Samenvatting Coachen op gedrag sportkunde

Coachen op gedrag

Week 3.1
‘Als je iemands manier van denken wil veranderen, moet je hem niet vertellen hoe hij moet denken,
maar moet je hem een middel in handen geven’.

Wat maakt de mens nou daadwerkelijk gelukkig? (context dit vak):
 Werk en management
 Sport en bewegen
 Leefstijl en gezondheid
 Individu en groep

LSD: luisteren, samenvatten, doorvragen




Gedrag:
 Fysieke factoren  als je gezond bent zit je beter in je vel dan als je ziek bent.
 Fysische en geografische factoren  waar woon je? (Omgeving)
 Psychische factoren  genen en in ons hoofd
 Culturele en spirituele factoren  welke cultuur geboren, welke cultuur wordt aangeleerd?
 Sociale factoren  vrienden, ouders, sport, alle sociale contacten

Nature vs nurture
Nature: our genetics determine our behavior. Our personality traits and abilities are in our nature
(aangeboren)
Nurture: our environment upbringing, and life experiences determine our behavior. (aangeleerd)

Psychologie: gedrag van individuele mensen
Sociale psychologie: bestudeert de wisselwerking tussen het individu en zijn sociale omgeving
Sociologie: gedrag van groepen of systemen (hooligans, mensen met bepaalde geloofsovertuiging)

Spiegelneuronen: gebied in ons hoofd die signalen van andere mensen gaan imiteren (gapen, taal,
iemand die verdrietig is  voelen)

,Bij mensen met autisme werken de spiegelneuronen minder goed

 Spiegelneuronen: zijn neuronen die actief of actiever worden wanneer je waarneemt wat
iemand anders doet, op dezelfde plek in de hersenen als bij degene die de actie uitvoert.
Spiegelneuronen: zijn dus erg belangrijk om te kunnen leren van een ander, motorische en
taalontwikkeling en bij sociale interactie.

Naast het imiteren van andermans gedrag helpen spiegelneuronen ons ook dat gedrag aan te vullen:
eigenlijk zijn het dus interactieneuronen = empathisch zijn, inleven in de ander.

Gedrag: binnenkant en buitenkant
Gedrag: bewust of onbewust (95% van ons gedrag is onbewust)

Week 3.2
Black box: alle mentale en cognitieve processen.
Psychoanalyse (Freud)
 Het onbewuste beïnvloedt je gedrag en komt naar boven d.m.v.:
 Dromen
 Versprekingen
 Faalhandelingen
 Symptoomstoornis
 Vrije associatie
 Kunst
 Hypnose

 We zijn ons dikwijls niet bewust van de werkelijke redenen van ons handelen (verleden).
 Richt zich op innerlijke processen (o.a. motivatie) en ervaringen in het verleden in de
persoonlijkheidsvorming (en ook het gedrag).

Behaviorisme
 Heeft te maken met stimulus  respons (waarneembare gedrag. De geest is hierbij niet
belangrijk) (black box).
 Niet alleen het lichaam, maar ook de omgeving heeft invloed op het gedrag.
 Richt zich op het leren (gedragsverandering door ervaringen).
(Operant en klassieke conditionering)

Humanistische psychologie
 Kijkt naar de behoefte van mensen (mensen hebben behoefte om zichzelf te ontwikkelen).

,  Mensen hebben een aangeboren drank tot zelfactualisering.
 Humanistische psychologen gaan uit van de vrije wil, mensen kunnen keuzes maken.
 Hierdoor wordt gefocust op de gehele unieke mens, in plaats van op bepaalde onderdelen
ervan.

Cognitieve psychologie
 Staat lijnrecht tegenover behaviorisme (wel black box)
 Mens wordt beschouwd als informatie verwerkend systeem
 Bestuderen dus de mentale processen in het menselijk brein zoals: kennis, herinneringen,
begrip, geheugen, probleemoplossen.

Positieve psychologie
 Gericht op welbevinden en optimaal functioneren
 Kwaliteit van leven optimaliseren
 Wil dat wat goed is versterken, in plaats van focussen op wat er mis is met mensen
 Primair gericht is op het ontdekken en genezen van psychische problemen als depressie,
burn-out etc. (therapie)

Perceptie: Resultaat van het waarnemen (verschilt per persoon)




Filter:
 Onze hersenen selecteren uit de ontelbare prikkels die we binnen krijgen de belangrijkste en
meest opvallende.
 Afhankelijk van:
Grootte, intensiteit, contrast, herhaling, habituatie (gewenning)
(Kenmerken van de prikkel)
Persoonlijkheid, kennis & ervaring, motivatie, verwachtingen
(Kenmerken van de waarnemer)

Ordenen:
We ordenen prikkels die binnen komen, waarbij we o.a. gebruik maken van ‘wetmatigheden’. Dit
worden de Gestaltwetten genoemd:
 Het belangrijkste principe van Gestalt (vorm/geheel) is dat je geen losse elementen
waarneemt, maar dat je de losse elementen groepeert en als geheel ziet.
 Onze hersenen vormen bepaalde prikkels die hij gefilterd heeft, tot een geheel (doen onze
hersenen om het voor ons makkelijker te maken)



Interpreteren: