H3 BOEKHOUDEN Theorie gedeelte
Aan de linkerzijde (debet/activa) van de balans vinden we de BEZITTINGEN van de onderneming. We
kunnen deze bezittingen in 3 groepen opsplitsen:
1. Vaste activa: dit zijn alle bezittingen die langer mee gaan dan 1 jaar of meer dan 1
productieproces mee gaan.
2. Vlottende activa: dit zijn alle bezittingen van maximaal 1 jaar of van 1 productieproces.
Bijvoorbeeld voorraad goederen en debiteuren
3. Liquide middelen: hiermee kun je geld ontvangen of geld betalen. Bijvoorbeeld met je
bankrekening of via de kas. Let op: de liquide middelen vallen onder de vlottende activa!
Aan de rechterzijde (credit/passiva) vinden we het eigen vermogen en de schulden van de
onderneming. Ook hier zien we 3 groepen;
1. Eigen vermogen: bij de eenmanszaak en de vennootschap onder firma bestaat het eigen
vermogen uit het geld dat je zelf in de zaak hebt gestoken (bijv. spaargeld). Bij de besloten
vennootschap en de naamloze vennootschap bestaat het eigen vermogen uit aandelen. Als je
aandelen hebt dan ben je mede eigenaar van een besloten vennootschap of een naamloze
vennootschap.
2. Schulden op lange termijn (vreemd vermogen lang): dit zijn schulden die langer uit staan
dan 1 jaar. Bijvoorbeeld een hypothecaire lening of een obligatielening.
3. Schulden op korte termijn (vreemd vermogen kort): dit zijn schulden die maximaal 1 jaar uit
staan. Bijvoorbeeld crediteuren
Resultatenrekening: Een overzicht van kosten en opbrengsten/omzet gedurende een bepaalde
periode.
Balans: Een overzicht van bezittingen, eigen vermogen en schulden (vreemd vermogen) op een
bepaald moment.
Er moet dus nog belasting betaald worden over het winstsaldo. Bij de eenmanszaak en de
vennootschap onder firma betaal je inkomstenbelasting over de winst en bij de besloten
vennootschap en de naamloze vennootschap betaal je vennootschapsbelasting over het winstsaldo.
Scontrovorm: Links de kosten en rechts de omzet. Vervolgens het grootste getal bij de andere kant
onderaan zetten. Kijk dan of er een nettowinst of een nettoverlies is.
Kosten: € Opbrengsten: €
Inkoopwaarde v/d omzet € 288.000 Omzet € 360.000
Loonkosten € 31.000 €
Interestkosten € 1000 €
Algemene kosten € 18.000 €
------------+ --------------+
Totale kosten: €338.000
Nettowinst: €22.000
------------+
€360.000 €360.000
Aan de linkerzijde (debet/activa) van de balans vinden we de BEZITTINGEN van de onderneming. We
kunnen deze bezittingen in 3 groepen opsplitsen:
1. Vaste activa: dit zijn alle bezittingen die langer mee gaan dan 1 jaar of meer dan 1
productieproces mee gaan.
2. Vlottende activa: dit zijn alle bezittingen van maximaal 1 jaar of van 1 productieproces.
Bijvoorbeeld voorraad goederen en debiteuren
3. Liquide middelen: hiermee kun je geld ontvangen of geld betalen. Bijvoorbeeld met je
bankrekening of via de kas. Let op: de liquide middelen vallen onder de vlottende activa!
Aan de rechterzijde (credit/passiva) vinden we het eigen vermogen en de schulden van de
onderneming. Ook hier zien we 3 groepen;
1. Eigen vermogen: bij de eenmanszaak en de vennootschap onder firma bestaat het eigen
vermogen uit het geld dat je zelf in de zaak hebt gestoken (bijv. spaargeld). Bij de besloten
vennootschap en de naamloze vennootschap bestaat het eigen vermogen uit aandelen. Als je
aandelen hebt dan ben je mede eigenaar van een besloten vennootschap of een naamloze
vennootschap.
2. Schulden op lange termijn (vreemd vermogen lang): dit zijn schulden die langer uit staan
dan 1 jaar. Bijvoorbeeld een hypothecaire lening of een obligatielening.
3. Schulden op korte termijn (vreemd vermogen kort): dit zijn schulden die maximaal 1 jaar uit
staan. Bijvoorbeeld crediteuren
Resultatenrekening: Een overzicht van kosten en opbrengsten/omzet gedurende een bepaalde
periode.
Balans: Een overzicht van bezittingen, eigen vermogen en schulden (vreemd vermogen) op een
bepaald moment.
Er moet dus nog belasting betaald worden over het winstsaldo. Bij de eenmanszaak en de
vennootschap onder firma betaal je inkomstenbelasting over de winst en bij de besloten
vennootschap en de naamloze vennootschap betaal je vennootschapsbelasting over het winstsaldo.
Scontrovorm: Links de kosten en rechts de omzet. Vervolgens het grootste getal bij de andere kant
onderaan zetten. Kijk dan of er een nettowinst of een nettoverlies is.
Kosten: € Opbrengsten: €
Inkoopwaarde v/d omzet € 288.000 Omzet € 360.000
Loonkosten € 31.000 €
Interestkosten € 1000 €
Algemene kosten € 18.000 €
------------+ --------------+
Totale kosten: €338.000
Nettowinst: €22.000
------------+
€360.000 €360.000