VPMV
VOEDINGSLEER
1 VOEDINGSPATRONEN
Voedingsmiddelen die we nu minder eten:
Graan
Aardappelen
Zuivel
Voedingsmiddelen die we nu meer eten:
Suiker
Vet
Vlees, vis
Alcohol
Hogere opname:
Energie
Verzadigd vet
Suiker
Zout
Lagere opname:
Vezels
Vitaminen
Mineralen
Deze veranderingen worden in verband gebracht met de toename van een aantal
welvaartsziekten.
Welvaartsziekten:
Obesitas
Hypertensie
Diabetes type 2
Atherosclerose
Kanker
Tandcariës
Obstipatie
levercirrose
Verandering in maaltijdpatronen:
1
, Maaltijden minder belangrijk, wel meer tussendoortjes = snacken of grazen
Meer gemaksvoedsel = bv. kant- en klaar, voorgesneden groenten/ fruit
Minder traditioneel Belgisch
Vaker buitenshuis
Belangstelling voor gezonde voeding
Belangstelling voor ‘biologische’ en ‘duurzame’ voeding.
Verschil tussen biologische en duurzame voeding:
1. Biologische voeding:
Geen kunstmest, geen chemische bestrijdingsmiddelen, diervriendelijk
Geen chemische- synthetisch geur-, kleur- en smakstoffen, geen conserveermiddelen
Geen genetisch gemodificeerde organismen
Instantie controleert deze criteria
2. Duurzame voeding:
Voedingsdriehoek zet hierop in
Doel = milieu zo weinig mogelijk te belasten en zorgvuldig om te gaan met natuurlijke
hulpbronnen
Voorbeelden:
- Groenten en fruit van het seizoen en de omgeving
- Kraantjeswater ipv flessenwater
- Vis uit duurzame visserij (MSC (wild)of ASC (gekweekt)- keurmerk)
2 VOEDSELAANBOD
Algemeen:
Bereide producten en kant en-klare maaltijden = duurder dan verse
basisvoedingsmiddelen.
Een gezonde voeding vraagt geen bijzondere culinaire vaardigheden.
Merkproducten zijn doorgaans duurder en niet altijd beter van kwaliteit dan
goedkopere producten.
Kies groenten en fruit waarvan de aanvoer groot is (seizoensproducten). Dan is de
prijs het laagst. Dit zorgt ook automatisch voor variatie.
Een evenwichtig samengestelde en gevarieerde voeding levert alle noodzakelijke
voedingsstoffen.
Problemen bij voedingsinterventies voor laaggeschoolden en kansarmen:
geringe informatiebehoefte en weinig informatie zoekgedrag
weinig toekomstgericht denken, vooral aandacht voor "lekker"
beperkte veranderingsbereidheid
apathie en gevoelens van machteloosheid
argwaan ten aanzien van buitenstaanders
beperkte kookvaardigheden
verkeerde opvattingen, bv..: "gezonde voeding is duur"
2
, beperkte financiële draagkracht
beperkte beschikbaarheid van de "gezonde" keuze
Taal- en cultuurverschillen
Tips voor voedingsinterventies:
Benader de doelgroep zo persoonlijk mogelijk
Maak gebruik van de bestaande "sociale netwerken"
Maak gebruik van of sluit aan bij activiteiten in het kader van buurtopbouwwerk.
Deze organisaties hebben vaak activiteiten waarin voedingsvoorlichting kan worden
geïntegreerd.
Maak gebruik van de mogelijkheden die de commerciële sector biedt. Werk samen
met winkeliers om informatie te verspreiden en promoties voor "gezonde" keuzes te
bekomen.
Organiseer zoveel mogelijk praktische doe-activiteiten en interactieve activiteiten.
3 VOEDINGSVOORLICHTING
Voedingsvoorlichtingsmodel= de voedingsdriehoek:
= Een gezonde voeding betekend een evenwichtige voeding waarin alle noodzakelijke
voedingsstoffen in de juiste verhouding voorkomen.
4 INLEIDING IN DE VOEDINGSLEER
3
, Behoefte aan voedingsstoffen:
1. Essentiele voedingsstof:
Onmisbaar voor de stofwisseling
Kunnen niet of onvoldoende in het lichaam aangemaakt worden
Moeten via de voeding aangebracht worden
Voorbeelden:
- Essentiële aminozuren
- Essentiële vetzuren
- Vezels
- Vitamines
- Mineralen
- Water
2. Deficiëntie:
= gedurende een tijd tekort van een bepaalde voedingsstof
Minimale behoefte = hoeveelheid net genoeg om deficiëntieverschijnselen te
voorkomen maar geen voorraad, reserve voor stressituaties
3. Latente deficiëntie:
= Marginale voedingstoestand
Groter risico voor chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten, kanker
4. Optimale behoefte:
= optimale hoeveelheid voor goede voedingstoestand, beweegt tussen twee grenzen
5. Teveel aan essentiële voedingsstoffen:
= teveel wordt uitgescheiden of afgebroken
6. Intoxicatie:
= boven toxische grens
Grens ligt meestal ver boven optimale behoefte cave: - vitaminen- en
mineralenpreparaten - fluor
Het lichaam heeft ook voldoende energie nodig uit vetten, koolhydraten en eiwitten.
