Dialoog 1.1 Inleiding (p.11-15)
1. Waarover gaat rechtssociologie?
→ Belangrijke kader om
vanuit te vertrekken
1.1 Methode
• Juridische (doctrinaire) methode: techniek “waar kan ik het recht vinden?”
o Van binnenin het recht naar het recht kijken → perspectief: deelnemer
• Feiten → regel
o Hoe? a.d.h.v. subsumptie: bepaalde feiten onder juridische regel brengen
o Bv. auto-ongeval → welke juridische regels van toepassing?
1.1.1 Juridische (doctrinaire) methode
• Technieken: maken deel uit van de methode
o Juridisch relevante feiten verzamelen → (beperkt) empirische component
o De regel die van toepassing is vinden → heuristiek (zoeken aanvaardbare oplossing)
o Regel: open of vage normen bevatten → interpreteren volgens juridische technieken.
▪ Bv. belang van het kind → betekenis achterhalen, toepassen
o Geldigheid van norm controleren → beoordeling: volgens de interne systematiek,
formeel-juridische criteria (bv. in overeenstemming met hogere rechtsregel)
o Meerdere grondrechten zijn van toepassing (conflict) → belangen afwegen
▪ Bv. foto van persoon “recht op privé” en fotograaf “recht vrijemening”
o Regelcreatie of bestaande regel kent gebreken → voorschrijven hoe het ‘zou moeten’
(sollen/ ought to be) / verbeteren van de regel (normatief)
▪ Recht bevat lacunes (een leemte, opening in het recht)
▪ A.d.h.v. juridische principes bepalen hoe het recht zou moeten zijn
o Deze beslissingen / een standpunt moeten worden verdedigd → argumentatie
• Alles binnen de grenzen v/d doctrine, met oog op bewaken van de coherentie v/d doctrine
o Coherentie: recht als 1 groot systeem
o Dicht bij: interne perspectief → vanbinnen in het recht → dan coherentie bewaken
,1.1.2 Empirische methode: in rechtssociologie
• Wetenschappelijke, systematische gegevensverzameling in de praktijk, in het ‘veld’.
o Recht in relatie met de samenleving: wat doet dat in de SL?
o Bekijken hoe het is en NIET op wat het moet zijn
o Wetenschappelijk (observeren) = NIET common sense (=buikgevoel)
• Criteria voor sociaalwetenschappelijk onderzoek
o Betrouwbaarheid: gegevens verzamelen en vragen in welke mate is het betrouwbaar?
▪ Onderzoek opnieuw doen: zelfde resultaten? = repliceerbaarheid
o Externe validiteit – de representativiteit van een onderzoek
▪ Indien onderzoek in ANT, zegt misschien iets over O-Vl, zeker niet over ITA
▪ Voorbeeld: bij interview representativiteit niet makkelijk (idee over recht van
bepaalde lln. is niet het idee van heel de aula)
o Interne validiteit
▪ Geen match, klopt niet: opzet en resultaat
▪ Voorbeeld: opzet is hoeveel vonnissen over rijden onder invloed en resu is dat
autobestuurders vinden dat ze te zwaar bestraft worden
o Objectiviteit van de data
▪ Positionaliteit van de onderzoeker: kan invloed hebben
→ Criteria: wetenschappelijk = andere manier dan common sense
• Technieken: oa. surveys, interviews, veldwerk en statistische analyses.
o Survey: vragenlijst X aantal personen over bepaalde vraag → bv. vertrouwen justitie
o Interview: bevragen hoe ze omgaan met bepaalde juridische problemen
o Veldwerk: in de praktijk gaan kijken → bv. observeren omgang rechter met advocaten
o Statistische analyses: analyse data → bv. wat is gem. duur van juridische procedure?
• Wetenschappelijke analyse van de verzamelde data.
