lO M oARcPSD| 6792092
Histopathologie: Neoplasie
1. Inleiding
• Histologie = weefselleer
• Pathologie = ziekteleer
• Histopathologie = studie van weefsels aangetast door ziekte
• Neoplasie = gaat over de studie van goedaardige en kwaadaardige tumoren
2. Basisbegrippen en nomenclatuur
2.1 Inleiding
• In België = kanker de 2e voornaamste oorzaak van sterven
• 1e belangrijke oorzaak = cardiovasculair
2.2 Definities en algemene begrippen
• Neoplasie = ‘nieuwvorming’, nieuwe groei (= tumor)
• Tumor = gezwel (goedaardig / kwaadaardig)
o Vroeger: gebruikt voor zwelling door inflammatie
o Nu: bijna enkel als synoniem van neoplasie (gezwel)
• Moleculaire definitie
o Tumor is clonaal (= kopiëren van 1 cel)
o Ontstaat door mutaties in DNA (dus genetisch hetzelfde)
• Veranderingen van DNA doorgegeven van moedercel naar dochtercel
• Geven aan tumoren een groei voordeel
<> normaal: groei volgens de noden van het lichaam
o Mutaties geven aan de tumorcellen een voordeel
o Autonome groei maar wel interactie met het lichaam
• Geen aanpassing aan noden van het lichaam
→ kunnen immuunrespons opwekken
→ worden ‘anarchistisch’: trekken niks van de rest aan
• Basiscomponenten tumor:
(1) Clonale cellen = de eigenlijke tumorcellen
→ het parenchym van de tumor ; belangrijkste component
(2) Reactief tumorstroma = met tumor geassocieerd stroma
• : interactie clonale cellen met weefsel in de buurt
o Bindweefsel met collageen en fibroblasten
o Bloedvaten
o Cellen van het immuunsysteem bv: lymfocyten, macrofagen, neutrofiele granulocyten
opm: stromacomponent speelt belangrijke rol bij groei van tumoren en verspreiding van tumorcellen
clonale component geeft de nomenclatuur
desmoplastische stromareactie = als tumorcellen een grote hoeveelheid stroma induceren dat lijkt
op celarm bindweefsel rijk aan collageenvezels
Nrml Tumor
bindweefsel
Tumorcellen
= reactief tumorstroma (witte) = tumor met veel stroma (vnl collageenvezels)
Hematoxyline = blauw (celkernen) veel reactief stroma en collageen
, lO M oARcPSD| 6792092
Eosine = roze (cytoplasma en collageen)
opm: het maken en kleuren van weefselcoupes
• Eerst in formaldehyde daarna in parafine impregneren
→ overnacht impregneren weefsels met paraffine (weefselprocessor)
• Weefsel wordt omgezet in paraffineblokje
2.3 Naamgeving van tumoren
= gebaseerd op de clonale componenten
BASISINDELING:
• Benigne tumoren (goedaardig)
o Geen evidentie voor agressieve groei
o Geen invasie of destructie van weefsels of organen in de buurt
o Blijft lokaal, geen spreiding
o Therapie = chirurgie
o Groeien traag + duwen weefsels weg
opm: in de hersenen kan patiënt er ziek van worden = niet goed want je hebt niet veel plaats in de
hersenen (geeft klachten + slechte prognose)
• Maligne tumoren (kwaadaardig)
o Toont lokaal invasie en destructie van nabijgelegen structuren
o Agressief: infiltreren in normale weefsels
o Metastasen zijn mogelijk = uitzaaiingen naar andere weefsels of organen
• Kanker = synoniem voor maligne tumor
o ‘krab’: vasthechten aan andere weefsels
NAAMGEVING:
(1) Eerste criterium = benigne of maligne
(2) Tweede criterium = histogenetisch criterium
