BESTUURSRECHT
Gedoceerd door professor Todts
2025-2026
,BESTUURSRECHT – SAMENVATTING
Bestuursrecht – Samenvatting............................................................................................ 0
Deel I. Bestuursrecht: begrip, indeling, kenmerken en bronnen ................................................... 7
Hoofdstuk I. Begrip bestuursrecht .................................................................................................................. 7
Afdeling 1. Formeel-juridische omschrijving vanuit organiek en functioneel oogpunt .............................. 7
Hoofdstuk II. Indeling van het bestuursrecht ................................................................................................. 8
Afdeling 1. Algemeen versus bijzonder bestuursrecht ............................................................................... 8
Hoofdstuk IV. Kenmerken van het bestuursrecht ........................................................................................... 8
Afdeling 1. Autonomie en eigenheid van het bestuursrecht ...................................................................... 8
§1. Bestuursrecht is een uitzonderingsrecht ......................................................................................... 8
§2 Nuancering op de uitzonderingspositie ............................................................................................. 8
Afdeling 2. Meergelaagdheid van het (belgische) bestuursrecht ............................................................... 9
Hoofdstuk V. Bronnen van het bestuursrecht ................................................................................................ 9
Afdeling 1. Metaprincipes of -waarden die (bronnen van) het bestuursrecht voeden = de ‘wortels’........ 9
Afdeling 2.Bronnen van het positief bestuursrecht/formele bronnen van het bestuursrecht ................. 11
Deel II. Besluitvormingsinstrumentarium ................................................................................... 15
Hoofdstuk I. Inleiding: publiek- en privaatrechtelijke actiemiddelen van de overheid ................................ 15
Hoofdstuk II. Het eenzijdige spoor: de eenzijdige bestuurlijke rechshandeling en de pseudowetgeving .... 15
Afdeling 1. De eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling ............................................................................ 15
§1. Begrip ‘eenzijdig bestuurlijke rechtshandeling’ .............................................................................. 15
A. Eenzijdig ........................................................................................................................................ 15
B. Bestuurlijk ..................................................................................................................................... 16
C. Rechtshandeling............................................................................................................................ 16
§2. Belang van het begrip eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling...................................................... 17
§3. Privileges waarmee de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling is bekleed ................................... 17
Kenmerken van de EBR: .................................................................................................................... 17
A. Verbindende kracht van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling ........................................... 18
B. Dwingende kracht van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling: het vermoeden van
wettigheid ......................................................................................................................................... 18
C. Uitvoerbare kracht van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling ............................................ 18
§4. Typologie van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen ......................................................... 18
A. Indeling naar inhoud ..................................................................................................................... 18
1. Reglementaire versus individuele eenzijdig bestuurlijke rechtshandelingen ....................... 18
2. Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen die rechten verlenen versus eenzijdige
bestuurlijke rechtshandelingen die geen rechten verlenen ..................................................... 19
3. Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen op grond van een gebonden bevoegdheid of
eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling op grond van een discretionaire bevoegdheid.......... 20
5. Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen genomen op basis van een imperiumbevoegdheid
(gezagshandelingen) versus andere eenzijdige bestuurshandelingen ...................................... 21
6. Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen met een bestraffende finaliteit versus eenzijdige
bestuurlijke rechtshandelingen met een probleemverhelpende finaliteit ............................... 22
§5. Bekendmaking en kennisgeving van EBR’s...................................................................................... 22
§6. Termijnregeling voor de eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen .............................................. 23
§7. Werking in de tijd van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen ............................................ 23
Afdeling 2. Een bijzondere eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling: de bestuurlijke sanctie .................. 24
§1. Inleiding........................................................................................................................................... 24
§2. Begrip en situering binnen het bestuurlijk handhavinginstrumentarium ....................................... 24
1
, §3. Bestuurlijke versus strafrechtelijke handhaving ............................................................................. 25
§4. Bestuurlijke sanctie als ‘straf’ in de zin van artikel 6 Evrm ............................................................. 26
§5. Revolutie naar een meer gewapend bestuursrecht? ...................................................................... 27
Afdeling 3. pseudowetgeving.................................................................................................................... 27
§1. Begrip .............................................................................................................................................. 27
§2. Soorten omzendbrieven.................................................................................................................. 27
A. Interpretatieve omzendbrieven .................................................................................................... 28
B. Indicatieve omzendbrieven (beleidsregels/richtlijnen) ................................................................ 28
C. Verordenende omzendbrieven ..................................................................................................... 28
Hoofdstuk III. Het contractuele spoor: de overeenkomst met het bestuur ................................................. 29
Afdeling 1. Tweewegenleer ...................................................................................................................... 29