• Recht in de samenleving: niet louter kijken naar het recht, maar wel het recht IN de SL
1.1.3 Voorbeelden van doctrinaire methode
• Genitale verminking/besnijdenis (genital mutilation/cutting) in Senegal
(ander vb: stadionverbod)
1. Vaststelling van een onderzoeksprobleem
▪ Meer weten over de praktijk: verschillende soorten (ingrijpend)
▪ Benaming “verminking” of “besnijdenis” = al een gevoelig punt
2. Onderzoeksvragen in juridisch ‘doctrinair’ onderzoek: 2 basisvragen
▪ “Welke juridische instrumenten zijn relevant?”
▪ “Hoe luidt het recht over genitale verminking/besnijdenis in Senegal?”
3. Zoeken en analyseren van juridische bronnen
▪ Verdragen, constitutioneel recht en wetgeving in Senegal.
▪ Rechtspraak.
▪ Rechtsleer (artikels en boeken).
, o Analyse van juridische bronnen → wijst op bestaan van een sterk mensenrechtelijk
kader: ‘probleem’ opgelost!
▪ VS: zero tolerance → effect op andere landen
o In rechtssociologie andere vragen: Maar, zijn deze instrumenten ook effectief?
▪ Wordt het verbod nageleefd? Waarom wel, waarom niet? Falende
implementatie/handhaving? Weinig maatschappelijke steun/naleving?
• Vragen in doctrinaire benadering = anders dan rechtswetensch.
▪ Vragen kunnen niet worden beantwoord d.m.v. een uitsluitend juridische
analyse → een empirisch onderzoek nodig
• Niet vinden in het recht (niet via rechtsspraak)
• Abortus in België
1. Vaststelling van een onderzoeksprobleem
▪ Al geïnformeerd: verschil tussen BE en NE vergelijken
2. Onderzoeksvragen in juridisch ‘doctrinair’ onderzoek
▪ “Welke juridische instrumenten zijn relevant?” (staat het in het strafrecht?)
▪ “Hoe luidt het recht in België en in Nederland over vrijwillige
zwangerschapsafbreking op verzoek van de zwangere vrouw?“
3. Zoeken en analyseren van juridische bronnen
▪ Verdragen, constitutioneel recht en wetgeving België en Nederland.
▪ Rechtspraak: kijken wat er in de wet staat
▪ Rechtsleer (artikels en boeken): doctrine die schrijft over relevante bepaling
o Analyse van juridische bronnen → wijst op verschillend juridisch kader:
onderzoeksprobleem en onderzoeksvragen opgelost!
▪ Grootste probleem: 12 weken en 22 weken = onderzoeksprobleem
▪ Interessante vragen komen nadien: vanuit rechtssociologisch perspectief
o Maar, wat zijn de effecten van de regelgeving? (andere vragen)
▪ Wordt de regelgeving gevolgd? Waarom wel, waarom niet? Weinig
maatschappelijke steun/naleving? Leidt de regelgeving tot drempels bij
vrijwillige zwangerschapsafbreking? Zijn er verschillen in de effecten?
• Wat na die 12 weken: deel van de vrouwen: naar NED
o Is dat voor alle vrouwen: socio-economische verschillen
o Niet alle vrouwen kunnen naar NED gaan: financiële drempel
o Kan ook administratieve drempel zijn
• Psychologische belasting op vrouwen (2de element)
▪ Vragen kunnen niet worden beantwoord d.m.v. een uitsluitend juridische
analyse → een empirisch onderzoek nodig
Kunnen ook naar abortus kijken vanuit filosofisch of politiek perspectief
,• Doctrinaire trefwoorden, formuleringen en vragen
o Privaatrecht, strafrecht, gerechtelijk recht, personen- en familierecht, …
o Klassieke juridische vragen
▪ De rechtmatigheid van …, de bevoegdheid om …, de strijd van … met …, de
aansprakelijkheid van …, de strafbaarheid van …, de gebondenheid aan …, de
rechtsgevolgen van …, de geldigheid van …., (uitzonderings)gronden,
rechten, plichten, ... botsing, afweging, …
o Gaan altijd over …
▪ Inhoud van een verdrag, wet, decreet, voorstel, procedure, …
▪ Inhoud van een vonnis of een arrest.
