Delen herkennen & terminologie gebruiken
De houtachtige planten (bomen en struiken)
Knoppen: bevatten embryo van een nieuwe tak/bladeren.
o Bladknop: deze knop groeit uit tot een blad
o Bloemknop: deze knop groeit uit tot een bloem
o Gecombineerde knop: bevat zowel een bloem als een blad
o Eindknop: bevindt zich aan het uiteinde van de tak
o Okselknop: bevindt zich in de bladoksel
o De slapende knop: deze knop ontwikkelt zich pas later
Knopschubben: beschermen de knop in de winter, en vallen af bij
het uitlopen
Blad litteken: het litteken waar het blad zat
Ringvormig litteken: is de overgang tussen jaarlijkse groei
Kurkporiën: het zijn kleine openingen voor gasuitwisseling
Vaatbundels: het is een transsportkanaal voor water en
voedingsstoffen.
Najaar: de bladeren van de bomen, maar het nieuwe groen bevindt
zich al in de knopschubben, deze kan je zien op de kale takken op de
bomen.
o In de zomer en het najaar, wordt aan het einde van de takken,
van bomen & struiken ene eindknop aangelegd. Dit is een
essentieel belang voor de plant. Hier wordt in een embryonaal
stadium een compleet nieuw twijgje met bladeren en bloemen
aangelegd. In het voorjaar groeien deze tot volwassene takken
met bladeren.
Voorjaar: de knoppen zwellen en zullen na een tijdje jonge blaadjes
en takjes vormen. Dir komt omdat de temperatuur stijgt.
o We kunnen in het voorjaar de okselknoppen goed waarnemen,
deze dienen als reserve als een blad plotseling verloren gaat.
Wanneer het knopje niet gebruikt wordt en de winter
overleefd, gaat deze volgend jaar een takje vormen.
Enkele proefjes met takken
o Takken in water -> De knoppen zwellen op en lopen uit.
o Waterpeil daalt -> bewijs van wateropnamen en verdamping
Katjes bij struiken (Wilg, els en hazelaar)
Katjes: De bloeiwijze van struiken, ze bevatten mannelijke ofwel de
vrouwelijke bloempjes. Ze zijn steeds op dezelfde struik te vinden.
, Hazelaar & de Els: deze zijn eenhuizig en hebben mannelijke en
vrouwelijke bloemen op één plant.
De mannelijke katjes: ze zijn lang, hangen naar beneden en zijn
zeer bewegelijk. Ze bevatten meeldraden (stuifmeel) deze zitten
gegroepeerd onder schudblaadjes. De schudblaadjes zitten vast in
een centrale as. Wanneer ze rijpen, worden de katjes langer. De
meeldraden vormen massa’s zeer licht, glad stuifmeel dat door de
wind meegenomen wordt.
De vrouwelijke katjes/ stamperkatjes: deze zijn veel kleiner en
vallen helemaal niet op. Het zijn rode knopjes die in groepjes bij
elkaar staan, bij de els. Het zijn schubben die een vruchtbeginsel
omgeven. Als ze bloeien steken de stempels boven de schubben uit.
Op hazelaar takken, zie je hier en daar groene bolletjes waar rode
draadjes uit steken. Deze draadjes zijn de lange stempels die het
stuifmeel moeten opvangen.
Stuifmeelverspreiding: bij de Els en de Hazelaar = wind, bij de
Wilg = insecten
Na de bevruchting: groeien de vrouwelijke katjes sterk uit. De
schubben van de elzenkatjes worden houtig en vormen de
“elzenprop”. De knopjes van de hazelaar groeien verder uit tot
hazelnoten met een bladachtig omhulsel.
Voorjaar: Hazelaar & Els bloeiende katjes. Samen met de
sneeuwklokjes behoren ze tot de eerste lenteboden.
De wilgenkatjes
Wilg: een wilg is tweehuizig, de mannelijke en vrouwelijke katjes op
aparte bomen.
In februari is het de tijd van de wilgenkatjes. Ze verschijnen
als een zilverachtige, viltige knoppen.
Bloeiende katjes: zijn geel/ groen gekleurd: de gele zijn
meeldraadkatjes en de groene zijn de stamperkatjes. Mannelijke en
vrouwelijke katjes komen steeds op verschillende bomen voor.
In de wilgenkatjes, zitten veel honing klieren: het zijn
insectenbloeiers, het kleverige stuifmeel wordt door de insecten
overgebracht.
Zacht lenteweer: zien we de eerste insecten op de bloeiende
wilgenkatjes
Na de bevruchting: de vrouwelijke katjes beginnen te groeien. De
stampers worden vruchtjes, gevuld met pluizige draadje. In juni zijn
die rijp, en worden dan door de wind vervoerd
De kruidachtige planten in de lente
1- jarige planten
Hebben een levenscyclus van 1 jaar
Sterven volledig af in de herfst
Einde groeiseizoen heeft plant zaden gevormd, deze overwinteren in
de bodem. Ze kiemen in de Lente.