§1. Principiële keuzevrijheid van het bestuur om te contracteren ....................................................... 29
§2. Beperkingen op de contractvrijheid van het bestuur door de tweewegenleer .............................. 29
Afdeling 2. mogelijke indelingen van overheidscontracten ...................................................................... 29
Afdeling 3. Algemene beginselen van twee typische overheidscontracten: overheidsopdrachten en
concessie van werken of diensten ............................................................................................................ 30
§1. Overheidsopdrachten en concessies van werken of diensten: ....................................................... 30
§2. Bronnen........................................................................................................................................... 31
§3. Toepassingsgebied van de overheidsopdrachten- en concessiewetgeving .................................... 31
§4. Algemene beginselen inzake de gunning v aanbestedingensovereenkomsten .............................. 32
A. Beroep op de mededinging, gelijkheid en transparantiebeginsel ................................................ 32
B. Keuze van de gunningsprocedure ................................................................................................. 32
1. Bij overheidsopdrachten ....................................................................................................... 32
2. Bij concessieopdrachten ....................................................................................................... 33
C. Selectie van de kandidaten ........................................................................................................... 33
D. Vergelijking van de offertes of voorstellen ................................................................................... 33
E. Verbod van belangenvermenging ................................................................................................. 33
§5. Bijzonderheden op het vlak van de rechtsbescherming bij de gunning van
aanbestedingsovereenkomsten ............................................................................................................ 34
§6. Uitvoering van overheidsopdrachten en concessies....................................................................... 34
Hoofdstuk IV. Leer van de afsplitsbare rechtshandeling .............................................................................. 34
Deel III. Mensen en middelen van het bestuur ........................................................................... 35
Hoofdstuk I. Rechtsregime van het overheidspersoneel .............................................................................. 35
Afdeling 1. Recht van het ‘overheidspersoneel’ ....................................................................................... 35
Afdeling 2. Diversiteit in de rechtstoesand van het overheidspersoneel: statutaire versus contractuele
tewerkstelling ........................................................................................................................................... 36
§1. Statutaire benoeming is (in theorie) de regel, contractuele aanstelling (restrictief te interpreteren)
de uitzondering ..................................................................................................................................... 36
§2. Belang van het onderscheid tussen statutaire en contractuele aanstelling ................................... 37
§3. Afschaffing van het onderscheid tussen statutairen en contracten? ............................................. 38
Afdeling 3. Diversiteit van rechtspositieregeling ...................................................................................... 38
§1. Onderscheid naargelang het tewerkstellende bestuur ................................................................... 39
Afdeling 4. Krachtlijnen van de ambtenarenstatuten ............................................................................... 40
§1. Toelatings- en wervingsvoorwaarden ............................................................................................. 40
§2. Objevtieve wervingsprocedure ....................................................................................................... 40
§3. Stage/proeftijd ................................................................................................................................ 41
§4. Rechten en plichten, nevenactiviteiten en onverenigbaarheden ................................................... 41
§5. Evaluatie.......................................................................................................................................... 42
§6. Tuchtrecht ....................................................................................................................................... 42
2
, A. Begrip ............................................................................................................................................ 42
B. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 43
C. Tuchtfeiten .................................................................................................................................... 43
D. Tuchtstraffen en strafmaat ........................................................................................................... 43
E. Tuchtprocedure en rechten van verdediging ................................................................................ 43
F. Rechtsbescherming ....................................................................................................................... 44
G. Tuchtrecht vs. strafrecht .............................................................................................................. 44
H. Tuchtrecht vs ordemaatregelen ....................................................................................................... 44
§7. Ambtsbeëindiging ........................................................................................................................... 44
Afdeling 5. Syndicaal statuut..................................................................................................................... 45
Hoofdstuk II. Rechtsregime van de goederen in het bestuursrecht ............................................................. 45
Afdeling 1. Rechtsregime van de goederen van het bestuur: het domeingoederenrecht of het recht van
de publieke goederen ............................................................................................................................... 45
§1. Personeel toepassingsgebied van het domeingoederenrecht ........................................................ 45
§2. Onderscheid tussen de goederen van het openbaar en het privaat domein ................................. 46
§3. Affectatie en desaffectatie .............................................................................................................. 46
§4. Statuut van de goederen van het openbaar domein ...................................................................... 46
A. Principe ......................................................................................................................................... 46
B. Temperingen van het uitzonderingsregime voor het openbaar domein ...................................... 47
§5. Statuut van de goederen van het privaat domein .......................................................................... 48