▪ Doctrine, rechtssystematiek, dogmatiek
• Law in the books: klassieke benadering
• 2 klassieke vragen: antwoord in “the books”
o “Hoe luidt het recht over een bep. thema?”
o “Wat is het toepasselijke recht?” en “Hoe zou het recht moeten luiden?” (normatieve
vraag)
• Empirische/rechtssociologische trefwoorden, formuleringen en vragen
o De effectiviteit van …, de doelmatigheid van …, de werking van …, de effecten of
risico’s van …, het functioneren van …
o De oorzaken van…, de totstandkoming van…, de invloed van…
o Ervaringen met …, de perceptie van…, de aanvaarding van…, de waardering van…
o Verklaring, gevolgen en oorzaken.
• Law in action: het recht in actie = de naleving van het recht, in de praktijk
• 2 basisvragen in de rechtssociologie
o “Hoe is het recht ontstaan/van waar?”
▪ Van rooms-katholieke kerk?
▪ Bv. regels religieuze gemeenschappen: gehuwden en 2 getuigen
o “Hoe werkt het recht/wat doet?”
▪ In welke mate werden die maatregelen gevolgd?
▪ Wordt een bepaalde rechterlijke norm aanvaard?
▪ Bv. regelgeving rond covid 19: in welke mate de min. B gevolgd?
,1.2 Perspectief
→ INTERN perspectief
• Deelnemersperspectief:
• Vaak het perspectief van de rechter: rolmodel van rechter centraal
• Interne, autonome logica → rechtszekerheid en rechtseenheid
o Rechter moet beslissen volgens het recht
o Volgens interne logica in het recht kijken → bepalen hoe vraag oplossen
o Rechtszekerheid en eenheid → draagt bij tot coherente logica (als geheel)
• Structureel gericht op bewaken en versterken van de coherentie v/h recht
o Onder druk: activistische rechters: gaan te ver
o Spreken meer dan enkel recht: doen aan politiek reacties vanbinnen de juridische
regels
o Voorbeeld: urgendazaak = klimaatzaak → rechter nam activistische rol op → ging in
beroep: andere rechters, advocaten zochten argumenten
• Is = ought: de manier dat het is = de manier hoe het zou moeten zijn
• Idee van wetgever: vooronderstelling dat recht een verschil uitmaakt in de praktijk
• Gericht op rechtspraktijk: op functioneren van recht
• Monodisciplinair, doctrinair: voornamelijk binnen 1 discipline (van de rechtswetenschap)
• Vooral “casus-methode” en belangargumentatie
o Juridisch normatief: feiten onder bepaalde regel onderbrengen
o Hoe luidt het recht? Hoe zou het moeten luiden?
→ EXTERN perspectief
• Toeschouwersperspectief: stapje achteruit → kijken naar recht en invloed op SL
• Ook rollen voor wetgever, handhaver en uitvoerder, onderzoeker
• Relatie tot maatschappelijke context → onzekerheid en variatie
o Niet alleen kijken, ook relatie met de SL
o Onzekerheid: resultaten niet op voorhand vastliggen + verschillend in praktijk
• Constructief subversief (een luis in de pels)
o Subversief: rechtssocioloog heeft vervelende conclusies
▪ Wetgever maakt wet en regelt op bepaalde manier “zal zo wel gebeuren” en
rechtssocioloog zegt “in de praktijk is dat verschillend”
▪ Bv. juridische wapengelijkheid: heel belangrijk, maar niet zo in praktijk
o Constructief: op opbouwende manier bijdragen (mee nadenken en verbeteren)
• Is = NIET ought: de manier dat het is = NIET de manier hoe het zou moeten zijn
• Toetsing van effectiviteit van recht *
o * = effectiviteit van wetgeving is niet het enige van rechtssociologie (veel meer)
o In laatste decennia: nog andere vragen, benaderingen, perspectieven
• Gericht op beleid/wetenschap: recht verbeteren + ook wetenschappelijke (theorie verb.)