, Ze groeien & bloeien snel
Afrikaantjes Petunia
Tweejarige planten
Eerste jaar: groeit uit zaden een plant, dei geen bloem vormt. Er
worden wortels, bladeren en heel wat korte stengels gevormd, zodat
de bladeren in een krans vlak boven de grond zitten = rozet. Deze
plant overwinterd ook als een rozet.
o In de lente groeit de plant verder uit: met een forse
stengel waaraan bloemen en vruchten komen. Als zaden
gevormd zijn, sterft de plant volledig af.
o Vormt wel al heel wat voedsel
2de jaar: de plant begint de bloeien en zaden te vormen.
o Wortels en koolsoorten zijn 2-jarige planten. Ze oogsten na
hun 1ste jaar en gebruiken opgeslagen voedsel van de planten
voor onszelf of voor het vee.
Vergeet – mij – nietje viooltjes
Overblijvende kruidachtige planten
Zomer/herfst: overblijvende planten sterven de bovengrondse
delen af.
Ondergrondse delen: gedurende de groeiperiode reservevoedsel
opgeslagen waardoor de planten in het voorjaar snel kunnen
uitgroeien.
De vroegste lentebloeiers
Ondergrondse reserveorganen:
o Sterk verdikte wortels (wortel, bieten)
, o Wortelstok: een ondergrondse stengel dei steeds verder groeit
en vertakt, draagt wortels, bladeren en bloemen
Iris Brandnetel
o Bol: bestaat uit een stengel en bladeren.
o De stengel is gereduceerd tot een stengelschijf, de
bladeren (de rokken) zijn gezwollen en bevatten
reservevoedsel.
o Centraal is er een eindknop die in de lente uitloopt.
Een rok heeft een okselknop. De okselknop kan
opzwellen en uitlopen: op die plaats wijken de rokken
uit elkaar en wordt een nieuwe jonge bol gevormd,
een klister.
o Aan de buitenkant is de bol beschermd door een laag
droge vliezen (uitgedroogde rokken)
Tulp Sneeuwklokje
o Knol: Is een gezwollen stengel – en/ of worteldeel.
Aardappel krokus
De houtachtige planten (bomen en struiken)
Knoppen: bevatten embryo van een nieuwe tak/bladeren.
o Bladknop: deze knop groeit uit tot een blad
o Bloemknop: deze knop groeit uit tot een bloem
o Gecombineerde knop: bevat zowel een bloem als een blad
o Eindknop: bevindt zich aan het uiteinde van de tak
o Okselknop: bevindt zich in de bladoksel
o De slapende knop: deze knop ontwikkelt zich pas later
Knopschubben: beschermen de knop in de winter, en vallen af bij
het uitlopen
Blad litteken: het litteken waar het blad zat
Ringvormig litteken: is de overgang tussen jaarlijkse groei
Kurkporiën: het zijn kleine openingen voor gasuitwisseling
Vaatbundels: het is een transsportkanaal voor water en
voedingsstoffen.
Najaar: de bladeren van de bomen, maar het nieuwe groen bevindt
zich al in de knopschubben, deze kan je zien op de kale takken op de
bomen.
o In de zomer en het najaar, wordt aan het einde van de takken,
van bomen & struiken ene eindknop aangelegd. Dit is een
essentieel belang voor de plant. Hier wordt in een embryonaal
stadium een compleet nieuw twijgje met bladeren en bloemen
aangelegd. In het voorjaar groeien deze tot volwassene takken
met bladeren.
Voorjaar: de knoppen zwellen en zullen na een tijdje jonge blaadjes
en takjes vormen. Dir komt omdat de temperatuur stijgt.
o We kunnen in het voorjaar de okselknoppen goed waarnemen,
deze dienen als reserve als een blad plotseling verloren gaat.
Wanneer het knopje niet gebruikt wordt en de winter
overleefd, gaat deze volgend jaar een takje vormen.
Enkele proefjes met takken
o Takken in water -> De knoppen zwellen op en lopen uit.
o Waterpeil daalt -> bewijs van wateropnamen en verdamping
Katjes bij struiken (Wilg, els en hazelaar)
Katjes: De bloeiwijze van struiken, ze bevatten mannelijke ofwel de
vrouwelijke bloempjes. Ze zijn steeds op dezelfde struik te vinden.
, Hazelaar & de Els: deze zijn eenhuizig en hebben mannelijke en
vrouwelijke bloemen op één plant.
