STAGEWERKPLAN MIDDENFASE
In mijn stagewerkplan voor de middenfase heb ik doelen beschreven die ik graag
wil behalen in mijn middenfase. Het stagewerkplan bestaat uit drie
beoordelingsgebieden, met elk 2 persoonlijke leerdoelen:
Werken met cliënten
Werken in een organisatie
Werken aan eigen professionalisering
Bij elk leerdoel is beschreven waarom ik dit leerdoel heb beschreven en hoe ik ervoor ga zorgen om deze
doelen te behalen.
, BEOORDELINGSGEBIED 1: WERKEN MET CLIËNTEN
Doelen:
1. Tijdens mijn middenfase onderhoud ik een agogische relatie met cliënten en weet ik in te
schatten wat nodig is in de context van de cliënt en handel ik hierna.
2. Tijdens mijn middenfase ben ik in staat om cliënten methodisch te begeleiden op
verschillende leefgebieden met behulp van de zelfredzaamheidsmatrix en kan ik hierop
evalueren.
Waarom deze doelen?
1. Persoonlijk vind ik het heel belangrijk om een goede agogische relatie op te bouwen en te
onderhouden met de cliënten. Goede zorg ontstaat wanneer je aansluit en afstemt op de
cliënt (Baart, 2011). Ik zou het fijn vinden als cliënten zelfstandig naar mij toekomen om
hulp te vragen.
2. Methodisch begeleiden is een belangrijke taak in het werkveld van een social worker. Ik
vind methodisch werken erg belangrijk, omdat je gestructureerd gaat kijken naar de
wensen en mogelijkheden van een cliënt (Winkelaar, 2001).
Activiteitenplan:
1. In de minorfase heb ik contact gemaakt door middel van de presentiebenadering, waarbij
het contact maken en aansluiting zoeken centraal staat (Doorn, Etten, Omlo, & Gademan,
2019). Nu wil ik mezelf meer gaan verdiepen in het onderhouden van een agogische relatie.
De agogische relatie wil ik graag onderhouden door naast de cliënt te gaan staan. Naast de
cliënt staan houdt in dat je cliënten met beperkingen ziet als mensen die een volwaardige
plek in de samenleving kunnen innemen (Vignero, 2018). Om naast de cliënt te staan moet
je als hulpverlener verschillende competenties bezitten;
De eerste competentie die je moet bezitten om naast de client te staan is
aansluiting zoeken bij het verhaal van de cliënt (Baart, 2011). Dit ga ik doen door
mezelf te verdiepen in de cliënt. Vind een cliënt bijvoorbeeld godsdienst heel
belangrijk, dan ga ik mezelf verdiepen in die godsdienst om zo aansluiting te
zoeken. Het is belangrijk om je te verplaatsen in het perspectief van de cliënt en
hier herkenning aan te geven, maar hier niet te veel in meegaan (Vignero, 2018).
Een tweede competentie is het versterken van de zelfredzaamheid van de cliënt.
Dit ga ik doen door de cliënt te stimuleren zijn potenties verder te ontwikkelen en in
te zetten. Hierbij ga ik samen met de cliënt ontwikkelingsdoelen formuleren.
Als derde is het belangrijk om open en eerlijk te communiceren met cliënten. Dit ga
ik doen door transparant te zijn als er iets op mijn hart ligt. Dit doe ik door middel
van een gesprek.
Ten slot is een uitnodigende uitstraling erg belangrijk. Het is bij naast de cliënt
staan erg belangrijk om zowel verbaal als non-verbaal benaderbaar te zijn (Vignero,
2018). Verbaal ga ik dit doen door uit mezelf te zeggen dat cliënten met vragen
altijd naar mij toe mogen komen en non-verbaal ga ik dit doen door op de groep te
zitten en letterlijk het aanspreekpunt van de groep te zijn.
Omdat ik stageloop op een doorstroomplek is het belangrijk om een goede inschatting te
maken bij welke cliënt de contactfase nog heel belangrijk is en bij welke cliënten je echt
door kan pakken naar een diepgaandere agogische relatie. Bij een diepgaandere relatie is
het van belang dat je goed weet in te schatten wat nodig is in de context van de cliënt en
hiernaar te handelen. Dit wil ik doen door open te communiceren met collega`s over mijn
gedachten en ideeën bij een bepaalde client en/of vraagstuk.
2. Ik ga methodisch werken met behulp van de zelfredzaamheidsmatrix. Methodisch werken
houdt in dat je volgens een vast werkwijze werkt (Behrend, 2010). De
zelfredzaamheidsmatrix is onderverdeeld in verschillende leefgebieden zoals bijvoorbeeld
basale ADL, middelengebruik en werk.
De zelfredzaamheidsmatrix laat zien hoe zelfredzaam een cliënt is en hoe belangrijk de
cliënt dit vindt.
Het eerste gedeelte van werken met de zelfredzaamheidsmatrix houdt in dat ik
samen met de cliënt ga kijken naar hoe belangrijk diegene de leefgebieden vindt en
de mate van zelfredzaamheid.
De tweede stap is dat ik de resultaten in gaat vullen in de computer waaruit 2 tot 3
leefgebieden komen die voor nu het belangrijkste zijn voor de cliënt.
Samen met de cliënt ga ik dan kijken of/en welke acties we kunnen uitschrijven bij
een leefgebied en wanneer deze voltooid moeten zijn. Zo werken we samen
doelgericht aan de acties. Bij doelgericht werken is het overigens wel erg belangrijk
dat het doel concreet en essentieel is (NVMW, 2013).
