngeale gewrichten. DIP: distale interpharyngeale gewrichten. DRU:
distaal radio ulnair gewricht
o Duim flexie extensie actief passief
o Duim abductie adductie passief actief
o Opponeren duim pink
De vingers hebben multipele gewrichten
MCP van dig 2-4 heeft de mogelijkheid tot
Extensie 0-0 à 30º
Flexie 0-90º
Ulnair deviatie 0-10º