7. Ondervoeding:
= Tekort aan eiwitten/vetten/koolhydraten
8. Overvoeding:
= Te hoge inname van eiwitten/vetten/koolhydraten, de reserves gaan we opslaan
(verdikken)
Dit betekent niet dat het een optimale voeding is
5 KOOLHYDRATEN, VEZELS EN ALCOHOL
4
VOEDINGSLEER
1 VOEDINGSPATRONEN
Voedingsmiddelen die we nu minder eten:
Graan
Aardappelen
Zuivel
Voedingsmiddelen die we nu meer eten:
Suiker
Vet
Vlees, vis
Alcohol
Hogere opname:
Energie
Verzadigd vet
Suiker
Zout
Lagere opname:
Vezels
Vitaminen
Mineralen
Deze veranderingen worden in verband gebracht met de toename van een aantal
welvaartsziekten.
Welvaartsziekten:
Obesitas
Hypertensie
Diabetes type 2
Atherosclerose
Kanker
Tandcariës
Obstipatie
levercirrose
Verandering in maaltijdpatronen:
1
, Maaltijden minder belangrijk, wel meer tussendoortjes = snacken of grazen
Meer gemaksvoedsel = bv. kant- en klaar, voorgesneden groenten/ fruit
Minder traditioneel Belgisch
Vaker buitenshuis
Belangstelling voor gezonde voeding
Belangstelling voor ‘biologische’ en ‘duurzame’ voeding.
Verschil tussen biologische en duurzame voeding:
1. Biologische voeding:
Geen kunstmest, geen chemische bestrijdingsmiddelen, diervriendelijk
Geen chemische- synthetisch geur-, kleur- en smakstoffen, geen conserveermiddelen
Geen genetisch gemodificeerde organismen
Instantie controleert deze criteria
2. Duurzame voeding:
Voedingsdriehoek zet hierop in
Doel = milieu zo weinig mogelijk te belasten en zorgvuldig om te gaan met natuurlijke
hulpbronnen
Voorbeelden:
- Groenten en fruit van het seizoen en de omgeving
- Kraantjeswater ipv flessenwater
- Vis uit duurzame visserij (MSC (wild)of ASC (gekweekt)- keurmerk)
2 VOEDSELAANBOD
Algemeen:
Bereide producten en kant en-klare maaltijden = duurder dan verse
basisvoedingsmiddelen.
Een gezonde voeding vraagt geen bijzondere culinaire vaardigheden.
Merkproducten zijn doorgaans duurder en niet altijd beter van kwaliteit dan
goedkopere producten.
Kies groenten en fruit waarvan de aanvoer groot is (seizoensproducten). Dan is de
prijs het laagst. Dit zorgt ook automatisch voor variatie.
Een evenwichtig samengestelde en gevarieerde voeding levert alle noodzakelijke
voedingsstoffen.
Problemen bij voedingsinterventies voor laaggeschoolden en kansarmen:
geringe informatiebehoefte en weinig informatie zoekgedrag
weinig toekomstgericht denken, vooral aandacht voor "lekker"
beperkte veranderingsbereidheid
apathie en gevoelens van machteloosheid
argwaan ten aanzien van buitenstaanders
beperkte kookvaardigheden
verkeerde opvattingen, bv..: "gezonde voeding is duur"
2
, beperkte financiële draagkracht
beperkte beschikbaarheid van de "gezonde" keuze
Taal- en cultuurverschillen
Tips voor voedingsinterventies:
Benader de doelgroep zo persoonlijk mogelijk
Maak gebruik van de bestaande "sociale netwerken"
Maak gebruik van of sluit aan bij activiteiten in het kader van buurtopbouwwerk.
Deze organisaties hebben vaak activiteiten waarin voedingsvoorlichting kan worden
geïntegreerd.
Maak gebruik van de mogelijkheden die de commerciële sector biedt. Werk samen
met winkeliers om informatie te verspreiden en promoties voor "gezonde" keuzes te
bekomen.
Organiseer zoveel mogelijk praktische doe-activiteiten en interactieve activiteiten.
3 VOEDINGSVOORLICHTING
Voedingsvoorlichtingsmodel= de voedingsdriehoek:
= Een gezonde voeding betekend een evenwichtige voeding waarin alle noodzakelijke
voedingsstoffen in de juiste verhouding voorkomen.
4 INLEIDING IN DE VOEDINGSLEER
3
, Behoefte aan voedingsstoffen:
1. Essentiele voedingsstof:
Onmisbaar voor de stofwisseling
Kunnen niet of onvoldoende in het lichaam aangemaakt worden
Moeten via de voeding aangebracht worden
Voorbeelden:
- Essentiële aminozuren
- Essentiële vetzuren
- Vezels
- Vitamines
- Mineralen
- Water
2. Deficiëntie:
= gedurende een tijd tekort van een bepaalde voedingsstof
Minimale behoefte = hoeveelheid net genoeg om deficiëntieverschijnselen te
voorkomen maar geen voorraad, reserve voor stressituaties
3. Latente deficiëntie:
= Marginale voedingstoestand
Groter risico voor chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten, kanker
4. Optimale behoefte:
= optimale hoeveelheid voor goede voedingstoestand, beweegt tussen twee grenzen
5. Teveel aan essentiële voedingsstoffen:
= teveel wordt uitgescheiden of afgebroken
6. Intoxicatie:
= boven toxische grens
Grens ligt meestal ver boven optimale behoefte cave: - vitaminen- en
mineralenpreparaten - fluor
Het lichaam heeft ook voldoende energie nodig uit vetten, koolhydraten en eiwitten.
7. Ondervoeding:
= Tekort aan eiwitten/vetten/koolhydraten
8. Overvoeding:
= Te hoge inname van eiwitten/vetten/koolhydraten, de reserves gaan we opslaan
(verdikken)
Dit betekent niet dat het een optimale voeding is
5 KOOLHYDRATEN, VEZELS EN ALCOHOL
4