GENETICA EN EVOLUTIE
HOOFDSTUK 8
De genen van hogere eukaryoten (waaronder de mens) zijn samengesteld uit stukjes:
- Exons stukjes die coderen voor delen van eiwitten
- Introns stukjes die exons scheiden (niet-coderend)
Een RNA-kopie die zowel exonen als introns bevat, wordt uit een gen gesynthetiseerd
- Spliceosoom verwijdert de introns en voegt zich bij de exons – RNA-splitsing
DNA bevindt zich in de celkern
Eiwitten worden in het cytoplasma gemaakt
DNA RNA eiwit
transcriptie translatie
RNA beweegt van de celkern naar
het cytoplasma
RNA wordt in de celkern gemaakt en
beweegt naar het cytoplasma
RNA – ribose (OH)
DNA – deoxyribose (H)
RNA – uracil
DNA – thymine
RNA – enkelstrengs
DNA - dubbelstrengs
,Verschillen tussen RNA en DNA
RNA DNA
Ribosesuiker – bevat OH-groep Deoxyribosesuiker – bevat H-atoom
Enkelstrengs – flexibeler/minder stabiel Dubbelstrengs – minder flexibeler/stabieler
A,C,G,U A,C,G,T
Kan biologische reacties katalyseren Kan niet biologische reacties katalyseren
RNA – DNA
U(racil) in RNA
U kan baseparen met A en G in RNA
U kan alleen baseparen met A in DNA kopiëren van de code kan dan meer op één manier (gunstig)
Twee klassen RNA:
- Messenger RNA (mRNA)
Draagt informatie voor eiwitsynthese
, - Noncoding RNA (ncRNA)
Codeert niet voor eiwitten
Transfer RNA (tRNA) ribosomaal RNA (rRNA) translatie/eiwitsynthese
Small nuclear RNA (snRNA) small nucleolar RNA (snoRNA) small cytoplasmic
RNA(scRNA) genexpressie
Long noncoding RNA (lncRNA) regulatoren van genexpressie
MicroRNA (miRNA) small interfering RNA (siRNA) remt de genexpressie en helpt het
behouden van genoomstabiliteit
Template strand – de streng de gecodeerd wordt
Template Three to Five template-streng wordt gegeven als 3’ AAGGCCTTGG 5’
Coding strand – de streng die tegenover de template streng ligt
Coding-streng wordt gegevens als 5’ TTCCGGAACC 3’
Coding streng = RNA-streng van de template streng (T is vervangen door U)
Het begin van een gen is de promotor
RNA bestaat uit:
- UTRs (untranslated region) – gebied dat wel gecodeerd wordt tot RNA, maar later niet
getransleerd wordt in de ribosomen
5’UTR 3’UTR
- Intronen (niet eiwit coderend, groot deel gen)
- Exonen (eiwit coderend, heel klein deel gen)
HOOFDSTUK 8
De genen van hogere eukaryoten (waaronder de mens) zijn samengesteld uit stukjes:
- Exons stukjes die coderen voor delen van eiwitten
- Introns stukjes die exons scheiden (niet-coderend)
Een RNA-kopie die zowel exonen als introns bevat, wordt uit een gen gesynthetiseerd
- Spliceosoom verwijdert de introns en voegt zich bij de exons – RNA-splitsing
DNA bevindt zich in de celkern
Eiwitten worden in het cytoplasma gemaakt
DNA RNA eiwit
transcriptie translatie
RNA beweegt van de celkern naar
het cytoplasma
RNA wordt in de celkern gemaakt en
beweegt naar het cytoplasma
RNA – ribose (OH)
DNA – deoxyribose (H)
RNA – uracil
DNA – thymine
RNA – enkelstrengs
DNA - dubbelstrengs
,Verschillen tussen RNA en DNA
RNA DNA
Ribosesuiker – bevat OH-groep Deoxyribosesuiker – bevat H-atoom
Enkelstrengs – flexibeler/minder stabiel Dubbelstrengs – minder flexibeler/stabieler
A,C,G,U A,C,G,T
Kan biologische reacties katalyseren Kan niet biologische reacties katalyseren
RNA – DNA
U(racil) in RNA
U kan baseparen met A en G in RNA
U kan alleen baseparen met A in DNA kopiëren van de code kan dan meer op één manier (gunstig)
Twee klassen RNA:
- Messenger RNA (mRNA)
Draagt informatie voor eiwitsynthese
, - Noncoding RNA (ncRNA)
Codeert niet voor eiwitten
Transfer RNA (tRNA) ribosomaal RNA (rRNA) translatie/eiwitsynthese
Small nuclear RNA (snRNA) small nucleolar RNA (snoRNA) small cytoplasmic
RNA(scRNA) genexpressie
Long noncoding RNA (lncRNA) regulatoren van genexpressie
MicroRNA (miRNA) small interfering RNA (siRNA) remt de genexpressie en helpt het
behouden van genoomstabiliteit
Template strand – de streng de gecodeerd wordt
Template Three to Five template-streng wordt gegeven als 3’ AAGGCCTTGG 5’
Coding strand – de streng die tegenover de template streng ligt
Coding-streng wordt gegevens als 5’ TTCCGGAACC 3’
Coding streng = RNA-streng van de template streng (T is vervangen door U)
Het begin van een gen is de promotor
RNA bestaat uit:
- UTRs (untranslated region) – gebied dat wel gecodeerd wordt tot RNA, maar later niet
getransleerd wordt in de ribosomen
5’UTR 3’UTR
- Intronen (niet eiwit coderend, groot deel gen)
- Exonen (eiwit coderend, heel klein deel gen)