H1
Psychologie heeft interne geestelijke processen en externe directe waarbeembare
gedragingen, de wetenschap is gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen.
Psychologen vallen uiteen in experimenten, docenten en toegepaste psychologen.
Psychiaters behandelen geestelijke stoornissen net als enkele psychologen. Psychiatrie is
een medisch specialisme en geen psychologie, ze zijn gespecialiseerd in geestelijke en
gedragsmatige problemen. De Psychologie is een breder vakgebied van hersenfuncties tot
sociale interacties.
Pseudo Psychologie zijn niet onderbouwd en worden als wetenschappelijke waarheden
gepresenteerd, dit wordt onderscheidt door kritisch na te denken.
( Kritische vaardigheden:
1. Wat/wie is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem? Is het in strijd met bestaande kennis?
3. Wat is het bewijsmateriaal? Geen anekdotisch bewijsmateriaal.
4. Kan de conclusie door bias zijn beïnvloed? Emotional bias: mensen zijn bijvoorbeeld bang
voor misdaad en willen daarom een strengere aanpak. Confirmation bias: gebeurtenissen
herinneren die onze aannames bevestigen en tegenstrijdige bewijzen negeren. Bij
tegenstrijdige informatie kunnen de hersenen fysiek een bevestigingsbias modus
inschakelen.
5. Worden veel voorkomende denkfouten vermeden? ‘Gezond verstand’ is geen substituut
voor wetenschappelijk bewijs. Correlatie-causaliteit denkfout: aannemen dat het een het
ander moet veroorzaken.
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?)
Zes perspectieven domineren het snel veranderende veld van de moderne psychologie:
- Biologisch: Gevoelens en gedragingen zijn gebaseerd op lichamelijke activiteiten in het
zenuwstelsel. Door deze ontdekking en de ontdekking dat zintuigen stimuleren om te zetten
in zenuwimpulsen en spierreacties kon er aangetoond worden dat er biologische processen
ten grondslag liggen aan sensatie en eenvoudige reflexmatige gedragingen.
Moderne biologische psychologen beschouwen de geest als een product van de hersenen,
ze zoeken naar de oorzaak van ons gedrag in het zenuwstelsel, het endocriene stelsel en de
genen.
Door psychologische inzichten gecombineerd met biologie, neurologie en andere disciplines
is de neurowetenschap ontstaan: bestuderen van het zenuwstelsel, vooral de hersenen, en
hoe deze gedrag, emoties en cognities beïnvloeden.
Volgens de evolutionaire psychologie gaat het over overgeërfde neigingen. Invloeden in
de omgeving hebben de stamboom van de mens gesnoeid, waarbij individuen met
adaptieve psychische en lichamelijke kenmerken langer leefden, zich beter konden
voortplanten en hun eigen genetische bepaalde kenmerken door konden geven: natuurlijke
selectie.
- Cognitief: afkomstig uit de scheikunde: methode op lichaam en geest bestuderen.
De eerste psychologische experimenten waren Introspectie: sensorische en emotionele
reacties op prikkels beschrijven. Onderzoek naar wat elementen van het bewustzijn waren
met inbegrip van gewaarwording en waarneming, geheugen, aandacht, emotie, denken,
leren en taal. Bewust nadenken over je eigen gedachten
De zoektocht ging naar Amerika: structuralisme, dit werd te subjectief beschouwd.
,Gestaltpsychologen concentreerden zich op het geheel van bewustheidservaringen als meer
dan de som van de delen en probeerden te begrijpen hoe we zogeheten perceptuele
gehelen vormen.
Functionalisme: psychologie gericht op de functie van bewustzijn. James stelde dat
psychologie zou moeten verklaren op welke wijze mensen zich aanpassen aan de werkelijke
wereld. → eerste toegepaste psychologie.
Structuralisten en functionalisten waren het eens over introspectie, dit was subjectief en niet
wetenschappelijk. Om dit probleem te overwinnen waren deskundigen nodig die het
cognitieve perspectief vormden.
