Module: Gedrags- en psychiatrische problematiek
Agressie:
Is een gedrag waarmee je jezelf of een ander bewust schade toebrengt.
Agressie kan lichamelijke en psychische gevolgen hebben. Bijvoorbeeld: angst, slaapproblemen,
hoofdpijn, maagpijn.
Grensoverschrijdend gedrag:
Normen worden overschreden: fatsoensnormen of jouw persoonlijke normen.
Het doel is niet om schade te veroorzaken.
Fysieke agressie:
Wordt lichamelijk geuit. Bv: slaan, schoppen, vernielen,
Verbale agressie:
Is agressie in woorden. Bv”schelden, nare dingen zeggen en vernederen.
Ook discriminerende opmerkingen vallen eronder.
Psychische agressie:
Kleineren, chanteren, vernederen en bedreigen.
Materiële agressie:
Met spullen gooien of een voorwerp vernielen.
Automutilatie:
Wanneer iemand zichzelf beschadigt. Je komt dit tegen bij zorg voor mensen met verstandelijke
beperking (zvb)/autisme. Bv: bonken, knarsen, haren uittrekken. Een cliënt met borderline
persoonlijkheidsstoornis kan zichzelf snijden.
Emotionele agressie:
Is het agressieve gedrag het gevolg van emoties. Het wordt te veel, de emmer loopt vol.
Instrumentele agressie:
Is agressie om een doel te bereiken. Bv: een peuter die een speeltje afpakt om er zelf mee te spelen.
Of een cliënt die zichzelf verwondt om aandacht te krijgen.
Of net zolang tekeer gaat tot hij zijn zin krijgt. Familie die maar blijft klagen en niet lijkt te horen dat
jullie je best doen.
Agressie en normale ontwikkeling:
0-1 jaar: Baby’s begrijpen niet of een ander iets vervelend vindt. Ze doen wat ze voelen.
2-4 jaar: Peuters laten fysieke en instrumentele agressie zien. Ze kunnen nog niet voldoende praten
om het op een andere manier op te lossen.
, 5-6 jaar: Kleuters leren om te praten in plaats van te doen. De fysieke agressie neemt af, en de
verbale agressie neemt toe
Oorzaken agressie:
Aanleg: de een wordt sneller boos dan de ander.
Leerprocessen:
Bij agressie spelen verschillende leerprocessen een rol.
Bekrachtiging:
Wet van het effect:
Gedrag dat een prettig gevoel heeft, wordt eerder herhaald. Het lucht op om je boosheid te uiten.
En soms krijg je met agressie eerder je zin. Let op dat je agressief gedrag niet onbedoeld bekrachtigt.
Imitatie:
Is nadoen wat je anderen ziet doen. Praten ouders steeds vriendelijk, dan doen kinderen dat ook na.
En als ouders geweld gebruiken om een probleem op te lossen, doen kinderen dat ook na.
Tips: zo voorkom je overprikkeling en overvragen
● Gebruik korte zinnen
● Geef informatie gedoseerd: één boodschap per keer
● Sluit aan bij het ontwikkelingsniveau
● Maak het programma inzichtelijk
● Pas regels en afspraken consequent toe
● Houd het lokaal opgeruimd
● Zet maximaal één geluidsbron tegelijk aan
Methode van De Bruin: RED
● Respectvol
● Eerlijk
● Doorvragen
Stap 1:
Beoordeel op wie de agressie is gericht.
● Op persoon (P): Hier ontstaat gevaar voor jou
● Op (spullen van) de organisatie (O): Hier worden mogelijk spullen vernield
● Op zichzelf (Z): Hier doet de cliënt zichzelf mogelijk iets aan
Stap 2:
Intensiteit beoordelen:
Groene fase: in deze fase is een gesprek mogelijk. Je reageert als volgt:
1. Begrijpen
2. Informatie geven
Agressie:
Is een gedrag waarmee je jezelf of een ander bewust schade toebrengt.
Agressie kan lichamelijke en psychische gevolgen hebben. Bijvoorbeeld: angst, slaapproblemen,
hoofdpijn, maagpijn.
Grensoverschrijdend gedrag:
Normen worden overschreden: fatsoensnormen of jouw persoonlijke normen.
Het doel is niet om schade te veroorzaken.
Fysieke agressie:
Wordt lichamelijk geuit. Bv: slaan, schoppen, vernielen,
Verbale agressie:
Is agressie in woorden. Bv”schelden, nare dingen zeggen en vernederen.
Ook discriminerende opmerkingen vallen eronder.
Psychische agressie:
Kleineren, chanteren, vernederen en bedreigen.
Materiële agressie:
Met spullen gooien of een voorwerp vernielen.
Automutilatie:
Wanneer iemand zichzelf beschadigt. Je komt dit tegen bij zorg voor mensen met verstandelijke
beperking (zvb)/autisme. Bv: bonken, knarsen, haren uittrekken. Een cliënt met borderline
persoonlijkheidsstoornis kan zichzelf snijden.
Emotionele agressie:
Is het agressieve gedrag het gevolg van emoties. Het wordt te veel, de emmer loopt vol.
Instrumentele agressie:
Is agressie om een doel te bereiken. Bv: een peuter die een speeltje afpakt om er zelf mee te spelen.
Of een cliënt die zichzelf verwondt om aandacht te krijgen.
Of net zolang tekeer gaat tot hij zijn zin krijgt. Familie die maar blijft klagen en niet lijkt te horen dat
jullie je best doen.
Agressie en normale ontwikkeling:
0-1 jaar: Baby’s begrijpen niet of een ander iets vervelend vindt. Ze doen wat ze voelen.
2-4 jaar: Peuters laten fysieke en instrumentele agressie zien. Ze kunnen nog niet voldoende praten
om het op een andere manier op te lossen.
, 5-6 jaar: Kleuters leren om te praten in plaats van te doen. De fysieke agressie neemt af, en de
verbale agressie neemt toe
Oorzaken agressie:
Aanleg: de een wordt sneller boos dan de ander.
Leerprocessen:
Bij agressie spelen verschillende leerprocessen een rol.
Bekrachtiging:
Wet van het effect:
Gedrag dat een prettig gevoel heeft, wordt eerder herhaald. Het lucht op om je boosheid te uiten.
En soms krijg je met agressie eerder je zin. Let op dat je agressief gedrag niet onbedoeld bekrachtigt.
Imitatie:
Is nadoen wat je anderen ziet doen. Praten ouders steeds vriendelijk, dan doen kinderen dat ook na.
En als ouders geweld gebruiken om een probleem op te lossen, doen kinderen dat ook na.
Tips: zo voorkom je overprikkeling en overvragen
● Gebruik korte zinnen
● Geef informatie gedoseerd: één boodschap per keer
● Sluit aan bij het ontwikkelingsniveau
● Maak het programma inzichtelijk
● Pas regels en afspraken consequent toe
● Houd het lokaal opgeruimd
● Zet maximaal één geluidsbron tegelijk aan
Methode van De Bruin: RED
● Respectvol
● Eerlijk
● Doorvragen
Stap 1:
Beoordeel op wie de agressie is gericht.
● Op persoon (P): Hier ontstaat gevaar voor jou
● Op (spullen van) de organisatie (O): Hier worden mogelijk spullen vernield
● Op zichzelf (Z): Hier doet de cliënt zichzelf mogelijk iets aan
Stap 2:
Intensiteit beoordelen:
Groene fase: in deze fase is een gesprek mogelijk. Je reageert als volgt:
1. Begrijpen
2. Informatie geven