• Benadering: interdisciplinair door aanvullende disciplines (empirisch of normatief)
o Normatief (rechtsfilosofie) en empirisch
o Inzicht sociologie combineren met rechtswetenschappen
• Verschillende methoden: Hoe werkt het recht? Hoe ontstaat het recht?
,• Illustratie extern perspectief (bv. in de rechtssociologie)
o Waarom wordt (werd) het wettelijk vastgelegde rookverbod quasi perfect nageleefd
in de VS en slechts gedeeltelijk in België?
▪ Rookverbod in jaren ‘80 California succesvol, terwijl roken daarvoor erg
populair was en in BE niet
▪ Vraag niet beantwoorden vanuit intern perspectief: ook niet uit doct. meth.
▪ Vereist extern perspectief en empirische methode
Antwoord vanuit een extern perspectief: mate van “dubbele institutionalisering”
▪ In welke mate stemt wettelijke norm overeen met maatschappelijke norm
▪ Als wettelijke norm bevestigt wat er al aanwezig is → institutionalisering
o Wat is de impact van de zogenaamde ‘juridisering’ op traditionele domeinen van de
samenleving, bijvoorbeeld onderwijs of zorgverlening?
▪ Belang van het recht in de SL is op meer domeinen en harder toegenomen
▪ Impact berekenen
o Hoe kan de achterstand bij de rechtbanken van eerste aanleg en bij de hoven van
beroep worden weggewerkt?
▪ Antwoord niet in recht: vanuit externe benadering: effectiviteit van …
o Waarom komt Online Dispute Resolution in civiele zaken zo moeizaam van de grond,
terwijl online bankieren/shoppen/administratie… zo succesvol is?
▪ Online oplossen van geschillen
▪ Externe: kijken wat de relatie is tussen recht en SL
→ Deze vragen kunnen niet vanuit een intern perspectief worden verklaard.
• Opmerkingen bij empirische methode & extern perspectief.
o Externe perspectief vervangt het interne perspectief NIET: int. perspectief blijft nodig
o Doctrinaire methoden blijven noodzakelijk als jurist; definiëren de identiteit v/e jurist
▪ In RECSOC: traditie geweest om ook aandacht te hebben voor doc. meth. !!
▪ Maar basis = empirisch, soms ook combi van beide
o De professionele toepassing van doctrinaire kennis gaat gepaard met een inzicht in
de voordelen én tekortkomingen van het interne perspectief.
▪ Abortus: vanuit doc perspectief → geen vragen en antwoorden(tekortkoming)
o Externe perspectief complementeert/vult aan het interne perspectief
▪ Verschillende vragen vanuit beide perspectieven
• SAMENGEVAT: rechtssociologie
o Empirische methode en extern perspectief.
o Centrale vragen: “Hoe werkt het recht?” en “Hoe is het recht ontstaan?”
o Kijken voor (vanwaar), rond (waar mee samen), en na (wat gebeurt er) “het recht”
,2. Waarom rechtssociologie?
• Overzicht argumenten, oude en nieuwe: voor empirische methode en ex. persp.
1. Academisering van de rechtenstudie;
2. Maatschappelijke ontwikkelingen en het recht;
3. Professionele ontwikkelingen: evoluties binnen de juridische beroepen;
4. Meerwaarde voor de rechtspraktijk: concrete vb’en voor juridische beroepen.
2.1 Academisering van de rechtenstudie (ARG 1)
= verwetenschappelijking/versterken van rechtenopleiding door wetenschappelijke achtergrond
te geven
• Sociaalwetenschappelijke disciplines (zoals rechtssociologie) zijn ‘academische’ studies
• Niet direct op een beroep gericht: academisering zorgt dat het breder gericht is dan concreet
te gaan opleiden voor bepaald beroep
• Componenten
o Empirische sociaalwetenschappelijke methode: vertrouwd mee maken (over hoe?)
o Theorievorming: vanuit theorie over dat recht in de SL
▪ Over handhaving: centrale vraag = waarom volgen mensen het recht?
o Belang van wetenschappelijke benadering van samenlevingsproblemen
▪ Bepaalde problemen op wetenschappelijke manier bepalen
▪ Niet louter buikgevoel/common sense
2.2 Maatschappelijke ontwikkelingen in het recht (ARG 2)
= ontwikkelingen in SL die invloed hebben op recht
• Toenemende complexiteit van de te reguleren maatschappelijke domeinen
o Meer en meer relatievormen en genderidentiteit: hoe vertalen in het recht?