§6. Gebruik van de goederen van het openbaar domein ..................................................................... 48
Afdeling 2. Instrumentarium van het bestuur t.a.v. goederen van particulieren ..................................... 49
§1. Algemeen mensenrechtelijk kader voor de interventie van de overheid in het (particulieren)
eigendomsrecht .................................................................................................................................... 49
§2. Onteigening ..................................................................................................................................... 50
§3. Opeising .......................................................................................................................................... 50
§4. Erfdienstbaarheid van algemeen nut .............................................................................................. 50
Deel IV. Bestuursorganisatie en het begrip bestuur .................................................................... 51
Hoofdstuk I. Bestuursorganisatie .................................................................................................................. 51
Algemeen begrippenkader................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Centralisatie, decentralisatie en bestuurlijke verzelfstandiging ........................................................... 51
Bestuurlijk toezicht op de gedecentraliseerde instellingen .................................................................. 53
A. Begrip ............................................................................................................................................ 53
B. Het bestuurlijk toezicht van toepassing op gemeenten en ocmw’s als ‘model’ ........................... 54
1. Bestuurlijk toezicht – door wie? de toezichthoudende overheid ............................................. 54
2. Soorten bestuurlijk toezicht ...................................................................................................... 54
Hoofdstuk II. Het begrip bestuur .................................................................................................................. 55
Soorten van bestuur...................................................................................................................... 55
Afdeling 1. Het federale begrip ‘administratieve overheid’ en zijn vlaamse tegenhangers ..................... 55
§1. Het federale begrip administratieve overheid en zijn vlaamse tegenhangers................................ 55
§2. De vlaamse bestuursbegrippen....................................................................................................... 58
Afdeling 2. Het begrip bestuur in organieke en in functionele zin............................................................ 58
Gastcollege gemeentelijke organisatie en werking ..................................................................... 58
1. Wie zijn de lokale besturen? ..................................................................................................................... 58
2. Wat doen de lokale besturen? .................................................................................................................. 59
2.1. De gemeente...................................................................................................................................... 59
Taken van gemeentelijk belang: ................................................................................................... 59
Taken die aan de gemeente zijn toevertrouwd: ........................................................................... 59
3
Gedoceerd door professor Todts
2025-2026
,BESTUURSRECHT – SAMENVATTING
Bestuursrecht – Samenvatting............................................................................................ 0
Deel I. Bestuursrecht: begrip, indeling, kenmerken en bronnen ................................................... 7
Hoofdstuk I. Begrip bestuursrecht .................................................................................................................. 7
Afdeling 1. Formeel-juridische omschrijving vanuit organiek en functioneel oogpunt .............................. 7
Hoofdstuk II. Indeling van het bestuursrecht ................................................................................................. 8
Afdeling 1. Algemeen versus bijzonder bestuursrecht ............................................................................... 8
Hoofdstuk IV. Kenmerken van het bestuursrecht ........................................................................................... 8
Afdeling 1. Autonomie en eigenheid van het bestuursrecht ...................................................................... 8
§1. Bestuursrecht is een uitzonderingsrecht ......................................................................................... 8
§2 Nuancering op de uitzonderingspositie ............................................................................................. 8
Afdeling 2. Meergelaagdheid van het (belgische) bestuursrecht ............................................................... 9
Hoofdstuk V. Bronnen van het bestuursrecht ................................................................................................ 9
Afdeling 1. Metaprincipes of -waarden die (bronnen van) het bestuursrecht voeden = de ‘wortels’........ 9
Afdeling 2.Bronnen van het positief bestuursrecht/formele bronnen van het bestuursrecht ................. 11
Deel II. Besluitvormingsinstrumentarium ................................................................................... 15
Hoofdstuk I. Inleiding: publiek- en privaatrechtelijke actiemiddelen van de overheid ................................ 15
Hoofdstuk II. Het eenzijdige spoor: de eenzijdige bestuurlijke rechshandeling en de pseudowetgeving .... 15
Afdeling 1. De eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling ............................................................................ 15
§1. Begrip ‘eenzijdig bestuurlijke rechtshandeling’ .............................................................................. 15
A. Eenzijdig ........................................................................................................................................ 15
B. Bestuurlijk ..................................................................................................................................... 16
C. Rechtshandeling............................................................................................................................ 16
§2. Belang van het begrip eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling...................................................... 17
§3. Privileges waarmee de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling is bekleed ................................... 17
Kenmerken van de EBR: .................................................................................................................... 17
A. Verbindende kracht van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling ........................................... 18
B. Dwingende kracht van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling: het vermoeden van
wettigheid ......................................................................................................................................... 18
