100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Rechtssociologie (RR108): Samenvatting actie en reactie hoofstukken 23 en 4 $7.47   Add to cart

Summary

Rechtssociologie (RR108): Samenvatting actie en reactie hoofstukken 23 en 4

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Rechtssociologie (RR108): Samenvatting actie en reactie hoofstukken 23 en 4

Preview 4 out of 49  pages

  • April 25, 2021
  • 49
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
lOMoARcPSD|383 406 3




Rechtssociologie

Wat houdt de empirische bestudering van het recht in?
Actie en reactie – Huls

Rechtssociologen concentreren zich meer op de praktische kant van het recht dan
de theorie (law in action in plaats van law in the books). Zij hebben niet zozeer
belangstelling voor de juridische casus, als wel voor de maatschappelijke context
van het geschil. Zij bestuderen primair het functioneren van juridische instituties, de
maatschappelijke structuren en het handelen van juridische professionals en
burgers. Sociologen kijken naar geldende normen en juristen naar geldige normen.


Functies van het recht volgens de Amerikaanse jurist Karl Llewellyn:
1. het voorkomen van desastreuze conflicten,
2. het beslechten van geschillen,
3. het mogelijk maken van verandering,
4. het erkennen van de bestaande gezagsstructuur en
5. het vastleggen van procedureregels om andere taken uit te oefenen.


Functies van het recht volgens de Nederlandse rechtssocioloog Rob Schwitters:

1. de ordenende functie. Een ordening komt tot stand als mensen in staat
zijn om elkaars handelen te voorspellen, zodat zij hun eigen gedrag op dat
van anderen kunnen afstemmen (bijvoorbeeld verkeersregels).
2. De instrumentele functie. Recht is een instrument in de handen van de
overheid om bepaalde doelen te realiseren. De middelen die het recht kent,
moeten zinvol en effectief zijn. De instrumenten die de wetgever inzet,
moeten geschikt zijn om het doel van de wet te bereiken.
3. De geschilbeslechtingsfunctie. Recht biedt mechanismen om conflicten
op een vreedzame wijze te beeindigen.
4. De normatieve/expressieve functie. Recht vormt een uitdrukking van
bepaalde waarden en idealen (bijvoorbeeld mensenrechten).


Je hebt informele sociale controle zoals op school en door John Griffiths wordt recht
gedeflnieerd als een specialistische vorm van sodale controle, namelijk door
functionarissen van de staat (rechters, politie, handhavings- en opsporingsambtenaren)
en op grond van overheidsregels. Hij is ook een aanhanger van het
toeschouwersperspectief op het recht. Bij deelnemersperspectief is het recht is het
vertrekpunt en van daaruit wordt gekeken naar de effecten van het recht in de
samenleving, en naar de manier waarop recht tot stand komt (social engineering). De
vraag hoe het recht de maatschappij beïnvloed heet de sociale werking van het recht
bijv. effectiviteit van recht (ook door John Griffiths). Hoe de maatschappij het recht

, lOMoARcPSD|383 406 3




beïnvloed heet de sociale productie van het recht, hierbij heb je sociale normen
en rechtsnormen.

Juristen zijn meer bezig met de top-downbenadering: het officiële perspectief van
de autoriteiten en hun bedoelingen. Rechtssociologen meer met bottom-
upperspectief: perspectief van burger, vindt er daadwerkelijk verandering plaats
door bijv. een uitspraak of nieuwe wetgeving.
Maatschappelijke bronnen van de vorming van het recht:
- De politiek: wie er aan de macht is bepaalt het recht
- Economisch-technologische ontwikkelingen: bijv. multinationals en
illegaal downloaden, door rampen ook vaak strengere regelgeving
- Juridische professionals: in concreet geval toepassen van regels
- Rechtsopvattingen van burgers: als veel mensen vinden dat iets moet
kunnen kan het recht veranderd worden bijv. euthanasie

Juristen zijn nogal gauw geneigd om de effectiviteit van een wet af te meten aan de
mate waarin de doelstellingen van de wetgever worden bereikt. In de
rechtssociologie wordt gesproken van de sociale werking van wetten, wat een veel
bredere kijk op het recht impliceert. De sociale werking van recht plaatst
vraagtekens bij twee centrale aannames over de verhouding tussen de burger en de
regels van de rechtsstaat, namelijk: dat hij de wet kent en dat hij deze gehoorzaamt.
Er zijn bedoelde en onbedoelde effecten van het recht bijv. verkeersdrempels.
Belangrijkste sociologen: Karl Marx, Emile Durkheim en Max Weber.