In mijn stagewerkplan voor de middenfase heb ik doelen beschreven die ik graag
wil behalen in mijn middenfase. Het stagewerkplan bestaat uit drie
beoordelingsgebieden, met elk 2 persoonlijke leerdoelen:
Werken met cliënten
Werken in een organisatie
Werken aan eigen professionalisering
Bij elk leerdoel is beschreven waarom ik dit leerdoel heb beschreven en hoe ik ervoor ga zorgen om deze
doelen te behalen.
, BEOORDELINGSGEBIED 1: WERKEN MET CLIËNTEN
Doelen:
1. Tijdens mijn middenfase onderhoud ik een agogische relatie met cliënten en weet ik in te
schatten wat nodig is in de context van de cliënt en handel ik hierna.
2. Tijdens mijn middenfase ben ik in staat om cliënten methodisch te begeleiden op
verschillende leefgebieden met behulp van de zelfredzaamheidsmatrix en kan ik hierop
evalueren.
Waarom deze doelen?
1. Persoonlijk vind ik het heel belangrijk om een goede agogische relatie op te bouwen en te
onderhouden met de cliënten. Goede zorg ontstaat wanneer je aansluit en afstemt op de
cliënt (Baart, 2011). Ik zou het fijn vinden als cliënten zelfstandig naar mij toekomen om
hulp te vragen.
2. Methodisch begeleiden is een belangrijke taak in het werkveld van een social worker. Ik
vind methodisch werken erg belangrijk, omdat je gestructureerd gaat kijken naar de
wensen en mogelijkheden van een cliënt (Winkelaar, 2001).
Activiteitenplan:
1. In de minorfase heb ik contact gemaakt door middel van de presentiebenadering, waarbij
het contact maken en aansluiting zoeken centraal staat (Doorn, Etten, Omlo, & Gademan,
2019). Nu wil ik mezelf meer gaan verdiepen in het onderhouden van een agogische relatie.
De agogische relatie wil ik graag onderhouden door naast de cliënt te gaan staan. Naast de
cliënt staan houdt in dat je cliënten met beperkingen ziet als mensen die een volwaardige
plek in de samenleving kunnen innemen (Vignero, 2018). Om naast de cliënt te staan moet
je als hulpverlener verschillende competenties bezitten;
De eerste competentie die je moet bezitten om naast de client te staan is
aansluiting zoeken bij het verhaal van de cliënt (Baart, 2011). Dit ga ik doen door
mezelf te verdiepen in de cliënt. Vind een cliënt bijvoorbeeld godsdienst heel
belangrijk, dan ga ik mezelf verdiepen in die godsdienst om zo aansluiting te
zoeken. Het is belangrijk om je te verplaatsen in het perspectief van de cliënt en
hier herkenning aan te geven, maar hier niet te veel in meegaan (Vignero, 2018).
Een tweede competentie is het versterken van de zelfredzaamheid van de cliënt.
Dit ga ik doen door de cliënt te stimuleren zijn potenties verder te ontwikkelen en in
te zetten. Hierbij ga ik samen met de cliënt ontwikkelingsdoelen formuleren.
Als derde is het belangrijk om open en eerlijk te communiceren met cliënten. Dit ga
ik doen door transparant te zijn als er iets op mijn hart ligt. Dit doe ik door middel
van een gesprek.
Ten slot is een uitnodigende uitstraling erg belangrijk. Het is bij naast de cliënt
staan erg belangrijk om zowel verbaal als non-verbaal benaderbaar te zijn (Vignero,
2018). Verbaal ga ik dit doen door uit mezelf te zeggen dat cliënten met vragen
altijd naar mij toe mogen komen en non-verbaal ga ik dit doen door op de groep te
zitten en letterlijk het aanspreekpunt van de groep te zijn.
Omdat ik stageloop op een doorstroomplek is het belangrijk om een goede inschatting te
maken bij welke cliënt de contactfase nog heel belangrijk is en bij welke cliënten je echt
door kan pakken naar een diepgaandere agogische relatie. Bij een diepgaandere relatie is
het van belang dat je goed weet in te schatten wat nodig is in de context van de cliënt en
hiernaar te handelen. Dit wil ik doen door open te communiceren met collega`s over mijn
gedachten en ideeën bij een bepaalde client en/of vraagstuk.
2. Ik ga methodisch werken met behulp van de zelfredzaamheidsmatrix. Methodisch werken
houdt in dat je volgens een vast werkwijze werkt (Behrend, 2010). De
zelfredzaamheidsmatrix is onderverdeeld in verschillende leefgebieden zoals bijvoorbeeld
basale ADL, middelengebruik en werk.
De zelfredzaamheidsmatrix laat zien hoe zelfredzaam een cliënt is en hoe belangrijk de
cliënt dit vindt.
Het eerste gedeelte van werken met de zelfredzaamheidsmatrix houdt in dat ik
samen met de cliënt ga kijken naar hoe belangrijk diegene de leefgebieden vindt en
de mate van zelfredzaamheid.
De tweede stap is dat ik de resultaten in gaat vullen in de computer waaruit 2 tot 3
leefgebieden komen die voor nu het belangrijkste zijn voor de cliënt.
Samen met de cliënt ga ik dan kijken of/en welke acties we kunnen uitschrijven bij
een leefgebied en wanneer deze voltooid moeten zijn. Zo werken we samen
doelgericht aan de acties. Bij doelgericht werken is het overigens wel erg belangrijk
dat het doel concreet en essentieel is (NVMW, 2013).