C. Uitvoerbare kracht van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling ............................................ 18
§4. Typologie van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen ......................................................... 18
A. Indeling naar inhoud ..................................................................................................................... 18
1. Reglementaire versus individuele eenzijdig bestuurlijke rechtshandelingen ....................... 18
2. Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen die rechten verlenen versus eenzijdige
bestuurlijke rechtshandelingen die geen rechten verlenen ..................................................... 19
3. Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen op grond van een gebonden bevoegdheid of
eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling op grond van een discretionaire bevoegdheid.......... 20
5. Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen genomen op basis van een imperiumbevoegdheid
(gezagshandelingen) versus andere eenzijdige bestuurshandelingen ...................................... 21
6. Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen met een bestraffende finaliteit versus eenzijdige
bestuurlijke rechtshandelingen met een probleemverhelpende finaliteit ............................... 22
§5. Bekendmaking en kennisgeving van EBR’s...................................................................................... 22
§6. Termijnregeling voor de eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen .............................................. 23
§7. Werking in de tijd van de eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen ............................................ 23
Afdeling 2. Een bijzondere eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling: de bestuurlijke sanctie .................. 24
§1. Inleiding........................................................................................................................................... 24
§2. Begrip en situering binnen het bestuurlijk handhavinginstrumentarium ....................................... 24
1
, §3. Bestuurlijke versus strafrechtelijke handhaving ............................................................................. 25
§4. Bestuurlijke sanctie als ‘straf’ in de zin van artikel 6 Evrm ............................................................. 26
§5. Revolutie naar een meer gewapend bestuursrecht? ...................................................................... 27
Afdeling 3. pseudowetgeving.................................................................................................................... 27
§1. Begrip .............................................................................................................................................. 27
§2. Soorten omzendbrieven.................................................................................................................. 27
A. Interpretatieve omzendbrieven .................................................................................................... 28
B. Indicatieve omzendbrieven (beleidsregels/richtlijnen) ................................................................ 28
C. Verordenende omzendbrieven ..................................................................................................... 28
Hoofdstuk III. Het contractuele spoor: de overeenkomst met het bestuur ................................................. 29
Afdeling 1. Tweewegenleer ...................................................................................................................... 29
§1. Principiële keuzevrijheid van het bestuur om te contracteren ....................................................... 29
§2. Beperkingen op de contractvrijheid van het bestuur door de tweewegenleer .............................. 29
Afdeling 2. mogelijke indelingen van overheidscontracten ...................................................................... 29
Afdeling 3. Algemene beginselen van twee typische overheidscontracten: overheidsopdrachten en
concessie van werken of diensten ............................................................................................................ 30
§1. Overheidsopdrachten en concessies van werken of diensten: ....................................................... 30
§2. Bronnen........................................................................................................................................... 31
§3. Toepassingsgebied van de overheidsopdrachten- en concessiewetgeving .................................... 31
§4. Algemene beginselen inzake de gunning v aanbestedingensovereenkomsten .............................. 32
A. Beroep op de mededinging, gelijkheid en transparantiebeginsel ................................................ 32
B. Keuze van de gunningsprocedure ................................................................................................. 32
1. Bij overheidsopdrachten ....................................................................................................... 32
2. Bij concessieopdrachten ....................................................................................................... 33
C. Selectie van de kandidaten ........................................................................................................... 33
D. Vergelijking van de offertes of voorstellen ................................................................................... 33
E. Verbod van belangenvermenging ................................................................................................. 33
§5. Bijzonderheden op het vlak van de rechtsbescherming bij de gunning van
aanbestedingsovereenkomsten ............................................................................................................ 34
§6. Uitvoering van overheidsopdrachten en concessies....................................................................... 34
Hoofdstuk IV. Leer van de afsplitsbare rechtshandeling .............................................................................. 34
Deel III. Mensen en middelen van het bestuur ........................................................................... 35
Hoofdstuk I. Rechtsregime van het overheidspersoneel .............................................................................. 35
Afdeling 1. Recht van het ‘overheidspersoneel’ ....................................................................................... 35
Afdeling 2. Diversiteit in de rechtstoesand van het overheidspersoneel: statutaire versus contractuele
tewerkstelling ........................................................................................................................................... 36
§1. Statutaire benoeming is (in theorie) de regel, contractuele aanstelling (restrictief te interpreteren)
de uitzondering ..................................................................................................................................... 36
§2. Belang van het onderscheid tussen statutaire en contractuele aanstelling ................................... 37
§3. Afschaffing van het onderscheid tussen statutairen en contracten? ............................................. 38
Afdeling 3. Diversiteit van rechtspositieregeling ...................................................................................... 38