De moderne cognitieve psychologie wordt ook nadruk gelegd op cognitie: geestelijke
activiteit
- behavioristisch perspectief: Ze vonden dat het bestuderen van de geest niet
psychologisch was, alleen waarneembare dingen zeker zijn: prikkels en reacties, en de
mens bij geboorte tabula rasa is. Iemands gedachten of emoties zijn dus irrelevant, ze doen
geen subjectieve aannames over de interne aanleiding voor extern gedrag. Krachten vanuit
de omgeving zijn van invloed op het menselijk vermogen om te leren.
- perspectief vanuit de gehele persoon: Freud kwam met het idee dat persoonlijkheid en
psychische stoornissen voornamelijk ontstaan uit processen in de onbewuste geest. De
psychoanalytische theorie van Freud stelde dat ze de gehele persoon konden verklaren.
Volgens de psychodynamische psychologie (ideeën van Freud), motiveert energie ons.
Zijn systeem: psychoanalyse, werd gebruikt voor psychische stoornissen. Psychoanalytici
leggen de nadruk op de analyse van dromen, versprekingen en vrije associatie:
aanwijzingen verkrijgen voor onbewuste conflicten , waarvan wordt gedacht dat ze door het
bewustzijn worden gecensureerd. De humanistische psychologie en de psychologie van
karaktertrekken en temperament zijn ook geïnteresseerd in een globaal inzicht van de
persoonlijkheid. Humanistische therapeuten leggen de nadruk op onze mogelijkheden,
groei en potentie. Maslow en Rogers zien mensen als een organisme met een vrije wil. Je
opvattingen over jezelf en je fysieke en emotionele behoeften zijn van invloed op je
gedachten, emoties en handelingen, die invloed hebben op de ontwikkeling van je
potentieel. ‘Ik kan tekenen’ → ‘ik ben er goed in’ → tekenvaardigheden
Positieve psychologie draagt bij aan het geluk en welzijn van individuen en groepen.
Psychologie van karaktertrekken en temperament: verschillen tussen mensen ontstaan
uit verschillen in stabiele kenmerken en neigingen. Bijv extraversie en introversie.
- Het ontwikkelingsperspectief: lichamelijke en psychische veranderingen zijn het gevolg
van een interactie tussen de erfelijke eigenschappen en de invloed van onze omgeving.
Levert nature of nurture het grootste aandeel? Mensen denken verschillend en handelen op
verschillende tijdstippen van hun leven. Dus het gaat om een bepaalde leeftijd.
- Het socioculturele perspectief: Stelt het idee van de sociale invloed centraal, en begrijpt
hoe cultuur gedrag vormt. crossculturele psychologen hebben deze bias erkend, en willen
de wetten opnieuw beoordelen met andere culturele en ethische normen. Ze maken de
vergelijking tussen verschillende culturen. Sociale en culturele situatie kunnen sterker zijn
dan andere factoren die het gedrag beïnvloeden.
Deze 6 perspectieven geven ons een holistisch beeld van menselijk gedrag, in geheel.
, Bij de wetenschappelijke methode worden ideeën getoetst door observatie.
Het is een procedure om ideeën te onderwerpen aan onderzoeken die dan verworpen of
bewezen worden. De essentie ervan is een empirisch onderzoek, het verzamelen van
objectieve informatie door metingen gebaseerd op sensorische ervaringen en observaties.
Dus een manier van onderzoek doen.
Een wetenschappelijke theorie is een toetsbare verklaring voor een verzameling feiten of
waarnemingen. Dus een uitleg of methode waarom iets gebeurd.
Het toetsen van een wetenschappelijke theorie geschiedt in 4 methodische stappen, de
methode die het onderzoek wetenschappelijk maakt, niet de onderwerpen:
- Een hypothese ontwikkelen: Een voorspelling van de uitkomst maken, deze bewering
heet een hypothese. Om toetsbaar te zijn moet het potentieel falsifieerbaar zijn: moet
onjuist of juist kunnen worden bewezen.
