Hoofdstuk 24: Milieubiologie
Monocultuur = groot gebied dat is beplant met een soort gewas. Ze trekken veel dieren,
schimmels en bacteriën aan waardoor er kans is op een plaag en ziektes.
Soorten bestrijdingsmiddelen:
- Pesticiden = chemische bestrijdingsmiddelen
- Herbiciden = bestrijdingsmiddelen die werken tegen onkruid
- Insecticiden= bestrijdingsmiddelen die werken tegen insecten
- Fungiciden = bestrijdingsmiddelen die werken tegen schimmels
- Contactbestrijdingsmiddelen = worden op het gewas gespoten
- Systemische bestrijdingsmiddelen = worden in een groeiende plant aangebracht, zodat
de plant zelf giftig is voor andere organismen
Nadelen van pesticiden:
- Ze zijn vaak niet soort-specifiek. Hierdoor worden dus andere soorten gedood die niet
gedood hoeven te worden. Het kan ook zo zijn dat een predator van de plaag hiermee
gedood wordt.
- Ze zijn soms persistent = niet afbreekbaar. Consumenten krijgen deze stof vervolgens in
hun lichaam waardoor accumulatie van de stof in de kringloop ontstaat.
- Het plaagorganisme kan resistent worden tegen de pesticiden. Dit gebeurt wanneer er
een mutatie in een deel van de populatie optreedt, als gevolg treedt er dan kunstmatige
selectie op.
Biologische bestrijding:
- De predator van het plaagorganisme wordt ingezet.
- Het weglokken van de mannelijke insecten met feromonen van de vrouwelijke insecten.
Hierdoor kan geen voortplanting meer plaatsvinden.
- Gebruik van botanische insecticiden (plantaardige insecticiden)
- Toepassen van wisselteelt. Doordat er elk jaar van gewas wordt gewisseld worden
ziektes en plagen voorkomen.
Geïntegreerde bestrijding = de combinatie van chemische en biologische bestrijding.
Op akkerbodems worden continu organische stoffen uit de bodem onttrokken. Hierdoor
ontstaat na een tijdje een tekort aan mineralen. Door bemesting kunnen de planten toch
worden voorzien van de juiste hoeveelheid mineralen. Er zijn verschillende manieren om te
bemesten:
- Stalmest = bevat voornamelijk organische stoffen
- Kunstmest = bevat voornamelijk anorganische stoffen (mineralen)
- Groenbemesting = stikstofbindende bacteriën worden gebruikt die in symbiose leven in
de wortels van planten.
Door overbemesting treedt eutrofiëring op. Zo wordt de rondom gelegen water en bodem
verrijkt met voedingstoffen. Als gevolg ontstaat er waterbloei: algen groeien heel snel in
Monocultuur = groot gebied dat is beplant met een soort gewas. Ze trekken veel dieren,
schimmels en bacteriën aan waardoor er kans is op een plaag en ziektes.
Soorten bestrijdingsmiddelen:
- Pesticiden = chemische bestrijdingsmiddelen
- Herbiciden = bestrijdingsmiddelen die werken tegen onkruid
- Insecticiden= bestrijdingsmiddelen die werken tegen insecten
- Fungiciden = bestrijdingsmiddelen die werken tegen schimmels
- Contactbestrijdingsmiddelen = worden op het gewas gespoten
- Systemische bestrijdingsmiddelen = worden in een groeiende plant aangebracht, zodat
de plant zelf giftig is voor andere organismen
Nadelen van pesticiden:
- Ze zijn vaak niet soort-specifiek. Hierdoor worden dus andere soorten gedood die niet
gedood hoeven te worden. Het kan ook zo zijn dat een predator van de plaag hiermee
gedood wordt.
- Ze zijn soms persistent = niet afbreekbaar. Consumenten krijgen deze stof vervolgens in
hun lichaam waardoor accumulatie van de stof in de kringloop ontstaat.
- Het plaagorganisme kan resistent worden tegen de pesticiden. Dit gebeurt wanneer er
een mutatie in een deel van de populatie optreedt, als gevolg treedt er dan kunstmatige
selectie op.
Biologische bestrijding:
- De predator van het plaagorganisme wordt ingezet.
- Het weglokken van de mannelijke insecten met feromonen van de vrouwelijke insecten.
Hierdoor kan geen voortplanting meer plaatsvinden.
- Gebruik van botanische insecticiden (plantaardige insecticiden)
- Toepassen van wisselteelt. Doordat er elk jaar van gewas wordt gewisseld worden
ziektes en plagen voorkomen.
Geïntegreerde bestrijding = de combinatie van chemische en biologische bestrijding.
Op akkerbodems worden continu organische stoffen uit de bodem onttrokken. Hierdoor
ontstaat na een tijdje een tekort aan mineralen. Door bemesting kunnen de planten toch
worden voorzien van de juiste hoeveelheid mineralen. Er zijn verschillende manieren om te
bemesten:
- Stalmest = bevat voornamelijk organische stoffen
- Kunstmest = bevat voornamelijk anorganische stoffen (mineralen)
- Groenbemesting = stikstofbindende bacteriën worden gebruikt die in symbiose leven in
de wortels van planten.
Door overbemesting treedt eutrofiëring op. Zo wordt de rondom gelegen water en bodem
verrijkt met voedingstoffen. Als gevolg ontstaat er waterbloei: algen groeien heel snel in