• Mondige burger wil meer verantwoording (en inspraak)
o Niet alleen stemmen: ook andere manieren participeren in besluitvorming
o Empirische onderzoeken en theorieën over belang van participatie
o Wat zijn de effecten van die participatie?
• Schaarse overheidsmiddelen dwingen tot effectiviteit en efficiëntie van wetgeving en
geschilbeslechting.
o Politieke partijen zetten in op efficiënt gebruiken van overheidsmiddelen
o Hoe die effectiviteit gaan bevorderen? Welke factoren zorgen voor niet effectiviteit
• ‘Better regulation’ en gestage groei van evaluatiecultuur: wat werkt best?
o Hoe beter gaan reguleren/ optimaliseren? (vorige)
• Meer aandacht voor performante handhaving, uitvoering en naleving van regels
o Over handhaving: hoe wetten effectief gaan handhaven
• Digitalisering veroorzaakt nieuwe juridische “problemen” en uitdagingen
o Effect digitaal thuis stemmen? Digitaal oplossen van geschillen?
o Wat zegt rechtssociologie daarover?
• Invloed van AI op het recht
, 2.3 Professionele ontwikkelingen (evoluties binnen juridische beroepen) (ARG 3)
• Rechters moeten niet-juridische complexe problemen begrijpen
o Niet alleen het recht kennen ook vertrouwt met niet-juridische materies
o Bv. stikstofakkoord of over concepten van genderidentiteit
• Advocatenkantoren willen ‘problem solvers’ en ‘T-shaped professionals / lawyers’
o Vroeger: I-professionals (balkje)
▪ Met een diep juridisch inzicht → bv. DE fiscalisten
o NU: opzoek naar T-professionals (balkje, balkje bovenop)
▪ Met diepe juridische kennis én breed algemeen inzicht (maatschappelijk)
▪ Bv. thuis in boekhouden, technologie..
o Communicatie met experten uit andere disciplines (technologie, sociologie,
criminologie, economie…)
• Alternative Dispute resolution (ADR): alternatieve geschilbeslechting introduceert inzichten
uit de psychologie
o Niet meer enkel via rechtbanken
o Bv. bemiddeling, onderhandeling → effecten, voordelen…
2.4 Meerwaarde voor de rechtspraktijk (ARG 4)
= hoe concreet rechtssoc. onderzoek de rechtspraktijk versterkt en een meerwaarde biedt.
2.4.1 Advocaat (voorbeeld)
• Geschilbeslechting op meerdere wijzen: verschillende kenmerken + voor- en nadelen
o Klassieke rechtszaak: 4/5 partijen geen contact meer na rechtsspraak
o Bemiddeling, arbitrage: nuttig, want relatie verder zetten
2.4.2 Rechtshulp
• Door de overheid georganiseerde rechtshulp: maakt toegang tot recht mogelijk
o Eerstelijnsbijstand: geven idee over wat uw rechten zijn → idee: toegang makkelijker
o Onderzoek door Steven Gibens (e.a.: JAM project, 2012-2017): werking van bijstand
▪ Niet alleen juridische blik, ook psychosociale
▪ Voorbeeld: huurgeschil → verhuurder dreigt er uit te zetten, niet altijd op tijd
• Juridisch: hele argumentatie
• Psychosociale: andere problematieken (huur niet betalen door
ontslag, verslaving..)
▪ Proberen te bekijken op holistische benadering: geen strikt juridische vragen,
wel bijdragen aan juridisch verschil
o CONCLUSIE: bij eerstelijnsbijstand moet er sociale dienst zijn
▪ Advocaten staan ook open om naar andere elementen te kijken
▪ Rechters: ook meer dan juridische bijstand “ga eens langs bij sociale dienst”