Vervolgens moet bedacht worden hoe de hypothese zal worden onderzocht: alle variabelen
(aspecten) moeten in concrete termen gedefinieerd of geoperationaliseerd. Het
operationaliseren van variabelen betekent dat de variabelen omgezet moeten worden in
concrete en meetbare handelingen. Bij een wetenschappelijk verantwoorde aanpak wordt
aan de eisen van betrouwbaarheid (herhaalbaarheid van resultaten) en validiteit (als de
onderzoeker meet wat hij bedoeld is te meten) voldaan.
- Het toetsen van een hypothese: objectieve data verzamelen: Een hypothese empirisch
onderzoeken, is bewijs verzamelen met verschillende methodes. Zo worden verkeerde
conclusies voorkomen op basis van onze verwachtingen, biases en vooroordelen. Alleen
dan kunnen we de data toepassen op een grotere groep mensen.
De speciale behandeling bevindt zich in de experimentele conditie van het onderzoek: de
experimentele groep. Degene die de controlegroep vormt is de controleconditie, zij worden
gebruikt als vergelijking.
De onafhankelijke variabel is de factor die wordt gevarieerd/ gewijzigd. Zo is de afhankelijke
variabel de variabel die volgens de hypothese het gevolg is van de onafhankelijke variabel.
→ Bijv: Helpt het drinken van koffie mensen beter te concentreren tijdens een rekentoets?
Onafhankelijk: koffie drinken. Afhankelijk: score op de rekentoets
Exp groep: koffie drinken. Controlegroep: geen koffie drinken
Randomisering: deelnemers worden uitsluitend volgens toeval in een groep ingedeeld.
- De resultaten analyseren: De hypothese accepteren of verwerpen. Er kan berekend
worden met statistische methoden of de resultaten significant zijn: of het waarschijnlijk is
dat de resultaten van het experiment zijn veroorzaakt door de onafhankelijke variabel of dat
ze het gevolg zijn van toeval
- De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren: Er moet uitgezocht worden of het
onderzoek bestand is tegen de kritische blik en commentaar van de wetenschappelijke
wereld. Door het bijvoorbeeld te publiceren in een vakblad en te wachten op de critici. Dit
kan een onderzoek toetsen door een replicatiestudie. Bij repliceren wordt het onderzoek
opnieuw onderzocht.
Psychologie heeft interne geestelijke processen en externe directe waarbeembare
gedragingen, de wetenschap is gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen.
Psychologen vallen uiteen in experimenten, docenten en toegepaste psychologen.
Psychiaters behandelen geestelijke stoornissen net als enkele psychologen. Psychiatrie is
een medisch specialisme en geen psychologie, ze zijn gespecialiseerd in geestelijke en
gedragsmatige problemen. De Psychologie is een breder vakgebied van hersenfuncties tot
sociale interacties.
Pseudo Psychologie zijn niet onderbouwd en worden als wetenschappelijke waarheden
gepresenteerd, dit wordt onderscheidt door kritisch na te denken.
( Kritische vaardigheden:
1. Wat/wie is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem? Is het in strijd met bestaande kennis?
3. Wat is het bewijsmateriaal? Geen anekdotisch bewijsmateriaal.
4. Kan de conclusie door bias zijn beïnvloed? Emotional bias: mensen zijn bijvoorbeeld bang
voor misdaad en willen daarom een strengere aanpak. Confirmation bias: gebeurtenissen
herinneren die onze aannames bevestigen en tegenstrijdige bewijzen negeren. Bij
tegenstrijdige informatie kunnen de hersenen fysiek een bevestigingsbias modus
inschakelen.
5. Worden veel voorkomende denkfouten vermeden? ‘Gezond verstand’ is geen substituut
voor wetenschappelijk bewijs. Correlatie-causaliteit denkfout: aannemen dat het een het
ander moet veroorzaken.
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?)
Zes perspectieven domineren het snel veranderende veld van de moderne psychologie:
- Biologisch: Gevoelens en gedragingen zijn gebaseerd op lichamelijke activiteiten in het
zenuwstelsel. Door deze ontdekking en de ontdekking dat zintuigen stimuleren om te zetten
in zenuwimpulsen en spierreacties kon er aangetoond worden dat er biologische processen
ten grondslag liggen aan sensatie en eenvoudige reflexmatige gedragingen.
Moderne biologische psychologen beschouwen de geest als een product van de hersenen,
ze zoeken naar de oorzaak van ons gedrag in het zenuwstelsel, het endocriene stelsel en de
genen.
Door psychologische inzichten gecombineerd met biologie, neurologie en andere disciplines
is de neurowetenschap ontstaan: bestuderen van het zenuwstelsel, vooral de hersenen, en
hoe deze gedrag, emoties en cognities beïnvloeden.
Volgens de evolutionaire psychologie gaat het over overgeërfde neigingen. Invloeden in
de omgeving hebben de stamboom van de mens gesnoeid, waarbij individuen met
adaptieve psychische en lichamelijke kenmerken langer leefden, zich beter konden
voortplanten en hun eigen genetische bepaalde kenmerken door konden geven: natuurlijke
selectie.
- Cognitief: afkomstig uit de scheikunde: methode op lichaam en geest bestuderen.
De eerste psychologische experimenten waren Introspectie: sensorische en emotionele
reacties op prikkels beschrijven. Onderzoek naar wat elementen van het bewustzijn waren
met inbegrip van gewaarwording en waarneming, geheugen, aandacht, emotie, denken,
leren en taal. Bewust nadenken over je eigen gedachten
De zoektocht ging naar Amerika: structuralisme, dit werd te subjectief beschouwd.
,Gestaltpsychologen concentreerden zich op het geheel van bewustheidservaringen als meer
dan de som van de delen en probeerden te begrijpen hoe we zogeheten perceptuele
gehelen vormen.
Functionalisme: psychologie gericht op de functie van bewustzijn. James stelde dat
psychologie zou moeten verklaren op welke wijze mensen zich aanpassen aan de werkelijke
wereld. → eerste toegepaste psychologie.
Structuralisten en functionalisten waren het eens over introspectie, dit was subjectief en niet
wetenschappelijk. Om dit probleem te overwinnen waren deskundigen nodig die het
cognitieve perspectief vormden.
De moderne cognitieve psychologie wordt ook nadruk gelegd op cognitie: geestelijke
activiteit
- behavioristisch perspectief: Ze vonden dat het bestuderen van de geest niet
psychologisch was, alleen waarneembare dingen zeker zijn: prikkels en reacties, en de
mens bij geboorte tabula rasa is. Iemands gedachten of emoties zijn dus irrelevant, ze doen
geen subjectieve aannames over de interne aanleiding voor extern gedrag. Krachten vanuit
de omgeving zijn van invloed op het menselijk vermogen om te leren.
- perspectief vanuit de gehele persoon: Freud kwam met het idee dat persoonlijkheid en
psychische stoornissen voornamelijk ontstaan uit processen in de onbewuste geest. De
psychoanalytische theorie van Freud stelde dat ze de gehele persoon konden verklaren.
Volgens de psychodynamische psychologie (ideeën van Freud), motiveert energie ons.
Zijn systeem: psychoanalyse, werd gebruikt voor psychische stoornissen. Psychoanalytici
leggen de nadruk op de analyse van dromen, versprekingen en vrije associatie:
aanwijzingen verkrijgen voor onbewuste conflicten , waarvan wordt gedacht dat ze door het
bewustzijn worden gecensureerd. De humanistische psychologie en de psychologie van
karaktertrekken en temperament zijn ook geïnteresseerd in een globaal inzicht van de
persoonlijkheid. Humanistische therapeuten leggen de nadruk op onze mogelijkheden,
groei en potentie. Maslow en Rogers zien mensen als een organisme met een vrije wil. Je
opvattingen over jezelf en je fysieke en emotionele behoeften zijn van invloed op je
gedachten, emoties en handelingen, die invloed hebben op de ontwikkeling van je
potentieel. ‘Ik kan tekenen’ → ‘ik ben er goed in’ → tekenvaardigheden
Positieve psychologie draagt bij aan het geluk en welzijn van individuen en groepen.
Psychologie van karaktertrekken en temperament: verschillen tussen mensen ontstaan
uit verschillen in stabiele kenmerken en neigingen. Bijv extraversie en introversie.
- Het ontwikkelingsperspectief: lichamelijke en psychische veranderingen zijn het gevolg
van een interactie tussen de erfelijke eigenschappen en de invloed van onze omgeving.
Levert nature of nurture het grootste aandeel? Mensen denken verschillend en handelen op
verschillende tijdstippen van hun leven. Dus het gaat om een bepaalde leeftijd.
- Het socioculturele perspectief: Stelt het idee van de sociale invloed centraal, en begrijpt
hoe cultuur gedrag vormt. crossculturele psychologen hebben deze bias erkend, en willen
de wetten opnieuw beoordelen met andere culturele en ethische normen. Ze maken de
vergelijking tussen verschillende culturen. Sociale en culturele situatie kunnen sterker zijn
dan andere factoren die het gedrag beïnvloeden.
Deze 6 perspectieven geven ons een holistisch beeld van menselijk gedrag, in geheel.
, Bij de wetenschappelijke methode worden ideeën getoetst door observatie.
Het is een procedure om ideeën te onderwerpen aan onderzoeken die dan verworpen of
bewezen worden. De essentie ervan is een empirisch onderzoek, het verzamelen van
objectieve informatie door metingen gebaseerd op sensorische ervaringen en observaties.
Dus een manier van onderzoek doen.
Een wetenschappelijke theorie is een toetsbare verklaring voor een verzameling feiten of
waarnemingen. Dus een uitleg of methode waarom iets gebeurd.
Het toetsen van een wetenschappelijke theorie geschiedt in 4 methodische stappen, de
methode die het onderzoek wetenschappelijk maakt, niet de onderwerpen:
- Een hypothese ontwikkelen: Een voorspelling van de uitkomst maken, deze bewering
heet een hypothese. Om toetsbaar te zijn moet het potentieel falsifieerbaar zijn: moet
onjuist of juist kunnen worden bewezen.
Vervolgens moet bedacht worden hoe de hypothese zal worden onderzocht: alle variabelen
(aspecten) moeten in concrete termen gedefinieerd of geoperationaliseerd. Het
operationaliseren van variabelen betekent dat de variabelen omgezet moeten worden in
concrete en meetbare handelingen. Bij een wetenschappelijk verantwoorde aanpak wordt
aan de eisen van betrouwbaarheid (herhaalbaarheid van resultaten) en validiteit (als de
onderzoeker meet wat hij bedoeld is te meten) voldaan.
- Het toetsen van een hypothese: objectieve data verzamelen: Een hypothese empirisch
onderzoeken, is bewijs verzamelen met verschillende methodes. Zo worden verkeerde
conclusies voorkomen op basis van onze verwachtingen, biases en vooroordelen. Alleen
dan kunnen we de data toepassen op een grotere groep mensen.
De speciale behandeling bevindt zich in de experimentele conditie van het onderzoek: de
experimentele groep. Degene die de controlegroep vormt is de controleconditie, zij worden
gebruikt als vergelijking.
De onafhankelijke variabel is de factor die wordt gevarieerd/ gewijzigd. Zo is de afhankelijke
variabel de variabel die volgens de hypothese het gevolg is van de onafhankelijke variabel.
→ Bijv: Helpt het drinken van koffie mensen beter te concentreren tijdens een rekentoets?
Onafhankelijk: koffie drinken. Afhankelijk: score op de rekentoets
Exp groep: koffie drinken. Controlegroep: geen koffie drinken
Randomisering: deelnemers worden uitsluitend volgens toeval in een groep ingedeeld.
- De resultaten analyseren: De hypothese accepteren of verwerpen. Er kan berekend
worden met statistische methoden of de resultaten significant zijn: of het waarschijnlijk is
dat de resultaten van het experiment zijn veroorzaakt door de onafhankelijke variabel of dat
ze het gevolg zijn van toeval
- De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren: Er moet uitgezocht worden of het
onderzoek bestand is tegen de kritische blik en commentaar van de wetenschappelijke
wereld. Door het bijvoorbeeld te publiceren in een vakblad en te wachten op de critici. Dit
kan een onderzoek toetsen door een replicatiestudie. Bij repliceren wordt het onderzoek
opnieuw onderzocht.
