GENETICA EN EVOLUTIE
HOOFDSTUK 9
Translatie gebeurt in de ribosomen en heeft drie typen RNAs nodig:
- messenger RNA (mRNA) – draagt de informatie-sequentie van DNA naar ribosomen
- transfer RNA (tRNA) – decodeert mRNA nucleotide-sequenties naar aminozuren
- ribosomaal RNA (rRNA) – structurele en functionele componenten van ribosomen
Eiwitten = polymeren van aminozuren – een keten van aminozuren – een polypeptide –
Aminozuren bevatten:
- aminogroep (NH2)
- restgroep (R)
- carboxylgroep (COOH)
Dit is een grove indeling van de 20
verschillende aminozuren – elk aminozuur
verschilt door zijn R-groep –
- apolair
- polair / niet geladen
- polair / positief geladen
- polair / negatief geladen
De verbinding tussen aminozuren =
peptidebinding
- de aminogroep en carboxylgroep reageren met
elkaar
- er ontstaat ook een H2O-molecuul
, primaire structuur – de lineaire
sequentie van aminozuren in een
eiwit
secundaire structuur – lokale
regio’s van de eiwitten vouwen in
specifieke vormen
- a-helix
- b-sheet
Tertiaire structuur – de algemene
driedimensionale vorm van een
eiwit
- Active site = de plek waar
het substraat zich vestigt
Quaternaire structuur – de reactie(s) tussen polypeptides om een multi-polypeptide eiwit complex
te vormen
- Subunits – de individuele polypeptides in een complex
Twee typen eiwitten:
- Bolvormige eiwitten – eiwitten met een compacte, ronde vorm en die functionele rollen
vervullen
- Vezelige eiwitten – eiwitten met een lange, nauwe vorm en die structurele rollen vervullen
De genetische code is gedegenereerd – sommige aminozuren zijn gespecificeerd door twee of meer
verschillende tripletten
De genetische code is niet-overlappend –
onderzocht doordat bij mutatie-eiwitten bijna
altijd maar één aminozuur veranderde
De genetische code is continue
Continue; deletie of insertie zorgt voor frameshift
HOOFDSTUK 9
Translatie gebeurt in de ribosomen en heeft drie typen RNAs nodig:
- messenger RNA (mRNA) – draagt de informatie-sequentie van DNA naar ribosomen
- transfer RNA (tRNA) – decodeert mRNA nucleotide-sequenties naar aminozuren
- ribosomaal RNA (rRNA) – structurele en functionele componenten van ribosomen
Eiwitten = polymeren van aminozuren – een keten van aminozuren – een polypeptide –
Aminozuren bevatten:
- aminogroep (NH2)
- restgroep (R)
- carboxylgroep (COOH)
Dit is een grove indeling van de 20
verschillende aminozuren – elk aminozuur
verschilt door zijn R-groep –
- apolair
- polair / niet geladen
- polair / positief geladen
- polair / negatief geladen
De verbinding tussen aminozuren =
peptidebinding
- de aminogroep en carboxylgroep reageren met
elkaar
- er ontstaat ook een H2O-molecuul
, primaire structuur – de lineaire
sequentie van aminozuren in een
eiwit
secundaire structuur – lokale
regio’s van de eiwitten vouwen in
specifieke vormen
- a-helix
- b-sheet
Tertiaire structuur – de algemene
driedimensionale vorm van een
eiwit
- Active site = de plek waar
het substraat zich vestigt
Quaternaire structuur – de reactie(s) tussen polypeptides om een multi-polypeptide eiwit complex
te vormen
- Subunits – de individuele polypeptides in een complex
Twee typen eiwitten:
- Bolvormige eiwitten – eiwitten met een compacte, ronde vorm en die functionele rollen
vervullen
- Vezelige eiwitten – eiwitten met een lange, nauwe vorm en die structurele rollen vervullen
De genetische code is gedegenereerd – sommige aminozuren zijn gespecificeerd door twee of meer
verschillende tripletten
De genetische code is niet-overlappend –
onderzocht doordat bij mutatie-eiwitten bijna
altijd maar één aminozuur veranderde
De genetische code is continue
Continue; deletie of insertie zorgt voor frameshift