→ op basis van het weefsel waaruit tumor is ontstaan
→ op basis van de cel of weefsel dat door tumor wordt nagebootst
Steunweefsel =
onder epitheel
, lO M oARcPSD| 6792092
Epitheliale tumoren:
o < eenlagig/klierepitheel bv: speekselklieren
▪ Adenoom (+)
▪ Adenocarcinoom (-)
o < meerlagig plaveiselepitheel
▪ Papilloom (+)
▪ Plaveiselcelcarcinoom of squameus carcinoom (-)
o < overgangsepitheel (urotheel) bv: blaas
▪ Papilloom (+)
▪ Urotheelcelcarcinoom of transitioneel cel-carcinoom (-)
Mesenchymale tumoren (ontstaan uit steunweefsels)
= stromale of weke delen tumor als ze zijn nagebootst uit steunweefsel (vlezig)
o < fibroblasten
▪ Fibroom (+)
▪ Fibrosarcoma (-)
o < bloedvaten
▪ (hem)angioma (+)
▪ Angiosarcoma (-)
o < lymfevaten
▪ Lymfiangioom (+)
▪ Angiosarcoma (-)
o < bot
▪ Osteoom (+)
▪ Osteosarcoma (-)
o < kraakbeen
▪ Chondroom (+)
▪ Chondrosarcoma (-)
o < vet
▪ Lipoom (+)
▪ Liposarcoma(-)
o < glad spierweefsel
▪ Leiomyoom (+)
▪ Leiomyosarcoma (-)
o < gestreept spierweefsel
▪ Rhabdomyoom (+)
▪ Rhabdomyosarcoma (-)
• Opmerkingen ivm naamgeving
o Carcinomen = veel frequenter dan sarcomen
• Epitheel veel celdelingen + liggen aan het opp (veel met UV-licht in contact)
o Sommige goedaardige tumoren van steunweefsels = zeer frequent
• bv: lipoma, angionoma, fibroma,…
o Soms is niet geweten uit welk celtype een tumor ontstaat
• als er bv. Weinig differentiatie is
o Sommige tumoren worden aangeduid met een eponiem
• bv: warthin tumor, Ewing-sarcoma, Burkitt-
lymfoma,…
→ Ewing-sarcoma (bottumor) = men weet niet uit welke precursor ze ontstaan, jonge mensen
o In sommige weefsels is er een opmerkelijke variatie van tumoren
• bv: lymfomen
, lO M oARcPSD| 6792092
2.4 Vereenvoudigde indeling van maligne tumoren
Carcinoma
• Frequente adenocarcinomen:
o Prostaatadenocarcinoma
o Colonadenocarcinoma
o Borstadenocarcinoma
o Longadenocarcinoma
opm: longen kunnen longadenocarcinoma zijn of plaveiselcelcarcinoma
• Plaveiselcelcarcinoma = squameus carcinoma
o Huid
o Mond
o Farynx: bovenste deel van de slokdarm (= keelholte)
o Larynx: het strottenhoofd
o Slokdarm
o Long:
• proces van metaplasie bij rokers: eenlagig epitheel wordt vervangen door plaveiselpitheel
o Anus
o Cervix (van de baarmoeder)
Bij rokers: trilhaarepitheel wordt squameus epitheel
Sarcoma
Melanoma
• tumor die uitgaat van melanocyten
• Altijd maligne
Mesothelioma
• Tumor die uitgaat van longvlies (mesotheel)
• Altijd maligne
Hematologische maligniteiten
• 1. Leukemie = ontstaat uit WitteBloedCellen (of precursoren)
o Steeds maligne
o Kan ook ontstaan uit lymfocyten, maar niet uit klieren
o Vereenvoudigde indeling
▪ Acuut:
o => snel evoluerend -> uit voorlopers van WBC! (= lymfoblasten/-cyten)
Voorlopers neutrofiele/eosinofiele granulocyten (= myoblasten)
- => snel delende cellen => snel ontwikkelde kankers
o Acute lymfoblastenleukemie (ALL)
o acute myeloïde leukemie (AML)
▪ Chronisch:
o Uit mature (uitgerijpte, gediff.) cellen => delen niet veel meer
o Chronische lymfocytenleukemie (CLL)
o Chronische myloïde leukemie (CML)
• 2. Lymfoma = ontstaat uit lymfocyten
o Vormen een soliede tumor
