Leesverslag
“The State” – Christopher W. Morris
Christopher Morris beschrijft in zijn artikel hoe het concept ‘de staat’ zich door de tijd heen
ontwikkeld heeft en haalt daarbij ideeën van verschillende denkers aan.
Om te beginnen omschrijft Morris in de woorden van Marx en Engels de staat als een
vorm van een politieke organisatie; de staat is dus een politiek concept. Alle machthebbende
instituties, zoals de overheid of rechterlijke macht, en andere belangrijke instituties maken
deel uit van de staat. Dit betekent dat de staat soeverein is en dat er sprake is van een hoge
concentratie van macht. Verder gaat het over de politieke organisatie van een maatschappij
met een min of meer duidelijk afgebakend territorium en is er een intolerante houding
tegenover rivaliteit. Morris steunt hierbij op de wat algemenere ideeën van Weber.
Vervolgens is er het onderscheid tussen de moderne staat en de staat zoals hij in het
verleden vormgegeven werd; Morris benadrukt hierbij dat de huidige staat een “moderne
creatie” is. In de moderne staat is er namelijk sprake van soevereiniteit, autonomie, hiërarchie,
gecentraliseerde instituties en een monopolie op het gebruik van dwang of geweld. Deze
kenmerken waren in de middeleeuwen of vroegmoderne tijd vaak niet terug te vinden in de
staat, waardoor de moderne staat een contrast vormt met haar eerdere versies.
Daarnaast hadden denkers als Hobbes en Locke uiteenlopende ideeën over de
invulling van de staat. Zo stelde Hobbes soevereiniteit voorop, maar met de overtuiging dat
soevereiniteit niet verdeeld kon worden over meerdere instituties. Locke daarentegen schreef
over een gelimiteerde overheid en over consent, en komt daarmee dichter in de buurt bij de
huidige opvattingen over de staat.
Tot slot maakt Morris duidelijk dat er verschillende rollen zijn die de staat zou kunnen
spelen, maar dat de verwachtingen vanuit de maatschappij verschillen door de tijd. Zo stond
Hobbes voor een beschermende staat, maar Smith voor een productiviteit.
“The State” – Christopher W. Morris
Christopher Morris beschrijft in zijn artikel hoe het concept ‘de staat’ zich door de tijd heen
ontwikkeld heeft en haalt daarbij ideeën van verschillende denkers aan.
Om te beginnen omschrijft Morris in de woorden van Marx en Engels de staat als een
vorm van een politieke organisatie; de staat is dus een politiek concept. Alle machthebbende
instituties, zoals de overheid of rechterlijke macht, en andere belangrijke instituties maken
deel uit van de staat. Dit betekent dat de staat soeverein is en dat er sprake is van een hoge
concentratie van macht. Verder gaat het over de politieke organisatie van een maatschappij
met een min of meer duidelijk afgebakend territorium en is er een intolerante houding
tegenover rivaliteit. Morris steunt hierbij op de wat algemenere ideeën van Weber.
Vervolgens is er het onderscheid tussen de moderne staat en de staat zoals hij in het
verleden vormgegeven werd; Morris benadrukt hierbij dat de huidige staat een “moderne
creatie” is. In de moderne staat is er namelijk sprake van soevereiniteit, autonomie, hiërarchie,
gecentraliseerde instituties en een monopolie op het gebruik van dwang of geweld. Deze
kenmerken waren in de middeleeuwen of vroegmoderne tijd vaak niet terug te vinden in de
staat, waardoor de moderne staat een contrast vormt met haar eerdere versies.
Daarnaast hadden denkers als Hobbes en Locke uiteenlopende ideeën over de
invulling van de staat. Zo stelde Hobbes soevereiniteit voorop, maar met de overtuiging dat
soevereiniteit niet verdeeld kon worden over meerdere instituties. Locke daarentegen schreef
over een gelimiteerde overheid en over consent, en komt daarmee dichter in de buurt bij de
huidige opvattingen over de staat.
Tot slot maakt Morris duidelijk dat er verschillende rollen zijn die de staat zou kunnen
spelen, maar dat de verwachtingen vanuit de maatschappij verschillen door de tijd. Zo stond
Hobbes voor een beschermende staat, maar Smith voor een productiviteit.