Hoofdstuk 7: Natuuronderwijs als onderdeel van wereldoriëntatie
1. Doelstellingen
Zie pagina 1
2.Intro
Natuuronderwijs is echter veel ruimer dan alleen het bestuderen van planten en dieren. De
verschillende aandachtsgebieden kunnen in 3 groepen worden ondergebracht:
De levende natuur waarin wijzelf, de dieren en de planten passen
De niet-levende natuur waar we materialen, voorwerpen en verschijnselen uit natuur en
techniek bestuderen
Onze omgeving waar voornamelijk het weer, de seizoen en de bestudering van de omgeving
aan bod komen
3. Oriëntatie op de wereld, natuuronderwijs als deel van ZILL
Het uiteindelijke streefdoel van activiteiten wereldoriëntatie in het basisonderwijs is ‘kinderen laten
uitgroeien tot geëmancipeerde persoonlijkheden, d.w.z. bekwaam om op hun niveau zelfstandig te
kiezen en eigen accenten te leggen in hun leven’
3.1 Oriëntatie op natuur, zo kom je tot natuuronderwijs
Om toch wat overzicht te krijgen op de inhouden die in het basisonderwijs aangeboden moeten
worden, kun je in ZILL raadplegen.
Zill = Zin in Leren, zin in Leven:
Leren: bereidheid tot leren om zo tot een autonome en gelukkige toekomst te komen
Leven: verbondenheid met de mensen rondom je
Wij bieden de kinderen kansen om daarin te ontwikkelen met als einddoel: zin in:
Goesting in …
Levensbeschouwelijke, diepere betekenis, ergens de zin van inzien in functie van jezelf, de
wereld
Voor natuuronderwijs focussen we ons voornamelijk op ‘oriëntatie op natuur’. Dit is een
ontwikkelthema dat deel uitmaakt van het ontwikkelveld ‘oriëntatie op de wereld’.
Ontwikkelvelden, ontwikkelthema’s en generieke doelen
Ontwikkelveld: oriëntatie op de wereld
Ontwikkelthema: oriëntatie op de natuur
Generiek doel, afhankelijk van wat je in je les wilt nastreven onderverdeeld in
ontwikkelstappen (per leeftijd aangegeven waar die staat in de ontwikkeling).
Ontwikkeling van oriëntatie op de wereld oriëntatie op de natuur (ontwikkelthema)= ik verken de
natuur en ben er dankbaar voor. Ik wil meer te weten komen over de natuur en de kosmos.
Zie link pagina 3
3.2 Generieke doelen
De doelen zijn vertalingen van de eindtermen (door de overheid opgesteld), dit zijn de doelen die
voor het lager onderwijs op het einde van de lagere school beheerst moeten worden.
1
, Elk generiek doel wordt op zijn beurt geconcretiseerd in een aantal tussendoelen. Meestal zijn deze
tussendoelen componenten om tot het vetgedrukte doel te komen. Het zijn als het ware de
verschillende stapjes om te komen tot een ‘hoger doel’, met voor elke leeftijd een eigen stukje of
beetje.
3.3 Even oefenen
Zie pagina 4
3.4 Inhouden
Men kiest voor actieve werkvormen en inhouden die je het liefst in de onmiddellijke omgeving van
kinderen gaat zoeken. Daar kunnen kinderen de natuur echt beleven en merken ze dat het iets
uithaalt als ze voor die natuur gaan zorgen.
In ‘oriëntatie op natuur’ zijn we vooral bezig met leren omgaan en zorgen voor de natuur… en
minder met leren over de natuur.
4. Het werken aan natuuronderwijs
4.1 Grondprincipes bij het werken aan natuuronderwijs
Natuuronderwijs moet kansen bieden tot verwondering en bewondering
Kinderen hebben een spontane belangstelling voor, zijn heel snel verwonderd over heel wat
zaken
Door verwondering op te wekken en tot bewondering te komen, kom je tot beleving
Jij creëert kansen tot verwondering en bewondering:
o Stel gerichte vragen: Wat zie je? Wees eens stil, heb je het ook gehoord? Ken je dit
geluid? Heb je dit al eens geproefd? Proef eens …
o Vertel zelf niet eerst over datgene wat te zien valt. Laat de kinderen zoeken en
ontdekken
o Probeer een dialoog te krijgen. Praat zelf niet te veel. Geef de kinderen de kans om
zelf vragen te stellen en antwoorden te bedenken. Pan niet (te veel) met je kennis uit
Let op: wat volwassenen mooi/vies vinden, zullen kinderen ook mooi/vies vinden ( =
imitatie)
De werkelijkheid moet als uitgangspunt genomen worden
Beste manier is de directe waarneming betere begripsvormig. Indien dit niet mogelijk is,
zorg je telkens voor een alternatief: video of film
Waarnemen is niet alleen zien, alle zintuigen zoveel mogelijk betrekken! En aandacht voor
kleine als grote dingen
o Bv. les rond ‘de ananas’? Hou bouw je dit op?
Voelen
Proeven
Ruiken
Intensief kijken
Horen het moet logisch blijven
o Vraagt een zekere organisatie: leerwandeling, materialen, …
De kinderen moeten bij natuuronderwijs actief zijn:
Kinderen moeten zelf waarnemen, zelf experimenteren en zelf denken
Zoveel mogelijk zintuigen gebruiken
Nadien, waarnemingen vergelijken, ordenen, bespreken, …
Actief betrekken
o Ga met een groep over een sloot en help elkaar
2