o Steeds maligne
Histopathologie: Neoplasie
1. Inleiding
• Histologie = weefselleer
• Pathologie = ziekteleer
• Histopathologie = studie van weefsels aangetast door ziekte
• Neoplasie = gaat over de studie van goedaardige en kwaadaardige tumoren
2. Basisbegrippen en nomenclatuur
2.1 Inleiding
• In België = kanker de 2e voornaamste oorzaak van sterven
• 1e belangrijke oorzaak = cardiovasculair
2.2 Definities en algemene begrippen
• Neoplasie = ‘nieuwvorming’, nieuwe groei (= tumor)
• Tumor = gezwel (goedaardig / kwaadaardig)
o Vroeger: gebruikt voor zwelling door inflammatie
o Nu: bijna enkel als synoniem van neoplasie (gezwel)
• Moleculaire definitie
o Tumor is clonaal (= kopiëren van 1 cel)
o Ontstaat door mutaties in DNA (dus genetisch hetzelfde)
• Veranderingen van DNA doorgegeven van moedercel naar dochtercel
• Geven aan tumoren een groei voordeel
<> normaal: groei volgens de noden van het lichaam
o Mutaties geven aan de tumorcellen een voordeel
o Autonome groei maar wel interactie met het lichaam
• Geen aanpassing aan noden van het lichaam
→ kunnen immuunrespons opwekken
→ worden ‘anarchistisch’: trekken niks van de rest aan
• Basiscomponenten tumor:
(1) Clonale cellen = de eigenlijke tumorcellen
→ het parenchym van de tumor ; belangrijkste component
(2) Reactief tumorstroma = met tumor geassocieerd stroma
• : interactie clonale cellen met weefsel in de buurt
o Bindweefsel met collageen en fibroblasten
o Bloedvaten
o Cellen van het immuunsysteem bv: lymfocyten, macrofagen, neutrofiele granulocyten
opm: stromacomponent speelt belangrijke rol bij groei van tumoren en verspreiding van tumorcellen
clonale component geeft de nomenclatuur
desmoplastische stromareactie = als tumorcellen een grote hoeveelheid stroma induceren dat lijkt
op celarm bindweefsel rijk aan collageenvezels
Nrml Tumor
bindweefsel
Tumorcellen
= reactief tumorstroma (witte) = tumor met veel stroma (vnl collageenvezels)
Hematoxyline = blauw (celkernen) veel reactief stroma en collageen
, lO M oARcPSD| 6792092
Eosine = roze (cytoplasma en collageen)
opm: het maken en kleuren van weefselcoupes
• Eerst in formaldehyde daarna in parafine impregneren
→ overnacht impregneren weefsels met paraffine (weefselprocessor)
• Weefsel wordt omgezet in paraffineblokje
2.3 Naamgeving van tumoren
= gebaseerd op de clonale componenten
BASISINDELING:
• Benigne tumoren (goedaardig)
o Geen evidentie voor agressieve groei
o Geen invasie of destructie van weefsels of organen in de buurt
o Blijft lokaal, geen spreiding
o Therapie = chirurgie
o Groeien traag + duwen weefsels weg
opm: in de hersenen kan patiënt er ziek van worden = niet goed want je hebt niet veel plaats in de
hersenen (geeft klachten + slechte prognose)
• Maligne tumoren (kwaadaardig)
o Toont lokaal invasie en destructie van nabijgelegen structuren
o Agressief: infiltreren in normale weefsels
o Metastasen zijn mogelijk = uitzaaiingen naar andere weefsels of organen
• Kanker = synoniem voor maligne tumor
o ‘krab’: vasthechten aan andere weefsels
NAAMGEVING:
(1) Eerste criterium = benigne of maligne
(2) Tweede criterium = histogenetisch criterium
