samenvatting sociologie

SOCIOLOGIE

1. INLEIDING
 Overspel = De geslachtsgemeenschap van één der echtgenoten met een persoon die
niet zijn huwelijkspartner is
-> Tot 1974 man en vrouw ongelijk behandeld. Overspel van de vrouw was
voldoende als grond tot echtscheiding tegen haar, terwijl een ontrouwe man zijn
minnares eerst mee moest nemen naar het echtelijke huis.
-> Bij veroordeling: gevangenisstraf.
-> Sinds 1987 overspel niet langer strafbaar.
-> Wel nog als fout ingeroepen om een echtscheiding af te dwingen.
-> Sinds 2009: schuldloze echtscheiding

 Sociologie = de studie van het sociaal handelen
-> op zoek naar de regelmatigheden in het sociale leven en die op een
etenschappelijke manier beschrijven en verklaren
-> betsudeert ook de (cultuur)patronen en structuren die voortkomen uit het sociaal
ahndelen van mensen


1.1.1 SOCIOLOGIE IS EEN WETENSCHAP
 Uitspraken op basis van door onderzoek vastgestelde feiten
-> niet op basis van persoonlijk aanvoelen
-> observeren ,meten, analyseren en verklaren
 Socioloog als cijferaar (vs. de ethicus en de filosoof)
 Gebruik van wetenschappelijke methoden en technieken



1.1.2 WAARMEE ZIJN SOCIOLOGEN BEZIG ?
 Analyse van diverse “sociale” fenomenen
vb. echtscheiding
NIET: het karakter of de persoonlijkheid van wie uit huwelijk wil treden (psycholoog)
-> WEL: - De frequentie van echtscheidingen
- De variaties naargelang inkomen, beroep, woonplaats, leeftijd partners
= kenmerken in verband gebracht met sociale condities waaronder mensen een
huwelijk sluiten en dit al dan niet verbreken en opzeggen

,
,1.1.3 DE SOCIOLOGISCHE VERBEELDING
= een specifieke wijze van kijken naar wat met mensen in hun leven gebeurt

 Starpunt van de sociologische verklaring
 Voor de socioloog zijn gebeurtenissen die deel uit maken v/e individuele biografie
niet zo individueel
 Geheel van sociale relaties waarvan we deel uitmaken is het voorlopg resultaat van
een historische ontwikkeling
 Het geheel van sociale relaties = samenleving

-> Sociale relaties bepalen de biografiën van mensen, die sociale relaties zijn echter het
resultaat van een historisch proces



1.1.4 SOCIOLOGIE BESTUDEERT SOCIAAL HANDELEN
1. Sociaal handelen = handelen met een zinvolle betrokkenheid op andere
mensen
o Doelrationeel: gericht op het verwezenlijken van weloverwogen
doelstellingen
o Waarderationeel: bepaald door de overtuiging dat dit handelen een
betekenis heeft, onafhankelijk van het resultaat
o Traditioneel: handelen dat door gewoonte bepaald is
o Affectief: handelen op grond van emoties en gevoelens




1.




2.

, 3.




4. vrouw vermoorden

2. Alles is contingent maar daarom nog niet arbitrair
-> alles om je heen, de manier waarop we communiceren, de manier waarop we
leven, de manier waarin culturen van elkaar verschillen , het had allemaal anders
kunnen zijn -> dat maakt het nog niet arbitrair ofwel willekeurig

3. Regels:
o geslacht
o leeftijd
o etniciteit
o sociale achtergrond
o opleidingsniveau
o mate van fysieke aantrekkelijkheid
o wetten

4. Huwelijk (volgens G. Murdock
1. Gezin is een universele sociale institutie (op basis van gegevens uit
meer dan 250 samenlevingen)
2. kerngezin = man, vrouw, eigen of geadopteerde kinderen
-> met deze functionele eigenschappen:
 coresidentie
 economische coöperatie
 ouderschap
 partnerschap