HR 13 maart 1981, NJ 1981/635
In 1976 verkochten Ermes en Langerwerf een machine voor het snijden van
steekschuim aan Haviltex. In de koopovereenkomst werd een bepaling opgenomen
waarin stond dat de machine tot het einde van dat jaar mocht worden teruggegeven.
Deze teruggave zou leiden tot ontbinding van de koopovereenkomst, waarbij de
verkoper het betaalde bedrag moest restitueren.
In het midden van het jaar wilde Haviltex de machine teruggeven, zodat hij zijn geld
terugkreeg. De verkopers accepteerden dit echter niet, omdat Haviltex geen goede
reden had om de machine terug te geven. De verkopers stelden dat zij niet hebben
bedoeld dat de koopovereenkomst zonder goede reden ontbonden zou kunnen worden.
Haviltex stelde dat er in de bepaling in de koopovereenkomst enkel stond dat de
machine voor het einde van het jaar kon worden teruggeven. Hierin stond namelijk niet
dat voor teruggave een goede reden vereist was.
De vraag die hier centraal staat, is hoe de desbetreffende bepaling in de
koopovereenkomst moet worden uitgelegd. Mocht Haviltex de machine wel of niet
zonder goede reden teruggegeven op grond van deze bepaling in de
koopovereenkomst?
Het hof oordeelde dat Haviltex de machine zonder reden mocht teruggeven, omdat dit
simpelweg in de koopovereenkomst was opgenomen.
Hoge Raad rekende af met de opvatting dat woorden op zichzelf duidelijk kunnen zijn en
geen uitleg behoeven.
Bij de uitleg van een overeenkomst is het niet genoeg om enkel naar de taalkundige
betekenis van de tekst te kijken. Er dient ook gekeken te worden naar de bedoeling van
partijen. Dit wordt sindsdien aangeduid met het Haviltex-criterium, en wordt nog steeds
in geschillen omtrent uitleg gebruikt.
De zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de
bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van
elkaar mochten verwachten.
, Portacabin
HR 31 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997, 97
In dit arrest werd de vraag beantwoord of een portacabin een roerende of onroerende
zaak was:
Een portacabin is in principe een gebouw of werk dat niet duurzaam ter plaatse blijft
(art. 3:3 lid 1 BW )
Maar deze portacabin:
• Was aangesloten op het gas-, water- en elektriciteitsnet
• Was aangesloten op de riolering
• Was aangesloten op het telefoonnet
• Stond al 7 jaar ter plaatse en diende als kantoorruimte
• De vraag moet beantwoord worden aan de hand van de volgende criteria volgens
de HR:
• Is het gebouw naar zijn aard en inrichting bestemd om duurzaam ter plaatse te
blijven?
• Wat is de bedoeling van de bouwer?
• Is het feit dat het gebouw bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven naar
buiten toe kenbaar?
Om dit in te vullen moet gebruikgemaakt worden van de verkeersopvattingen
CONCLUSIE: de portacabin is in de gegeven omstandigheden een onroerende zaak.