De mannelijke katjes: ze zijn lang, hangen naar beneden en zijn
zeer bewegelijk. Ze bevatten meeldraden (stuifmeel) deze zitten
gegroepeerd onder schudblaadjes. De schudblaadjes zitten vast in
een centrale as. Wanneer ze rijpen, worden de katjes langer. De
meeldraden vormen massa’s zeer licht, glad stuifmeel dat door de
wind meegenomen wordt.
De vrouwelijke katjes/ stamperkatjes: deze zijn veel kleiner en
vallen helemaal niet op. Het zijn rode knopjes die in groepjes bij
elkaar staan, bij de els. Het zijn schubben die een vruchtbeginsel
omgeven. Als ze bloeien steken de stempels boven de schubben uit.
Op hazelaar takken, zie je hier en daar groene bolletjes waar rode
draadjes uit steken. Deze draadjes zijn de lange stempels die het
stuifmeel moeten opvangen.
Stuifmeelverspreiding: bij de Els en de Hazelaar = wind, bij de
Wilg = insecten
Na de bevruchting: groeien de vrouwelijke katjes sterk uit. De
schubben van de elzenkatjes worden houtig en vormen de
“elzenprop”. De knopjes van de hazelaar groeien verder uit tot
hazelnoten met een bladachtig omhulsel.
Voorjaar: Hazelaar & Els bloeiende katjes. Samen met de
sneeuwklokjes behoren ze tot de eerste lenteboden.
De wilgenkatjes
Wilg: een wilg is tweehuizig, de mannelijke en vrouwelijke katjes op
aparte bomen.
In februari is het de tijd van de wilgenkatjes. Ze verschijnen
als een zilverachtige, viltige knoppen.
Bloeiende katjes: zijn geel/ groen gekleurd: de gele zijn
meeldraadkatjes en de groene zijn de stamperkatjes. Mannelijke en
vrouwelijke katjes komen steeds op verschillende bomen voor.
In de wilgenkatjes, zitten veel honing klieren: het zijn
insectenbloeiers, het kleverige stuifmeel wordt door de insecten
overgebracht.
Zacht lenteweer: zien we de eerste insecten op de bloeiende
wilgenkatjes
Na de bevruchting: de vrouwelijke katjes beginnen te groeien. De
stampers worden vruchtjes, gevuld met pluizige draadje. In juni zijn
die rijp, en worden dan door de wind vervoerd
De kruidachtige planten in de lente
1- jarige planten
Hebben een levenscyclus van 1 jaar
Sterven volledig af in de herfst
Einde groeiseizoen heeft plant zaden gevormd, deze overwinteren in
de bodem. Ze kiemen in de Lente.
, Ze groeien & bloeien snel
Afrikaantjes Petunia
Tweejarige planten
Eerste jaar: groeit uit zaden een plant, dei geen bloem vormt. Er
worden wortels, bladeren en heel wat korte stengels gevormd, zodat
de bladeren in een krans vlak boven de grond zitten = rozet. Deze
plant overwinterd ook als een rozet.
o In de lente groeit de plant verder uit: met een forse
stengel waaraan bloemen en vruchten komen. Als zaden
gevormd zijn, sterft de plant volledig af.
o Vormt wel al heel wat voedsel
2de jaar: de plant begint de bloeien en zaden te vormen.
o Wortels en koolsoorten zijn 2-jarige planten. Ze oogsten na
hun 1ste jaar en gebruiken opgeslagen voedsel van de planten
voor onszelf of voor het vee.
Vergeet – mij – nietje viooltjes
Overblijvende kruidachtige planten
Zomer/herfst: overblijvende planten sterven de bovengrondse
delen af.
Ondergrondse delen: gedurende de groeiperiode reservevoedsel
opgeslagen waardoor de planten in het voorjaar snel kunnen
uitgroeien.
De vroegste lentebloeiers
Ondergrondse reserveorganen:
o Sterk verdikte wortels (wortel, bieten)
, o Wortelstok: een ondergrondse stengel dei steeds verder groeit
en vertakt, draagt wortels, bladeren en bloemen
Iris Brandnetel
o Bol: bestaat uit een stengel en bladeren.
o De stengel is gereduceerd tot een stengelschijf, de
bladeren (de rokken) zijn gezwollen en bevatten
reservevoedsel.
o Centraal is er een eindknop die in de lente uitloopt.
Een rok heeft een okselknop. De okselknop kan
opzwellen en uitlopen: op die plaats wijken de rokken
uit elkaar en wordt een nieuwe jonge bol gevormd,
een klister.
o Aan de buitenkant is de bol beschermd door een laag
droge vliezen (uitgedroogde rokken)
Tulp Sneeuwklokje
o Knol: Is een gezwollen stengel – en/ of worteldeel.
Aardappel krokus