§1. Onderscheid naargelang het tewerkstellende bestuur ................................................................... 39
Afdeling 4. Krachtlijnen van de ambtenarenstatuten ............................................................................... 40
§1. Toelatings- en wervingsvoorwaarden ............................................................................................. 40
§2. Objevtieve wervingsprocedure ....................................................................................................... 40
§3. Stage/proeftijd ................................................................................................................................ 41
§4. Rechten en plichten, nevenactiviteiten en onverenigbaarheden ................................................... 41
§5. Evaluatie.......................................................................................................................................... 42
§6. Tuchtrecht ....................................................................................................................................... 42
2
, A. Begrip ............................................................................................................................................ 42
B. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 43
C. Tuchtfeiten .................................................................................................................................... 43
D. Tuchtstraffen en strafmaat ........................................................................................................... 43
E. Tuchtprocedure en rechten van verdediging ................................................................................ 43
F. Rechtsbescherming ....................................................................................................................... 44
G. Tuchtrecht vs. strafrecht .............................................................................................................. 44
H. Tuchtrecht vs ordemaatregelen ....................................................................................................... 44
§7. Ambtsbeëindiging ........................................................................................................................... 44
Afdeling 5. Syndicaal statuut..................................................................................................................... 45
Hoofdstuk II. Rechtsregime van de goederen in het bestuursrecht ............................................................. 45
Afdeling 1. Rechtsregime van de goederen van het bestuur: het domeingoederenrecht of het recht van
de publieke goederen ............................................................................................................................... 45
§1. Personeel toepassingsgebied van het domeingoederenrecht ........................................................ 45
§2. Onderscheid tussen de goederen van het openbaar en het privaat domein ................................. 46
§3. Affectatie en desaffectatie .............................................................................................................. 46
§4. Statuut van de goederen van het openbaar domein ...................................................................... 46
A. Principe ......................................................................................................................................... 46
B. Temperingen van het uitzonderingsregime voor het openbaar domein ...................................... 47
§5. Statuut van de goederen van het privaat domein .......................................................................... 48
§6. Gebruik van de goederen van het openbaar domein ..................................................................... 48
Afdeling 2. Instrumentarium van het bestuur t.a.v. goederen van particulieren ..................................... 49
§1. Algemeen mensenrechtelijk kader voor de interventie van de overheid in het (particulieren)
eigendomsrecht .................................................................................................................................... 49
§2. Onteigening ..................................................................................................................................... 50
§3. Opeising .......................................................................................................................................... 50
§4. Erfdienstbaarheid van algemeen nut .............................................................................................. 50
Deel IV. Bestuursorganisatie en het begrip bestuur .................................................................... 51
Hoofdstuk I. Bestuursorganisatie .................................................................................................................. 51
Algemeen begrippenkader................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Centralisatie, decentralisatie en bestuurlijke verzelfstandiging ........................................................... 51
Bestuurlijk toezicht op de gedecentraliseerde instellingen .................................................................. 53
A. Begrip ............................................................................................................................................ 53
B. Het bestuurlijk toezicht van toepassing op gemeenten en ocmw’s als ‘model’ ........................... 54
1. Bestuurlijk toezicht – door wie? de toezichthoudende overheid ............................................. 54
2. Soorten bestuurlijk toezicht ...................................................................................................... 54
Hoofdstuk II. Het begrip bestuur .................................................................................................................. 55
Soorten van bestuur...................................................................................................................... 55
Afdeling 1. Het federale begrip ‘administratieve overheid’ en zijn vlaamse tegenhangers ..................... 55
§1. Het federale begrip administratieve overheid en zijn vlaamse tegenhangers................................ 55
§2. De vlaamse bestuursbegrippen....................................................................................................... 58
Afdeling 2. Het begrip bestuur in organieke en in functionele zin............................................................ 58
Gastcollege gemeentelijke organisatie en werking ..................................................................... 58
1. Wie zijn de lokale besturen? ..................................................................................................................... 58
2. Wat doen de lokale besturen? .................................................................................................................. 59
2.1. De gemeente...................................................................................................................................... 59
Taken van gemeentelijk belang: ................................................................................................... 59
Taken die aan de gemeente zijn toevertrouwd: ........................................................................... 59
3