Gegeven door Lieven Deketele
Wat moet je kennen van de gastcolleges? Op het examen wordt er een vraag gesteld over één van de
gastcolleges (dus niet van elk gastcollege).
Wat moet je kennen? De grote lijnen van het verhaal. Bijvoorbeeld in dit gastcollege wordt de
structuur van het distributiecenter van P&G uitgelegd (waar situeren zich de warehouses, wat is de
strategie, …). Zo een dingen kunnen bevraagd worden op het examen. Geen detailvragen zoals
jaartallen en dergelijke.
1 INLEIDING
Oprichters: Procter en Gamble: de ene produceerde zeep en de andere kaarsen → ze zijn gaan
samenwerken.
Vanaf het begin wouden ze een superieur product
op de markt brengen “highest grade”.
Daarna zijn ze uitgebreid met producten die
voornamelijk in dezelfde productielijn liggen.
P&G werkt samen met heel veel merken.
1
,2 BUSINESS STRATEGY
2.1 PURPOSE AND VALUES
➢ Superieur kwaliteit
➢ Die goed zijn voor klanten en milieu etc
➢ De zin in het geel is belangrijk en bindt echt het bedrijf → ook belangrijk om te weten met
welk project je gaat samenwerken en dergelijke
5 kenmerken van merkbare superioriteit:
➢ Consumer (klanten) & customer (de winkels zoals bv Carrefour, Colruyt, …) value
Voorbeeld: SK-II = een schoonheidsproduct
2
,3 OPERATIONS STRATEGY
➢ De eerste 3 hebben te maken met innovativiteit
➢ De vierde met hoe snel iets geleverd wordt, hoe betrouwbaar de levering is, …
➢ De laatste heeft te maken met de verkoopprijs en ook de waarde voor de omgeving en het
milieu
4 DESIGN OF THE OPERATIONS FUNCTION
4.1 MAKE TO STOCK & MAKE TO ORDER
Proberen inschatten wat de vraag zal zijn en hierop produceren
Alles wat slecht kan worden (bv. eten), moet je proberen om zo weinig mogelijk in voorraad te
houden. Dingen die langer houden (bv. schoonmaakproducten) kunnen dat wel.
4.2 DIFFERENT LEVELS TO PROTECT
➢ Primary packaging: de verpakking in de winkel moet er aantrekkelijk uit zien.
➢ Secondary packaging: een level van een ‘case’
➢ Tertiary packaging: als retailers bestellen
Je kan hier jezelf vragen of je deze setup nog wel nodig hebt?
3
, 4.3 FINISHED PRODUCT FLOW
Als jij een product koopt in de winkel → komt dit van een retail shop (bv. Colruyt) → zij kopen dit aan
in een retail DC (bv. Colruyt distributiecenter) → en dit komt dan weer van de P&G regionaal
distributiecenter → P&G regionaal distributiecenter haalt deze goederen van P&G Plant en P&G
Plant Warehouse → P&G maakt hun bestelling bij R&PM Suppliers
Elk hebben hun eigen vervoersmiddel: trucks, heftrucks, …
4.4 SUPPLY NETWORK MANAGEMENT KPI’S
Service:
Worden de leveringen op
tijd geleverd en volledig?
Case fill rate = als een
klant 100 cases besteld,
hoeveel van deze 100 ben
je dan bereid te kunnen
leveren?
4.5 HET VERBETEREN VAN DE SUPPLY CHAIN
Als elke actor voor zichzelf factoren kan verbeteren: kost en service, wat zullen ze doen?
➢ Consumer: je gaat vaak shoppen bij de winkel het dichtste bij
jou
➢ De retail store: wil je dus liefst zo dicht mogelijk bij de klanten
➢ De retail DC: wil je dan liefst zo dicht mogelijk bij de retail
stores
➢ P&G DC: dichtbij waar de populatie ligt en dichtbij de P&G
Plant → zie foto Frankrijk: lichtgekleurde plekken is waar de
populatie het hoogst ligt
➢ P&G Plant
4