Karl Marx grote werk Das Kapital. Zijn centrale Stelling is dat iemands macht
afhangt van zijn economische en maatschappelijke status, door hem 'klasse'
genoemd. Aan de bovenkant staat de klasse van de kapitalisten, aan de onderkant
de arbeidersklasse. W erkelijke vrijheid en gelijkheid kunnen volgens Marx alleen
bestaan bij gelijke economische verhoudingen. De marxistische visie op de rol van
het recht en de staat wordt uitgedrukt met: De staat verdrukt, de wet is een leugen.

De Franse socioloog Emile Durkheim kiest niet zoals Marx het conflict, maar de
sociale cohesie als uitgangspunt voor zijn bestudering van de moderne samenleving.
In De la division du travail social (1893) staat het begrip solidariteit centraal.
Durkheim ziet solidariteit als een positief verschijnsel dat zich vanuit de maatschappij
zelf ontwikkelt. Hij onderscheidt twee soorten solidariteit. De eerste is gebaseerd op
gelijkheid en noemt hij mechanische solidariteit. De organische solidariteit
daarentegen is gebaseerd op ongelijkheid, te vergelijken met een levend lichaam
waarin alle organen een functie hebben en afhankelijk van elkaar zijn. Zeis
gebaseerd op de afhankelijkheid die er tussen mensen ontstaat wanneer de sociale
arbeidsdeling dermate ver is doorgevoerd, dat mensen onderling van elkaar
afhankelijk worden voor de vervulling van verschillende taken. Het proces waarbij
dat gebeurt, noemt men in de sociologie differentiatie. Wanneer Durkheim primitieve
samenlevingen vergelijkt met moderne samenlevingen, ziet hij een ontwikkeling van
mechanische naar organische solidariteit. Dit is volgens hem een direct gevolg van
de arbeidsdeling. Hij vond dat er in de 19 e eeuw het collectieve geweten steeds
verder verdween, waardoor er geen gezamenlijke normen en waarden meer waren

, lOMoARcPSD|383 406 3




en er dus anomie ontstond: de afwezigheid van gedeelde normen en waarden. Hij vindt
dat iedere samenleving over een collectief geweten moet beschikken. Nu zie je het
gedachtegoed van Durkheim terug in het functionalisme. De drie theoretische
uitgangspunten van het functionalisme zijn ten eerste, dat gestandaardiseerde sociale
activiteiten en culturele fenomenen functioned zijn voor het gehele sociale en culturele
systeem; ten tweede, dat al deze sociale en culturele fenomenen positieve functies
vervullen, en ten derde, dat al deze fenomenen dus onmisbaar zijn.

Max Weber zegt dat de westerse cultuur nadruk op rationaliteit heeft. Op de markt
heerst de doel-middelenrationaliteit: transacties zijn gericht op nut en effectiviteit.
Een tweede kenmerk van de westerse rationaliteit is de wil tot beheersing van de
natuur door kennisvermeerdering. Voor het recht is het volgende onderscheid tussen
verschillende soorten rationaliteit van belang:

- doelgerichtheid en efficiëntie (materiële rationaliteit): Bij dit type kunnen de
na te streven doelen vrij gekozen worden en wordt gezocht naar de meest
efflciente middelen om de gestelde doelen te bereiken.
- gelijke behandeling van gelijke gevallen (formele rationaliteit):
beslissingen binnen een systeem van vooraf vastgestelde regels worden
genomen. Overwegingen die buiten de regels liggen, mogen daarbij geen
rol spelen. Strikt genomen mag er dus niet gelet worden op de gevolgen
van de beslissing (rechtszekerheid en rechtsgelijkheid)

Weber onderscheidde drie typen gezag: traditioneel, charismatisch en
legaalrationeel gezag. Het laatste type gezag is volgens hem kenmerkend voor de
moderne samenleving. Dit type gezag is aanwezig wanneer mensen een beslissing
van een orgaan of een opdracht van een functionaris accepteren omdat het orgaan
of de functionaris daartoe de officieel erkende bevoegdheid bezit. In Webers
opvatting is het belangrijk in te zien dat dit type gezag altijd beperkt is, namelijk door
de grenzen van de toegekende bevoegdheid. Dit in tegenstelling tot traditioneel en
charismatisch gezag dat veel persoonlijker en minder aan regels gebonden was.


De relevantie van empirische vragen voor juristen – van Rossum

Rechtssociologie bestudeert het recht in de context van de samenleving, dat wil
zeggen vanuit een sociologisch perspectief. De interesse in de sociologie gaat
primair uit naar gangbaar gedrag, de grote gemene deler, wat mensen
normaalgesproken doen. Rechtssociologie onderzoekt de relaties tussen het recht
en het gangbare gedrag van mensen in de verschillende groepen, instituties en
categorieën in de samenleving. Een complicerende factor in de sociale en
gedragswetenschappen is dat grofweg twee tradities zijn te onderscheiden in het
stellen van empirische vragen. De positivistische traditie is geënt op de
natuurwetenschappen, de interpretatieve traditie op de geesteswetenschappen. In
de positivistische variant is men echter vooral geïnteresseerd in het kunnen doen
van generaliserende uitspraken en het leggen van verbanden (correlaties, bij
voorkeur causale) tussen cijfermatige onderzoeksgegevens. De positivistische
wetenschapstraditie levert doorgaans cijfers, percentages, statistieken en curven op

, lOMoARcPSD|383 406 3




waarmee de onderzoeker de sociale werkelijkheid wil beschrijven en verklaren. In
de interpretatieve variant daarentegen is men geïnteresseerd in de subjectieve
percepties van actoren in het veld en de interpretaties en betekenissen die zij aan
hun omgeving en het gedrag van anderen toekennen. De interpretatieve
wetenschapstraditie levert idealiter een brede variatie aan diepgaande verhalen op
waarmee de lezer de sociale werkelijkheid kan begrijpen. Onderzoekers moeten wel
alle begrippen duidelijk uitleggen wat ze ermee bedoelen.

De eerste observatie is dat juristen die een individuele casus oplossen, empirische
vragen stellen over ‘bijzondere feiten’, het gaat om die feiten van die concrete casus.

De tweede hiermee samenhangende observatie is dat het vaststellen van ‘de
bijzondere feiten van het geval’ voor die juristen uitermate belangrijk is. Het
toepassen van een rechtsregel kan immers van één enkel empirisch feit
afhankelijk zijn.

De derde observatie betreft de vraag hoe ‘de feiten van het geval’ worden
verzameld. Elk rechtsgebied heeft regels over de vaststelling en betekenis van de
feiten van het geval.

Hieraan kunnen wij een vierde observatie vastknopen, namelijk dat het voor de
jurist die een individuele casus oplost, om ‘juridisch relevante feiten’ gaat. Het gaat
in de casus alleen om die geselecteerde feiten die relevant zijn met het oog op de
toe te passen rechtsregels.

De vijfde observatie is dat voor juristen die een maatschappelijk probleem
willen oplossen wetenschappelijke feiten relevant zijn.

De zesde en laatste observatie betreft de juristen die op een wetenschappelijke
manier het recht bestuderen. Deze juristen onderzoeken met een systematische
wetenschappelijke blik het geheel van rechtsregels en jurisprudentie en de
samenhang en systematiek daartussen en kijkt hierbij naar de maatschappij.


Voorbeeld van een empirisch rechtssociologisch onderzoek:
Meervoudige en enkelvoudige rechtspraak: eender of anders? – Baas

Meervoudige kamer is bevorderlijk voor de kwaliteit van de uitspraak want meer
rechters hebben erover besloten, maar enkelvoudige kamer gaat veel sneller en
eenvoudiger te organiseren. Probleemstelling/hypothese: de centrale vraag luidt:
Tot welke inhoudelijke verschillen leidt meervoudige afdoening van civiele zaken in
eerste aanleg ten opzichte van enkelvoudige afdoening? Baas geeft voorwaarden
waaraan in dit onderzoek aan voldaan is om het af te bakenen, zoals alleen
bepaalde soort zaken. Ook geeft hij aan welke onderzoeksmethoden hij gebruikt:
enquête, interviews, literatuur, observatie en cijfermateriaal



Waarin verschilt het empirische perspectief van de rechtsgeleerde
benadering van het recht?

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller summaryking. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72841 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$7.47
  • (0)
  Add to cart