2.1
- Bij een aardbeving ontstaan trillingen die dwars door de aarde gaan.
- Door aardbevingen te registreren kun je afleiden hoe de aarde vanbinnen is
opgebouwd.
- Er is vast gesteente in de kern, met daaromheen traag stromend gesteente in de
aardmantel, verhit door de afgifte van warmte uit de kern. De buitenkant van de
aarde is weer een harde korst.
- Temperatuur en druk nemen toe met diepte. In de aardkern loopt de temperatuur
op tot ruim 5000 graden Celcius. De druk zorgt ervoor dat de aardkern uit vast
materiaal bestaat.
- Het grootste deel van de aardkorst bestaat uit oceaanbodem, dat is 8 km dik en
bestaat uit het zware gesteente basalt.
- Continenten zijn veel dikker, onder gebergte 40-80 km dik en bestaan uit veel lichtere
gesteenten als graniet.
- Onderwatergebergten op de bodem van de oceaan heten midoceanische ruggen.
- De diepe kloven in de oceaanbodem heten diepzeetroggen.
- Korst: bestaat uit licht gesteente dat drijft op de aardmantel. Oceanische korst is
dunner dan continentale korst. De aardkorst heet ook wel lithosfeer.
- Mantel: bestaat uit zwaardere gesteenten. Vanuit aardkern wordt gesteente in
aardmantel verwarmd, waardoor gesteente uitzet. Het wordt lichter en stijgt op
richting aarde. Hierbij ontstaan convectiestromen waarbij warmte wordt verplaatst.
- Kern: bestaat grotendeels uit nikkelijzer. Er zijn ook radioactieve elementen die
warmte produceren. Helemaal binnen zit een vaste binnenkern en daaromheen een
vloeibare buitenkern.
2.2
- De meeste aardplaten of schollen bestaan uit zowel continent- als oceaanbodem.
- Oceanische korst bestaat uit basalt en is dun, jong en zwaar.
- Continentale korst bestaat uit graniet en is dik, oud en licht.
- De volgende bewegingen komen voor bij het contact tussen aardplaten:
1. Bij convergente plaatgrenzen botsen 2 aardplaten tegen elkaar. Als er een
oceanische korst bij betrokken is, zal de zwaardere wegduiken onder de andere
(oceanische of continentale) korst. Hierbij ontstaat een diepzeetrog. Het
wegduiken van de oceanische korst heet subductie.
2. Bij divergente plaatgrenzen bewegen 2 aardplaten uit elkaar. Op plekken waar
vloeibaar gesteente uit aardmantel tegen aardkorst drukt, kan aardkorst breken.
Er ontstaat effusief vulkanisme.
3. Bij transforme plaatgrenzen bewegen 2 aardplaten langs elkaar. Hierbij is kans op
zware aardbevingen.
- Er zijn 3 variaties in plaatbotsingen:
1. Oceanisch vs continentaal: oceanische duikt onder continentale, subductie,
hierbij ontstaan vulkanen en gebergtes.
, 2. Continentaal vs continentaal: hierbij ontstaat een plooiingsgebergte
3. Oceanisch vs oceanisch: hierbij krijg je ook subductie, de oudste van de 2 duikt
onder de andere.
- Platentektoniek is de theorie dat de platen bewegen.
- Heet magma komt naar boven tegen de aardkorst aan, het magma moet zijdelings
wegstromen en neemt stukken aardkorst mee. Op sommige plekken breekt de
aardkorst en stroomt het magma als lava naar buiten. Zo ontstaan divergente
breuken. De ruimte van zo’n breuk wordt direct gevuld met lava. Die stolt tot basalt
en zo ontstaat nieuwe oceaanbodem.
- Omdat er steeds bodem bijkomt, moet er ook bodem weggaan, in subductiezones
duikt de oceaanbodem daarom in de aardmantel en wordt het als het ware
gerecycled.
- De zwaarste aardbevingen ontstaan bij convergente en transforme plaatgrenzen.
- Door de ruwheid van gesteente blijven aardplaten klem zitten tot ze plotseling een
eind opschuiven. De vrijgekomen trillingen verspreiden zich in alle richtingen.
Seismografische stations bepalen de exacte plek van de aardbeving in de aardkorst:
het hypocentrum.
- De plaats aan het oppervlak die boven het hypocentrum ligt, heet het epicentrum.
- Hoe dichter bij het hypocentrum en hoe zwaarder de aardbeving, hoe hoger de score
op de schaal van Richter.
- Bij zware aardbevingen in de oceaanbodem kunnen enorme vloedgolven of
tsunami’s ontstaan die zeer verwoestend kunnen zijn.
2.3
- Een vulkaan bestaat uit lagen gestold magma en puin en as die daarbij vrijkomen.
- Kenmerken van een schildvulkaan:
Zeer vloeibare magma
Effusieve eruptie (rustige uitbarsting)
Flauwe hellingen, dus plat
Basalt komt eruit omhoog, dus ontstaat de vulkaan uit basalt
Divergente breuk
- Kenmerken van een stratovulkaan:
Taai vloeibaar magma (waardoor het langzamer omhoog komt en gassen
vrijkomen, waardoor heftige explosie plaatsvindt)
Explosieve eruptie
Steile hellingen
Caldera
Convergente breuk
- Een caldera is een cirkelvormige krater die ontstaat als de vulkaan onstabiel wordt en
het dak van de magmakamer inzakt doordat een deel van de magmakamer snel
leegstroomt. Kan ook ontstaan als bovenste deel van vulkaantop wordt weggeblazen.
- Hotspots zijn vulkanen die niet kloppen met de theorie van de platentektoniek.
Oorzaak: mantelpluimen.