Samenvatting cijfers spreken
Hoofdstuk 1, onderzoek: goed beginnen
Definitie onderzoek: de doelgerichte activiteit om voor het helpen oplossen van een
onderkend probleem kennis op te doen die nieuw is.
Zuiver wetenschappelijk- of fundamenteel onderzoek: als onderzoek in de eerste plaats ten
dienste staat van de ontwikkeling van de wetenschap.
Toegepast onderzoek: “in de praktijk toepassen” iets waar je in de praktijk wat aan hebt.
Praktijkgericht onderzoek: gericht op bruikbaarheid, in je werk er iets mee kunnen doen, je
handelen erop baseren.
Onderzoek moet wetenschappelijk verantwoord zijn en onder meer voldoen aan:
- Objectiviteit
- Controleerbaarheid
- Herhaalbaarheid
- Systematische werkwijze
Methodologie: basisbegrippen, grondslagen, valkuilen en voorschriften voor onderzoek
De onderzoeksvraag is de probleemstelling van dat onderzoek
Probleemstelling moet voldoen aan:
- Concreetheid
- Scherp
- Ondubbelzinnig
Deskresearch: verwerft niet zelf onderzoeksgegevens maar maakt gebruik van gegevens die
al voorhanden zijn.
Het onderzoeksproces in fasen:
1. Verhelderen van de achtergrond en de doelstelling
2. Formuleren van de probleemstelling
3. Ontwikkelen van de onderzoeksopzet
4. Verwerven van gegevens
5. Verwerken en analyseren van gegevens
6. Interpreteren van gegevens; conclusies trekken
7. Evaluatie en terugkoppeling naar het probleem
8. Rapporteren
Kwantitief onderzoek: hoeveelheden meten
Kwalitatief: meer gericht op vragen, bijvoorbeeld het verbeteren van processen
, Probleemstelling: vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven, goed doordenken en
formuleren:
- Altijd in vraagvorm
- Probleemstelling, doelstelling, onderwerp
- Bewust kiezen voor open/gesloten formulering
- Gebruikte termen specificeren
- Relevante uitkomstvariabelen
- Kritisch tegenover waarom en waar door vragen
- Logisch gestructureerde deelvragen
Hoofdstuk 2, gegevens verwerven: meten
Objecten van onderzoek: onderzoekseenheden
Variabelen: kenmerk waarin objecten kunnen verschillen
Meetwaarden: onderzoeksgegevens, eigenschappen van afzonderlijke objecten
Onderzoek richt zich op objecten die kunnen verschillen wat betreft hun waarde op
variabelen. Meten: aan objecten toekennen van een waarde op een variabele.
Onderzoek naar samenhang: onderscheid onafhankelijke/afhankelijke variabele. (Kan de
variabelen wel of niet beïnvloed worden).
Schaaltypen/meetniveaus (van laag naar hoog):
- Kwalitatief (niet rekenen met schaal-waarden)
o Nominale schaal: meetwaarden zijn namen;
o Ordinale schaal: schaalwaarden in zinvolle volgorde
- Kwanititatief (rekenen met schaalwaarden)
o Intervalschaal: geen natuurlijk nulpunt, verschillen mag je onderling delen,
schaalwaarden niet
o Ratioschaal: wel natuurlijk nulpunt, verhouding te berekenen
Continue zijn tegenover discrete variabelen
Operationaliseren:
Variabelen meetbaar maken door scherp te definieren en vast te leggen hoe aan elk
object een waarde wordt toegekend
Inperken van te meten begrip
Zekere willekeur
Conclusies beperken tot bariabelen zoals gemeten
Noemers (zoveel ‘dit’ per ‘dat’)
- Noemers kiezen die beste past bij bedoeling
- Gegevens met verschillende noemers zijn onvergelijkbaar
Hoofdstuk 1, onderzoek: goed beginnen
Definitie onderzoek: de doelgerichte activiteit om voor het helpen oplossen van een
onderkend probleem kennis op te doen die nieuw is.
Zuiver wetenschappelijk- of fundamenteel onderzoek: als onderzoek in de eerste plaats ten
dienste staat van de ontwikkeling van de wetenschap.
Toegepast onderzoek: “in de praktijk toepassen” iets waar je in de praktijk wat aan hebt.
Praktijkgericht onderzoek: gericht op bruikbaarheid, in je werk er iets mee kunnen doen, je
handelen erop baseren.
Onderzoek moet wetenschappelijk verantwoord zijn en onder meer voldoen aan:
- Objectiviteit
- Controleerbaarheid
- Herhaalbaarheid
- Systematische werkwijze
Methodologie: basisbegrippen, grondslagen, valkuilen en voorschriften voor onderzoek
De onderzoeksvraag is de probleemstelling van dat onderzoek
Probleemstelling moet voldoen aan:
- Concreetheid
- Scherp
- Ondubbelzinnig
Deskresearch: verwerft niet zelf onderzoeksgegevens maar maakt gebruik van gegevens die
al voorhanden zijn.
Het onderzoeksproces in fasen:
1. Verhelderen van de achtergrond en de doelstelling
2. Formuleren van de probleemstelling
3. Ontwikkelen van de onderzoeksopzet
4. Verwerven van gegevens
5. Verwerken en analyseren van gegevens
6. Interpreteren van gegevens; conclusies trekken
7. Evaluatie en terugkoppeling naar het probleem
8. Rapporteren
Kwantitief onderzoek: hoeveelheden meten
Kwalitatief: meer gericht op vragen, bijvoorbeeld het verbeteren van processen
, Probleemstelling: vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven, goed doordenken en
formuleren:
- Altijd in vraagvorm
- Probleemstelling, doelstelling, onderwerp
- Bewust kiezen voor open/gesloten formulering
- Gebruikte termen specificeren
- Relevante uitkomstvariabelen
- Kritisch tegenover waarom en waar door vragen
- Logisch gestructureerde deelvragen
Hoofdstuk 2, gegevens verwerven: meten
Objecten van onderzoek: onderzoekseenheden
Variabelen: kenmerk waarin objecten kunnen verschillen
Meetwaarden: onderzoeksgegevens, eigenschappen van afzonderlijke objecten
Onderzoek richt zich op objecten die kunnen verschillen wat betreft hun waarde op
variabelen. Meten: aan objecten toekennen van een waarde op een variabele.
Onderzoek naar samenhang: onderscheid onafhankelijke/afhankelijke variabele. (Kan de
variabelen wel of niet beïnvloed worden).
Schaaltypen/meetniveaus (van laag naar hoog):
- Kwalitatief (niet rekenen met schaal-waarden)
o Nominale schaal: meetwaarden zijn namen;
o Ordinale schaal: schaalwaarden in zinvolle volgorde
- Kwanititatief (rekenen met schaalwaarden)
o Intervalschaal: geen natuurlijk nulpunt, verschillen mag je onderling delen,
schaalwaarden niet
o Ratioschaal: wel natuurlijk nulpunt, verhouding te berekenen
Continue zijn tegenover discrete variabelen
Operationaliseren:
Variabelen meetbaar maken door scherp te definieren en vast te leggen hoe aan elk
object een waarde wordt toegekend
Inperken van te meten begrip
Zekere willekeur
Conclusies beperken tot bariabelen zoals gemeten
Noemers (zoveel ‘dit’ per ‘dat’)
- Noemers kiezen die beste past bij bedoeling
- Gegevens met verschillende noemers zijn onvergelijkbaar
