Module 1: Wat is Macro-economie?
1.1 Verschil micro- & macro economie
Micro economie = hoe huishoudens en Macro economie = fenomenen die de gehele
bedrijven beslissingen make en hoe ze op economie betreffen
specifieke markten op elkaar inwerken
Robinson: de theorie van de output in zijn
geheel
Kernbegrip:
Economische groei = de toename van de
hoeveelheid goederen en diensten in een
economie over een bepaalde periode
Variabelen:
- Inkomen: inkomen van heel economie
(som van alle huishoudens)
- Prijspeil: gemiddelde berekenen van
alle goederen en diensten
- Arbeidsmarkt -Werkloosheid*: van alle
mensen in economie
- Rentevoet: spaargeld en hoeveelheid
opbrengst (in gemiddelde)
- Wisselkoes: prijs van munt t.o.v.
buitenland
*werkloos = zoeken een job maar kunnen er geen vinden)
1
, MACRO SV 2024 - Lina Chikhi
Module 2: Bruto Binnenlands Product en het meten van vooruitgang
2.1 Bbp
2.1.1 Algemeen
- Maatstaf van materiele vooruitgang
- Om evolutie van welvaart te vergelijken tussen landen
- Bbp per hoofd = bbp/ bevolking
2.1.2 DEFINITIE
Bbp is de marktwaarde van alle eindgoederen en –diensten geproduceerd binnen een
land in een jaar
Marktwaarde:
- Verschillende producten waarderen tegen hun marktprijs
- Eindgoed: prijs x hoeveelheid = marktwaarde
- Probleem: sommige g&d worden niet op de markt verhandeld
Vb: lagere school is gratis => school = dienst, maar er is geen marktwaarde => hoe
kunnen we dat in bbp opnemen? => G
Eind
Intermediaire goederen:
Als we auto zelf + onderdelen marktwaarde optellen = dubbeltellingen
- In waarde van auto zit er al waarde van de onderdelen inbegrepen
- Dus interm .goederen dienen als input voor eindgoederen
= Niet meerekenen want ze zitten al verrekend in eindgoed
Machines en uitrusting
- = kapitaalgoederen
- = eindgoed om andere producten te produceren
- Wel meerekenen in bbp!
Goederen en diensten
- Omvat alle goederen & diensten die in de economie worden geproduceerd en
op markten worden verkocht
Geproduceerd
Niet meerekenen als:
- In een ander jaar geproduceerd en dit jaar verhandeld (2e hands)
- Financiële effecten zoals obligatieleningen verhandelen = transactie, maar
niet geproduceerd g of d
MAAR er is vaak tussenpersoon in deze gevallen = levert diensten
- Diensten van verkopers wel meerekenen in bbp
2
, MACRO SV 2024 - Lina Chikhi
Binnen een land
Bruto binnenlands product
- Transactie moet zich enkel binnen grenzen plaatsvinden
Bruto nationaal product
- Nationaliteit maakt wel uit
- Wordt minder vaak gebruikt
In een jaar
- meestal per jaar of per kwartaal
- per kwartaal => regering presenteert de gegevens nadat ze zijn gewijzigd door
statistische procedure = seasonal adjustment
Stroomvariabele
- = Maatstaf voor hoeveelheid per tijdseenheid
- Vb.: bbp, winst, verlies
Voorraadvariabele
- Maatstaven voor hoeveelheid op een bepaald tijdstip
- Vb.: nationaal vermogen, balans
2.2 GROEIVOETEN
Δ 𝑏𝑏𝑝
Groeivoet bbp: x 100%
𝑜𝑜𝑟𝑠𝑝𝑟𝑜𝑛𝑘𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑒 𝑏𝑏𝑝
Voorbeeld:
BE Bbp (miljard euro)
2021 508
2022 554
Groeivoet 2022 = ((554 miljard euro - 508 miljard euro)/508 miljard euro)) x 100%
• Ongeveer gelijk aan 9,1%
Vraag:
- “is levensstandaard met 9,1% gestegen?
• NEEN, er is zowel stijging in q als p, het is de groeivoet van het nominaal bbp
- Probleem: door inflatie is het niet echt representatief, hoe kunnen we effect van
prijsstijging weghalen?
3
, MACRO SV 2024 - Lina Chikhi
2.2.1 NOMINAAL VS REEEL BBP
Nominaal bbp Reëel bbp
= som van waarde van alle goederen en - Tegen prijzen vanuit basisjaar /
diensten in een jaar en in een bepaald referentiejaar
land tegen lopende prijzen (= van jaar - Bbp tegen constante prijzen of in
waarin transactie plaatsvindt) volume
- deze kan wijzigen door een verandering - Gecorrigeerd voor inflatie
in de hoeveelheid van goederen en - Om te vergelijken tussen verschillende
diensten of door een verandering in de landen
prijzen van deze goederen en diensten
2.2.2 BBP DEFLATOR
= prijsindex die we kunnen gebruiken om inflatie* te meten
- Meet met welke factor prijzenpeil is toegenomen tov basisjaar
- Maatstaf prijzenpeil
- Meet waarde van ALLE producten, niet enkel consumptiegoederen ( CPI)
- Index = grootheid zonder eenheden
- Meestal uitgedrukt met basiswaarde 100
- Altijd 1 voor basisjaar (of 100 als je *100 doet bij formule)
* Wrm is deflator een maatstaf voor inflatie => je merkt op dat deflator eig een ratio is van prijzen, 2020 p *
2020q / 2010 p* 2020 q=> Hoeveelheden zijn lett hetzelfde, dus vooral prijs waarom het gaat
2.2.3 GROEI VAN HET REEEL BBP
• Vaak positieve groeivoet
• MAAR soms sprake van recessie = een aanzienlijke, wijdverspreide daling in reëel
bbp en werkgelegenheid.
o Wijdverspreide = niet enkel geografisch maar ook in verschillende sectoren
van economie
o Beste indicator is daling reëel bbp maar ook daling in inkomen,
werkgelegenheid, verkoop, industriële productie enz.
= inkrimping van economie
4