→ op basis van het weefsel waaruit tumor is ontstaan
→ op basis van de cel of weefsel dat door tumor wordt nagebootst
Steunweefsel =
onder epitheel
, lO M oARcPSD| 6792092
Epitheliale tumoren:
o < eenlagig/klierepitheel bv: speekselklieren
▪ Adenoom (+)
▪ Adenocarcinoom (-)
o < meerlagig plaveiselepitheel
▪ Papilloom (+)
▪ Plaveiselcelcarcinoom of squameus carcinoom (-)
o < overgangsepitheel (urotheel) bv: blaas
▪ Papilloom (+)
▪ Urotheelcelcarcinoom of transitioneel cel-carcinoom (-)
Mesenchymale tumoren (ontstaan uit steunweefsels)
= stromale of weke delen tumor als ze zijn nagebootst uit steunweefsel (vlezig)
o < fibroblasten
▪ Fibroom (+)
▪ Fibrosarcoma (-)
o < bloedvaten
▪ (hem)angioma (+)
▪ Angiosarcoma (-)
o < lymfevaten
▪ Lymfiangioom (+)
▪ Angiosarcoma (-)
o < bot
▪ Osteoom (+)
▪ Osteosarcoma (-)
o < kraakbeen
▪ Chondroom (+)
▪ Chondrosarcoma (-)
o < vet
▪ Lipoom (+)
▪ Liposarcoma(-)
o < glad spierweefsel
▪ Leiomyoom (+)
▪ Leiomyosarcoma (-)
o < gestreept spierweefsel
▪ Rhabdomyoom (+)
▪ Rhabdomyosarcoma (-)
• Opmerkingen ivm naamgeving
o Carcinomen = veel frequenter dan sarcomen
• Epitheel veel celdelingen + liggen aan het opp (veel met UV-licht in contact)
o Sommige goedaardige tumoren van steunweefsels = zeer frequent
• bv: lipoma, angionoma, fibroma,…
o Soms is niet geweten uit welk celtype een tumor ontstaat
• als er bv. Weinig differentiatie is
o Sommige tumoren worden aangeduid met een eponiem
• bv: warthin tumor, Ewing-sarcoma, Burkitt-
lymfoma,…
→ Ewing-sarcoma (bottumor) = men weet niet uit welke precursor ze ontstaan, jonge mensen
o In sommige weefsels is er een opmerkelijke variatie van tumoren
• bv: lymfomen
, lO M oARcPSD| 6792092
2.4 Vereenvoudigde indeling van maligne tumoren
Carcinoma
• Frequente adenocarcinomen:
o Prostaatadenocarcinoma
o Colonadenocarcinoma
o Borstadenocarcinoma
o Longadenocarcinoma
opm: longen kunnen longadenocarcinoma zijn of plaveiselcelcarcinoma
• Plaveiselcelcarcinoma = squameus carcinoma
o Huid
o Mond
o Farynx: bovenste deel van de slokdarm (= keelholte)
o Larynx: het strottenhoofd
o Slokdarm
o Long:
• proces van metaplasie bij rokers: eenlagig epitheel wordt vervangen door plaveiselpitheel
o Anus
o Cervix (van de baarmoeder)
Bij rokers: trilhaarepitheel wordt squameus epitheel
Sarcoma
Melanoma
• tumor die uitgaat van melanocyten
• Altijd maligne
Mesothelioma
• Tumor die uitgaat van longvlies (mesotheel)
• Altijd maligne
Hematologische maligniteiten
• 1. Leukemie = ontstaat uit WitteBloedCellen (of precursoren)
o Steeds maligne
o Kan ook ontstaan uit lymfocyten, maar niet uit klieren
o Vereenvoudigde indeling
▪ Acuut:
o => snel evoluerend -> uit voorlopers van WBC! (= lymfoblasten/-cyten)
Voorlopers neutrofiele/eosinofiele granulocyten (= myoblasten)
- => snel delende cellen => snel ontwikkelde kankers
o Acute lymfoblastenleukemie (ALL)
o acute myeloïde leukemie (AML)
▪ Chronisch:
o Uit mature (uitgerijpte, gediff.) cellen => delen niet veel meer
o Chronische lymfocytenleukemie (CLL)
o Chronische myloïde leukemie (CML)
• 2. Lymfoma = ontstaat uit lymfocyten
o Vormen een soliede tumor
o Steeds maligne